Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de gecertificeerde instelling (GI) te machtigen om [minderjarige] uit huis te plaatsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de grootouders van [minderjarige] niet als belanghebbenden of informanten kunnen worden aangemerkt, omdat zij geen relevante informatie meer kunnen verstrekken en [minderjarige] niet meer bij hen woont. De rechtbank heeft overwogen dat de situatie van [minderjarige] zorgwekkend is, met tekenen van coercive control door de grootouders, wat heeft geleid tot een ongelijke machtsdynamiek en een afwijzing van contact met zijn moeder. De rechtbank heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is dat [minderjarige] loskomt van zijn grootouders om weer contact met zijn moeder te kunnen krijgen. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 20 september 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige], die momenteel op een crisisplaats verblijft en waar hij zich langzaam beter begint te voelen. De rechtbank hoopt dat er snel een geschikte plek voor hem gevonden kan worden, waar hij de nodige behandeling kan krijgen.