ECLI:NL:RBZWB:2023:9

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
02/147750-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door overschrijding maximumsnelheid en niet verlenen van voorrang

Op 6 april 2021 vond er een verkeersongeval plaats in Waalwijk waarbij de verdachte, bestuurder van een Audi A6, met een snelheid van 75 km/u een kruispunt opreed zonder voorrang te verlenen aan de van rechts komende Hyundai, bestuurd door [benadeelde 1]. Dit resulteerde in een aanrijding waarbij [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdediging voerde aan dat de snelheid van de verdachte niet betrouwbaar was vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de snelheidsmeting door de politie voldoende betrouwbaar was. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten en legde een taakstraf van 80 uur op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak vond plaats op 2 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/147750-21
vonnis van de meervoudige kamer van 2 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. A. Huseinovic, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 december 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] aan de orde gekomen. De benadeelde partijen zijn bijgestaan door hun raadsvrouw mr. M.A.W. Ketelaars, advocaat te Helmond.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [benadeelde 1] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen (feit 1). Ook wordt verdachte verweten dat hij door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is met een snelheid, die hoger lag dan de toegestane maximumsnelheid van
50 kilometer per uur (hierna: km/u), de gelijkwaardige kruising tussen de Havenweg en de Kleiweg opgereden. Hierbij heeft verdachte geen voorrang verleend aan de van rechts komende Hyundai waardoor een verkeersongeval is ontstaan. In deze auto zat als bestuurster [benadeelde 1] , die als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De mate van schuld kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. Er kan tot een bewezenverklaring worden gekomen voor feit 1. Voorts kan er ook een bewezenverklaring volgen voor feit 2. Verdachte heeft met zijn rijgedrag gevaar en hinder op de weg veroorzaakt met als gevolg dat [benadeelde 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Verdachte heeft verklaard dat hij niet harder heeft gereden dan 50 km/u en dat [benadeelde 1] juist degene was die met een te hoge snelheid kwam aanrijden. De methode waarmee de gereden snelheid door verdachte is berekend, kan niet als betrouwbaar worden aangemerkt. Uit het politieonderzoek blijkt dat bij de berekening van de indicatieve snelheid de betrouwbaarheid daarvan onbekend is en afhangt van beeldmateriaal. Aanvullend onderzoek naar de snelheid ontbreekt, waardoor niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met een hogere snelheid heeft gereden dan de toegestane snelheid. Vaststaat dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan de voor hem van rechts komende auto. Dit is echter enkel een kort moment van onoplettendheid geweest, waardoor geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het letsel van [benadeelde 1] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte reed op
6 april 2021 omstreeks 17:40 uur als bestuurder van een personenauto, Audi A6 met [kenteken 1] , over de Havenweg in Waalwijk. [benadeelde 1] reed als bestuurster van een personenauto, Hyundai met [kenteken 2] , over de Kleiweg in Waalwijk. Naast [benadeelde 1] zat [benadeelde 2] , haar zoon, als bijrijder. Verdachte en [benadeelde 1] naderden beiden het gelijkwaardige kruispunt tussen de Havenweg en de Kleiweg. De voorrangsregeling werd niet geregeld met borden/lichten of tekens op de weg, hetgeen betekent dat van rechts komend verkeer voorrang had. Boven de kruising hing een breed verkeersbord dat aangaf dat sprake was van een gevaarlijk kruispunt. Ter plaatse gold een maximumsnelheid van 50 km/u. [benadeelde 1] kwam voor verdachte van rechts en verdachte kwam dus voor [benadeelde 1] van links. Tussen de voertuigen van verdachte en [benadeelde 1] heeft op het kruispunt een aanrijding plaatsgevonden. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben door het verkeersongeval letsel opgelopen.
Juridisch kader artikel 6 WVW (feit 1)
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW heeft aan het verkeersongeval. Hiervoor is vereist dat verdachte zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Binnen dit kader moet het gedrag van verdachte worden afgemeten aan dat van een automobilist in het algemeen en wat gemiddeld genomen daarvan mag worden verwacht. Daar komt bij dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld zoals hiervoor genoemd.
Snelheid
Om te kunnen beoordelen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, dient de rechtbank in deze zaak eerst de vraag te beantwoorden met welke snelheid verdachte heeft gereden. Aan de hand van beschikbare camerabeelden is berekend met welke snelheden beide voertuigen reden ten tijde van het ongeval. De berekeningsmethode die hiervoor door de politie is gebruikt, is gebaseerd op een methodiek die door het Nederlands Forensisch Instituut is ontwikkeld. De politie heeft zich bij het onderzoek gehouden aan de voorwaarden die worden gesteld aan de toepassing van die methode. De rechtbank gaat gelet op het voorgaande uit van de betrouwbaarheid van die snelheidsberekening.
Daar komt bij dat bekend is dat de uitkomst van de berekening geen exacte snelheidsbepaling inhoudt, maar een indicatieve. Met deze beperking wordt door de rechtbank rekening gehouden.
