4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte reed op
6 april 2021 omstreeks 17:40 uur als bestuurder van een personenauto, Audi A6 met [kenteken 1] , over de Havenweg in Waalwijk. [benadeelde 1] reed als bestuurster van een personenauto, Hyundai met [kenteken 2] , over de Kleiweg in Waalwijk. Naast [benadeelde 1] zat [benadeelde 2] , haar zoon, als bijrijder. Verdachte en [benadeelde 1] naderden beiden het gelijkwaardige kruispunt tussen de Havenweg en de Kleiweg. De voorrangsregeling werd niet geregeld met borden/lichten of tekens op de weg, hetgeen betekent dat van rechts komend verkeer voorrang had. Boven de kruising hing een breed verkeersbord dat aangaf dat sprake was van een gevaarlijk kruispunt. Ter plaatse gold een maximumsnelheid van 50 km/u. [benadeelde 1] kwam voor verdachte van rechts en verdachte kwam dus voor [benadeelde 1] van links. Tussen de voertuigen van verdachte en [benadeelde 1] heeft op het kruispunt een aanrijding plaatsgevonden. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben door het verkeersongeval letsel opgelopen.
Juridisch kader artikel 6 WVW (feit 1)
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW heeft aan het verkeersongeval. Hiervoor is vereist dat verdachte zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Binnen dit kader moet het gedrag van verdachte worden afgemeten aan dat van een automobilist in het algemeen en wat gemiddeld genomen daarvan mag worden verwacht. Daar komt bij dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld zoals hiervoor genoemd.
Snelheid
Om te kunnen beoordelen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, dient de rechtbank in deze zaak eerst de vraag te beantwoorden met welke snelheid verdachte heeft gereden. Aan de hand van beschikbare camerabeelden is berekend met welke snelheden beide voertuigen reden ten tijde van het ongeval. De berekeningsmethode die hiervoor door de politie is gebruikt, is gebaseerd op een methodiek die door het Nederlands Forensisch Instituut is ontwikkeld. De politie heeft zich bij het onderzoek gehouden aan de voorwaarden die worden gesteld aan de toepassing van die methode. De rechtbank gaat gelet op het voorgaande uit van de betrouwbaarheid van die snelheidsberekening.
Daar komt bij dat bekend is dat de uitkomst van de berekening geen exacte snelheidsbepaling inhoudt, maar een indicatieve. Met deze beperking wordt door de rechtbank rekening gehouden.
Uit het hierboven beschreven onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte als bestuurder van de Audi, voorafgaand aan de aanrijding met een indicatieve gemiddelde snelheid van 75 km/u heeft gereden. Hoewel indicatief, stelt de rechtbank aan de hand van deze uitkomst wel vast dat verdachte in ieder geval harder heeft gereden dan de toegestane maximum-snelheid van 50 km/u. Berekend is dat [benadeelde 1] als bestuurster van de Hyundai voorafgaand aan de botsing met verdachte een indicatieve gemiddelde snelheid van 35 km/u heeft gereden, waaruit kan worden opgemaakt dat zij zich dus wel heeft gehouden aan de toegestane maximumsnelheid. Dit komt overeen met de door haar afgelegde verklaring dat zij niet harder heeft gereden dan 50 km/u. Voorts worden de resultaten van voornoemd onderzoek ondersteund door de camerabeelden in het dossier waarop te zien is dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid dan [benadeelde 1] kwam aanrijden richting het kruispunt waarna er een botsing heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte harder heeft gereden dat de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u.
Vergewissen dat de weg vrij was en verlenen van voorrang
Toen verdachte het kruispunt benaderde wist verdachte dat dit een gevaarlijk kruispunt was, aangezien hij hier goed bekend was. Het gevaar was tevens aangegeven met een bord “gevaarlijk kruispunt”. Verdachte is zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was, het kruispunt opgereden. Hij heeft niet goed opgelet en heeft er voor gekozen om door te rijden in plaats van af te remmen. De snelheid die verdachte daarbij heeft aangehouden, lag ruim boven de maximale snelheid die daar ter plaatse gold en was niet aangepast aan de gevaarlijke kruising. Hierbij heeft verdachte geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende Hyundai. Dit had verdachte gelet op de geldende verkeersregels ter plaatse wel moeten doen.
Letsel
Door het verkeersongeval heeft [benadeelde 1] letsel opgelopen. De rechtbank zal moeten toetsen of dit letsel in juridische zin als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak moet aan meerdere eisen zijn voldaan om tot deze kwalificatie te komen. Zo moet onder meer gekeken worden naar de aard van het letsel, de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en naar de mogelijkheid tot uitzicht op volledig herstel. De rechtbank kan zich in deze zaak slechts baseren op medische informatie die in het dossier zit. Volgens de geneeskundige verklaring heeft [benadeelde 1] een geringe breuk in een van de halswervels opgelopen waarbij de geschatte genezingsduur 6 weken betreft. Informatie over de noodzaak tot medisch ingrijpen, het medische vervolg en de mogelijkheid tot uitzicht op volledig herstel ontbreekt. Dit alles doet uiteraard niet af aan de last, de pijn en de ongemakken die [benadeelde 1] van het letsel heeft ondervonden. Het letsel kan echter op basis van de bewijsmiddelen in het dossier juridisch niet als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. Wel kan worden bewezen dat het gaat om letsel waaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Schuld
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere verkeers-overtredingen. Verdachte is met een hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg voor hem vrij was, het kruispunt tussen de Havenweg en Kleiweg opgereden en heeft hierbij geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende Hyundai, hetgeen hij gelet op de geldende verkeersregels wel had moeten doen. Verdachte is hierdoor in botsing gekomen met [benadeelde 1] , de bestuurster van de Hyundai. Verdachte heeft met zijn rijgedrag veel risico genomen en de rechtbank kwalificeert dit rijgedrag dan ook als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Hiermee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Medeschuld [benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat er op geen enkele manier sprake is geweest van medeschuld aan de zijde van [benadeelde 1] . Gebleken is dat zij niet harder heeft gereden dan de toegestane maximumsnelheid en dat verdachte voor haar van links kwam. Zij heeft zich aan alle verkeersregels gehouden. [benadeelde 1] had er op mogen vertrouwen dat verdachte zijn snelheid zou verminderen en haar voorrang zou verlenen.
Gevaar en hinder op de weg veroorzaken
Nu de rechtbank komt tot een veroordeling voor de overtreding van artikel 6 WVW ten aanzien van [benadeelde 1] , zal zij de onder feit 2 tenlastegelegde verdenking van artikel 5 WVW alleen ten aanzien van [benadeelde 2] beoordelen. De rechtbank heeft de gedragingen van verdachte reeds vastgesteld. Die gedragingen hebben geleid tot een verkeersongeval waarbij ook [benadeelde 2] letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte gevaar hebben veroorzaakt op de weg in de zin van artikel 5 WVW.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor feit 1 en feit 2.