In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023, beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarden van de onroerende zaak vastgesteld op € 410.000 voor 2019 en € 495.000 voor 2020, welke waarden door belanghebbende werden betwist. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 november 2023, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en zijn vader. De rechtbank constateert dat partijen ter zitting een compromis hebben bereikt over de WOZ-waarden, waarbij de waarden voor 2020 en 2021 zijn vastgesteld op respectievelijk € 365.000 en € 375.000. Tevens is besloten dat de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) dienovereenkomstig moeten worden verminderd.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase twee jaar bedraagt, en dat deze termijn met drie maanden is overschreden. De rechtbank kent belanghebbende een schadevergoeding toe van € 50 voor deze overschrijding. Ook is er een verzoek gedaan om een dwangsom, omdat de heffingsambtenaar niet tijdig op het bezwaar had beslist. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar een dwangsom van € 230 verschuldigd is voor de periode waarin hij in gebreke is gebleven.
De rechtbank concludeert dat de beroepen gegrond zijn, waardoor de WOZ-waarden en de OZB-aanslagen verlaagd moeten worden. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 1.674 bedragen, en moet ook het griffierecht van € 50 vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht op hoger beroep.