Uit het hierboven beschreven onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte als bestuurder van de Audi, voorafgaand aan de aanrijding met een indicatieve gemiddelde snelheid van 75 km/u heeft gereden. Hoewel indicatief, stelt de rechtbank aan de hand van deze uitkomst wel vast dat verdachte in ieder geval harder heeft gereden dan de toegestane maximum-snelheid van 50 km/u. Berekend is dat [benadeelde 1] als bestuurster van de Hyundai voorafgaand aan de botsing met verdachte een indicatieve gemiddelde snelheid van 35 km/u heeft gereden, waaruit kan worden opgemaakt dat zij zich dus wel heeft gehouden aan de toegestane maximumsnelheid. Dit komt overeen met de door haar afgelegde verklaring dat zij niet harder heeft gereden dan 50 km/u. Voorts worden de resultaten van voornoemd onderzoek ondersteund door de camerabeelden in het dossier waarop te zien is dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid dan [benadeelde 1] kwam aanrijden richting het kruispunt waarna er een botsing heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte harder heeft gereden dat de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u.
Vergewissen dat de weg vrij was en verlenen van voorrang
Toen verdachte het kruispunt benaderde wist verdachte dat dit een gevaarlijk kruispunt was, aangezien hij hier goed bekend was. Het gevaar was tevens aangegeven met een bord “gevaarlijk kruispunt”. Verdachte is zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was, het kruispunt opgereden. Hij heeft niet goed opgelet en heeft er voor gekozen om door te rijden in plaats van af te remmen. De snelheid die verdachte daarbij heeft aangehouden, lag ruim boven de maximale snelheid die daar ter plaatse gold en was niet aangepast aan de gevaarlijke kruising. Hierbij heeft verdachte geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende Hyundai. Dit had verdachte gelet op de geldende verkeersregels ter plaatse wel moeten doen.
Letsel
Door het verkeersongeval heeft [benadeelde 1] letsel opgelopen. De rechtbank zal moeten toetsen of dit letsel in juridische zin als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak moet aan meerdere eisen zijn voldaan om tot deze kwalificatie te komen. Zo moet onder meer gekeken worden naar de aard van het letsel, de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en naar de mogelijkheid tot uitzicht op volledig herstel. De rechtbank kan zich in deze zaak slechts baseren op medische informatie die in het dossier zit. Volgens de geneeskundige verklaring heeft [benadeelde 1] een geringe breuk in een van de halswervels opgelopen waarbij de geschatte genezingsduur 6 weken betreft. Informatie over de noodzaak tot medisch ingrijpen, het medische vervolg en de mogelijkheid tot uitzicht op volledig herstel ontbreekt. Dit alles doet uiteraard niet af aan de last, de pijn en de ongemakken die [benadeelde 1] van het letsel heeft ondervonden. Het letsel kan echter op basis van de bewijsmiddelen in het dossier juridisch niet als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. Wel kan worden bewezen dat het gaat om letsel waaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Schuld
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere verkeers-overtredingen. Verdachte is met een hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was, het kruispunt tussen de Havenweg en Kleiweg opgereden en heeft hierbij geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende Hyundai, hetgeen hij gelet op de geldende verkeersregels wel had moeten doen. Verdachte is hierdoor in botsing gekomen met [benadeelde 1] , de bestuurster van de Hyundai. Verdachte heeft met zijn rijgedrag veel risico genomen en de rechtbank kwalificeert dit rijgedrag dan ook als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Hiermee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Medeschuld [benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat er op geen enkele manier sprake is geweest van medeschuld aan de zijde van [benadeelde 1] . Gebleken is dat zij niet harder heeft gereden dan de toegestane maximumsnelheid en dat verdachte voor haar van links kwam. Zij heeft zich aan alle verkeersregels gehouden. [benadeelde 1] had er op mogen vertrouwen dat verdachte zijn snelheid zou verminderen en haar voorrang zou verlenen.
