ECLI:NL:RBZWB:2023:9003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10743182 \ VV EXPL 23-90 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 13 december 2023 een vonnis in kort geding uitgesproken. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. Kools, vorderde ontruiming van een pand wegens huurachterstand. De gedaagden, bestaande uit [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2], betwistten echter dat zij huurders zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2023 werd duidelijk dat er onduidelijkheid bestond over de huurovereenkomst en de status van de gedaagden als huurders. De kantonrechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat de gedaagden huurders zijn, en wees de vorderingen van de eiser af. De eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, vastgesteld op € 50,-. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke huurovereenkomsten en de noodzaak voor eisers om hun vorderingen goed te onderbouwen in kort geding procedures.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10743182 \ VV EXPL 23-90
Vonnis in kort geding van 13 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna ook te noemen: ‘ [eiser] ’,
gemachtigde: mr. T.M. Kools,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [gemeente] ,
gedaagde partijen,
hierna ook te noemen: ‘ [gedaagde 1] B.V.’ en ‘ [gedaagde 2] ’,
verschenen bij de heer [gedaagde 2] en zijn [vader] , mede-eigenaar van [gedaagde 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de mondelinge behandeling van 16 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De zaak is vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een regeling te treffen.
1.3.
[eiser] heeft de kantonrechter op 29 november 2023 bericht dat partijen geen regeling hebben bereikt en verzocht om vonnis te wijzen. Hierna is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[eiser] vordert - samengevat - ontruiming van het pand aan [adres] te [plaats] , op straffe van een dwangsom, en betaling van de huur(achterstand), buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.2.
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
2.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde 1] B.V., althans [gedaagde 2] , huurders zijn. In dit kort geding is echter niet vast komen te staan dat deze stelling juist is.
2.4.
Ter zitting hebben gedaagden betwist dat zij nu als huurders hebben te gelden. Ter zitting is ook verschenen de heer [naam 1] , werknemer van [bedrijf] B.V. Hij heeft opgemerkt dat [bedrijf] B.V. sinds november 2022 het gehuurde in gebruik heeft en de huurpenningen contant heeft betaald en dus als huurder is aan te merken. Gedaagden hebben opgemerkt dat dit ook steeds de bedoeling is geweest. Zij hebben de inventaris van de vorige verhuurder overgenomen en de winkel doorverkocht aan [bedrijf] B.V. De als productie 5 overgelegde koopovereenkomst tussen [naam 2] en [gedaagde 1] B.V. waarin is te lezen dat [gedaagde 1] B.V. ook de huurovereenkomst overneemt, sluit niet uit dat kort daarop [gedaagde 1] B.V. op haar beurt de winkel heeft doorverkocht aan [bedrijf] B.V. Dit stuk geeft dus geen uitsluiting over wie als huurder heeft te gelden. Ook het feit dat [eiser] contant de huur heeft ontvangen van een persoon met de [naam 3] is niet doorslaggevend. Ter zitting hebben zowel [eiser] als de beide heren [familienaam] erkend elkaar niet eerder te hebben ontmoet zodat onduidelijk is met wie [eiser] de afspraak over de contante betaling heeft gemaakt.
2.5.
Ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat zij niet heeft ingestemd met [bedrijf] B.V. als opvolgend huurder en dat voor zover [bedrijf] B.V. feitelijk het pand in gebruik heeft, zij daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Wat daar verder ook van zij, dit maakt gelet op het voorgaande niet dat daarmee in dit kort geding is komen vast te staan dat gedaagden huurders zijn. Daarom moet de vordering tot ontruiming en betaling van achterstallige huur worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen dat lot.
2.6.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] worden tot dit vonnis vastgesteld op € 50,- aan reis-, verblijf- en verletkosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] , vastgesteld op
€ 50,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.