ECLI:NL:RBZWB:2023:9045

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10469902 CV EXPL 23-977 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en beoordeling van oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze civiele zaak heeft de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft de niet-betaling van facturen door [gedaagde] aan [eiser] voor juridische bijstand. [eiser] heeft [gedaagde] op 25 mei 2021 ingeschakeld voor juridische ondersteuning, maar de facturen van 12 oktober, 3 november en 6 december 2021, ter hoogte van € 1.973,92, zijn door [gedaagde] niet voldaan. Na een sommatie door [eiser] op 12 juli 2022, waarin ook buitengerechtelijke incassokosten werden aangekondigd, heeft [gedaagde] aangegeven dat hij pas tot betaling overgaat na een tegemoetkoming.

De Kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht tussen partijen bestaat en dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming daarvan door de facturen onbetaald te laten. De rechter heeft geoordeeld dat [eiser] recht heeft op betaling van de facturen, maar heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Dit omdat het beding in de algemene voorwaarden van [eiser] over deze kosten als oneerlijk werd beoordeeld, aangezien het percentage dat in de voorwaarden was opgenomen hoger was dan de maximaal toegestane vergoeding volgens de wet.

De Kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.802,64, inclusief rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 870,32. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10469902 \ CV EXPL 23-977
Vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van
[eiser] B.V., H.O.D.N. [advocatenkantoor],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. [eiser] ,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juli 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 6 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 25 mei 2021 heeft [gedaagde] [eiser] ingeschakeld voor juridische bijstand.
2.2
Op 12 oktober, 3 november en 6 december 2021 zijn facturen aan [gedaagde] verzonden met een totaalbedrag van € 1.973,92. Deze facturen zijn door [gedaagde] niet voldaan.
2.3
[eiser] heeft [gedaagde] op 12 juli 2022 gesommeerd om het bedrag van € 1.973,92 te voldoen onder aankondiging van buitengerechtelijke incassokosten van € 296,09 en de contractuele rente vanaf de datum dat [gedaagde] met betaling in verzuim was.
2.4
Op 27 oktober 2022 heeft [gedaagde] per e-mail richting [eiser] aangegeven dat hij een tegemoetkoming verwacht voordat hij tot betaling van een redelijk bedrag over zal gaan.

