Op 21 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 2 januari 2024 tot 18 februari 2024, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de met het gezag belaste vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zorgen geuit over de geestestoestand van de moeder, die volgens hen een veilige opvoedomgeving voor de minderjarige niet kan bieden. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2023 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder heeft de aantijgingen van de Raad betwist en benadrukt dat de omgang met de minderjarige goed verloopt. De vader heeft aangegeven dat hij geen zichtbare veranderingen waarneemt in het contact met de minderjarige en hoopt dat de moeder hulp accepteert. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de minderjarige. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.