ECLI:NL:RBZWB:2023:9018
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelden, gegrondverklaring op basis van bijzondere omstandigheden en aard van het misdrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1975, had op 12 juni 2023 een bezwaarschrift ingediend, dat op 6 oktober 2023 in besloten raadkamer werd behandeld. De rechtbank hoorde de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. H.J. Oosterhagen, en de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord. De veroordeelde zelf was niet verschenen, ondanks een goede oproep.
Het bezwaar richtte zich tegen de afname van DNA, waarbij de veroordeelde aanvoerde dat zij ten tijde van het misdrijf 45 jaar oud was en nooit eerder met politie of justitie in aanraking was gekomen. Het misdrijf betrof het onttrekken van een minderjarige aan het wettelijk gezag, waarbij de veroordeelde stelde dat DNA-onderzoek niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van toekomstige strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde met zich meebrachten.
De rechtbank concludeerde dat het bevel tot DNA-afname aan de wettelijke eisen voldeed, maar dat er een uitzondering van toepassing was op basis van artikel 2 van de Wet DNA. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal te vernietigen. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en werd uitgesproken op 20 oktober 2023.