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
I. de factuurbedragen van € 1.681,49;
II. buitengerechtelijke incassokosten van € 176,05;
III. de contractuele rente van 5% op jaarbasis;
IV. de proceskosten.
3.2
[eiser] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Tussen partijen is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. Tussen 25 mei 2021 en 27 december 2021 is juridische bijstand verleend. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door drie facturen onbetaald te laten. [eiser] heeft recht op betaling van de facturen. Daarnaast is [gedaagde] op grond van de algemene voorwaarden 5% per jaar aan vertragingsrente en 10% van de hoofdsom wegens buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3
[gedaagde] betwist de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] voert aan dat er geen schot in de zaak zat en dat de bemoeienissen niets opleverden, ondanks de door [eiser] geschetste mogelijkheden zoals een verhuisvergoeding en een schadevergoeding voor gedane investeringen. Na ontvangst van de drie facturen heeft [gedaagde] gevraagd om opheldering omdat hem niet duidelijk was welke werkzaamheden er door [eiser] verricht waren. [eiser] reageerde daar niet op en zou pas met de zaak verder gaan als de facturen betaald werden. [gedaagde] heeft de beslissing genomen om uit de woning te vertrekken, omdat de situatie niet goed was voor zijn gezondheid. De opdracht is toen geëindigd. [gedaagde] betwist een vergoeding schuldig te zijn.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen staat vast dat zij een overeenkomst van opdracht hebben gesloten op grond waarvan [eiser] [gedaagde] zou bijstaan in het geschil met zijn verhuurster. Op grond van die overeenkomst moet [gedaagde] het overeengekomen tarief voor de door [eiser] verrichte werkzaamheden betalen.
4.2
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] de facturen van 12 oktober, 3 november en 6 december 2021 aan [eiser] moet betalen.
4.3
[gedaagde] voert aan dat het hem niet duidelijk was of en zo ja, welke werkzaamheden door [eiser] zijn verricht. De stelplicht voor de hoogte en grondslag van haar vordering rust op [eiser] . Daarbij geldt in zijn algemeenheid dat de opgevoerde en in rekening gebrachte werkzaamheden voldoende aantoonbaar moeten zijn verricht en dat zij nuttig, nodig en doelmatig moeten zijn.
4.4
[eiser] heeft de door haar verrichte werkzaamheden deugdelijk gespecificeerd. De facturen van [eiser] zijn telkens voorzien van een specificatie. Uit deze specificaties blijkt onder meer dat er in de periode waar de facturen op zien overleggen hebben plaatsgevonden tussen [eiser] en [gedaagde] . Dat het voor [gedaagde] niet duidelijk was of er werkzaamheden zijn verricht komt dan ook niet aannemelijk voor. Niet is verder gebleken dat [gedaagde] op concrete punten om verdere uitleg heeft verzocht. De betwisting van [gedaagde] en zijn verzoek om duidelijkheid zijn erg algemeen geformuleerd en volgen bovendien pas een jaar na ontvangst van de eerste onbetaald gelaten factuur. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om concreter duidelijk te maken welke werkzaamheden, genoemd in de specificaties, volgens hem niet waren verricht. Dat de juridische werkzaamheden niet hebben geleid tot het door [gedaagde] gehoopte resultaat, betekent niet dat [eiser] de gespecifieerde werkzaamheden niet (deugdelijk) heeft verricht. [gedaagde] heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser] de in rekening gebrachte werkzaamheden heeft verricht. Daardoor staat vast dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. [gedaagde] is hiervoor dan ook een vergoeding verschuldigd. Dit betekent dat [gedaagde] de facturen moet betalen en de vordering wordt toegewezen.
4.5
[eiser] vordert een bedrag van € 121,15 aan verschenen contractuele rente vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 12 april 2023. Daarnaast vordert [eiser] de contractuele rente over het bedrag van € 1.681,49 vanaf 13 april 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Deze rente zal als onweersproken worden toegewezen.
4.6
[eiser] vordert daarnaast – op grond van haar algemene voorwaarden – een vergoeding aan buitengerechtelijke incassokosten van tien procent van de hoofdsom. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is. Daarom moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn, in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13). Een consument moet er namelijk op kunnen vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen. In het geval dat in de algemene voorwaarden is vastgelegd dat de in rekening te brengen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten hoger is dan de maximaal toegestane vergoeding volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, kan de kantonrechter niet anders dan oordelen dat sprake is van een beding waardoor de consument aanzienlijk wordt benadeeld. In dit geval is het gevorderde bedrag weliswaar niet hoger dan de maximaal toegestane vergoeding, maar is het percentage dat in de algemene voorwaarden is opgenomen wél hoger dan de maximaal toegestane percentages. Dit maakt dat het beding voor de consument nadelig kan uitpakken en daardoor oneerlijk is. De kantonrechter laat het beding waarop [eiser] de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten baseert, daarom buiten toepassing. De gevorderde vergoeding aan buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
4.7
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom de proceskosten – waaronder de nakosten – moeten betalen, met dien verstande dat als vergoeding van kosten voor een uittreksel uit de Basisregistratie Personen niet meer wordt toegekend dan het in dit geval redelijke en gebruikelijke forfaitaire bedrag van € 0,59 (exclusief btw). Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
870,32
4.8
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden begroot op € 99,50.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.802,64 (aan hoofdsom en verschenen rente), te vermeerderen met de contractuele rente van 5% per jaar over een bedrag van € 1.681,49, met ingang van 13 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 870,32;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en uitgesproken op 11 oktober 2023.