Gevaar en hinder op de weg veroorzaken
Nu de rechtbank komt tot een veroordeling voor de overtreding van artikel 6 WVW ten aanzien van [benadeelde 1] , zal zij de onder feit 2 tenlastegelegde verdenking van artikel 5 WVW alleen ten aanzien van [benadeelde 2] beoordelen. De rechtbank heeft de gedragingen van verdachte reeds vastgesteld. Die gedragingen hebben geleid tot een verkeersongeval waarbij ook [benadeelde 2] letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte gevaar hebben veroorzaakt op de weg in de zin van artikel 5 WVW.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor feit 1 en feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1op 6 april 2021 te Waalwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Havenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, te rijden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijk toegestane maximumsnelheid van 50 km/u, en te rijden zonder zich er voldoende te van vergewissen dat de weg voor hem, verdachte, vrij was en zou blijven, en gekomen bij de kruising van die Havenweg met de Kleiweg alwaar verdachte voorrang moest verlenen aan verkeer van rechts, geen voorrang te verlenen aan een voor hem, verdachte, van rechts komende personenauto en niet zijn motorrijtuig te stoppen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en de weg vrij was, waardoor een ander genaamd [benadeelde 1] lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2op 6 april 2021 te Waalwijk als bestuurder van een voertuig, personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Havenweg, heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijk toegestane maximumsnelheid van 50 km/u, en heeft gereden zonder zich er voldoende te van vergewissen dat de weg voor hem, verdachte, vrij was en zou blijven, en gekomen bij de kruising van die Havenweg met de Kleiweg alwaar verdachte voorrang moest verlenen aan verkeer van rechts, geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van rechts komende personenauto en niet zijn motorrijtuig heeft gestopt binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en de weg vrij was, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte een taakstraf op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Verdachte heeft een baan en gaat met de auto naar zijn werk. Het is voor hem belangrijk dat hij zijn rijbewijs behoudt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 6 april 2021 als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden en heeft hierdoor een ernstige aanrijding veroorzaakt. Hij is met een hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en zonder zijn snelheid aan het gevaar aan te passen een gevaarlijk kruispunt opgereden en heeft hierbij geen voorrang verleend aan de voor verdachte van rechts komende personenauto. In die personenauto zat als bestuurster [benadeelde 1] . Zij heeft als gevolg van de aanrijding lichamelijk letsel opgelopen en ook haar zoon, de bijrijder, is door dit ongeval gewond geraakt.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich op deze wijze als weggebruiker heeft gedragen. Verdachte had andere keuzes moeten maken en is veel te lichtzinnig omgegaan met de geldende verkeersregels. Hiermee heeft hij de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht, hetgeen zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Beide slachtoffers ervaren nog steeds de gevolgen van het verkeersongeluk, zowel fysiek als mentaal. In de schriftelijke slachtofferverklaringen staat beschreven hoe hun levens na het ongeluk zijn veranderd en hoe de pijn, de lichamelijke ongemakken en de angsten hun dagelijkse bezigheden nog steeds beïnvloeden. De rechtbank begrijpt niet dat verdachte na het ongeval op geen enkele manier heeft geprobeerd contact te zoeken met de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte het zowel bij de politie als ter zitting doen voorkomen alsof het verkeersongeval (mede) is veroorzaakt door de schuld van [benadeelde 1] . Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, heeft zij op geen enkele wijze medeschuld aan het verkeers-ongeval. Dat verdachte de schuld deels probeert af te schuiven, geeft blijk van een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en dit weegt de rechtbank mee bij de oplegging van de straf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt genomen. Bij een aanmerkelijke mate van schuld met lichamelijk letsel waaruit tijdelijke verhindering van de normale bezigheden is ontstaan als gevolg, hoort een oriëntatiepunt van 1000 euro geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden. Ter zitting is duidelijk geworden dat verdachte het rijbewijs hard nodig heeft omdat hij met de auto naar zijn werk gaat. De rechtbank zal verdachte hierin, mede gelet op het feit dat verdachte een first-offender is, tegemoet komen en de ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden in zijn geheel voorwaardelijk opleggen en hier een proeftijd van 2 jaar aan verbinden. Dit dient voor verdachte als stok achter de deur om zich in de toekomst te houden aan de verkeersregels en de verkeersveiligheid in acht te nemen. Een geldboete acht de rechtbank niet passend gelet op de ernst van de verkeersovertredingen en de gevolgen die het ongeluk voor de slachtoffers heeft gehad. De rechtbank acht naast de voorwaardelijke ontzegging een taakstraf van 80 uur passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen. De rechtbank neemt bij dit laatste in aanmerking dat feit 1 en feit 2 in eendaadse samenloop zijn gepleegd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 62.118,80.
Dit bedrag bestaat uit € 22.11,80 aan materiële schade en € 50.000,00 aan immateriële schade. Door de verzekering is reeds € 10.000,00 vergoed.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 25.008,40. Dit bedrag bestaat uit € 17.902,40 aan materiële schade en € 12.109,00 aan immateriële schade. Door de verzekering is reeds € 5.000,00 vergoed.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de hierboven genoemde benadeelde partijen en dat hij in zoverre verplicht is de rechtstreeks ontstane schade van de benadeelde partijen te vergoeden.
Zoals reeds in dit vonnis is overwogen, heeft verdachte ernstige verkeersovertredingen begaan met als gevolg een verkeersongeval waarbij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] letsel hebben opgelopen. Verdachte is in beginsel aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partijen als gevolg daarvan hebben geleden. Verschillende opgevoerde schadeposten vereisen echter een nadere onderbouwing en hierover zal tussen partijen nader debat moeten kunnen worden gevoerd. Daarnaast is duidelijk geworden dat een deel van de geleden schade reeds is vergoed door de verzekeringsmaatschappij van verdachte. Uit de vorderingen en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden welke schadeposten wel of niet reeds door de verzekering zijn vergoed. Voor de beoordeling van de vorderingen is kortom nader onderzoek nodig, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht in eendaadse samenloop gepleegd met een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 januari 2023.
mr. Martens, mr. Mullers en mr. De Haas zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.