ECLI:NL:RBZWB:2023:9057

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10578025 CV EXPL 23-2085 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van onrechtmatig handelen in verband met inschakeling van Opgelicht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 20 december 2023 vonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie]. De zaak betreft de vraag of [gedaagde in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld door de omroep Opgelicht in te schakelen na een conflict over een openstaande factuur voor vervoersdiensten. [eiseres in conventie] vorderde een schadevergoeding van € 18.186,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en stelde dat [gedaagde in conventie] onrechtmatig had gehandeld door haar te confronteren en de kwestie aan Opgelicht voor te leggen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde in conventie] niet onrechtmatig had gehandeld. De rechter concludeerde dat het inschakelen van Opgelicht niet in strijd was met de maatschappelijke normen en dat [eiseres in conventie] niet had aangetoond dat er een causaal verband bestond tussen het handelen van [gedaagde in conventie] en de door haar gestelde schade. De vorderingen van [eiseres in conventie] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd [verweerster in reconventie] veroordeeld tot betaling van de openstaande factuur van € 1.005,18 aan [eiser in reconventie], vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10578025 \ CV EXPL 23-2085
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie] ,
te [plaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde in conventie] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: mr. N. Heijkant.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 september 2023 en de daarin genoemde processtukken;
- de e-mail van de advocaat van [gedaagde in conventie] van 13 december 2023 met overlegging producties 13 en 14;
- de mondelinge behandeling van 20 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Bij de mondelinge behandeling heeft [eiseres in conventie] medegedeeld de producties 13 en 14 – bestaande uit een verstekvonnis en dagvaarding in de zaak van [eiseres in conventie] (toen [naam 1] geheten) tegen de heer [naam 2] – niet te hebben ontvangen, maar dat de inhoud van die stukken haar wel bekend is. Gelet daarop en nu [eiseres in conventie] ter zitting op die stukken heeft gereageerd, zijn de producties 13 en 14 als processtuk geaccepteerd.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
  • [gedaagde in conventie] exploiteert een onderneming die privéchauffeursdiensten aanbiedt aan bijvoorbeeld politici, raden van bestuur, directieleden en managers van grote bedrijven.
  • In de periode van 12 juni 2020 tot en met 16 juni 2020 heeft [gedaagde in conventie] [eiseres in conventie] en haar familie - na telefonisch verzoek van [eiseres in conventie] - naar meerdere plaatsen vervoerd van en naar een vakantiehuis te [plaats 3] waar zij verbleef.
  • [gedaagde in conventie] heeft omdat hij argwaan kreeg over [eiseres in conventie] vanwege haar verhalen en korte ritten op internet gezocht naar [eiseres in conventie] en haar gezien in een uitzending van Opgelicht van de omroep Avrotros van 2018.
  • [gedaagde in conventie] heeft contact opgenomen met de redactie van Opgelicht (hierna: Opgelicht) en daaraan zijn kwestie voorgelegd en besloten de confrontatie aan te gaan met [eiseres in conventie] na door Opgelicht geplaatste camera’s en microfoons in de auto.
  • Op 16 juni 2020 heeft [gedaagde in conventie] [eiseres in conventie] bij een rit vanaf het [ziekenhuis] geconfronteerd met gevonden informatie op internet, heeft hij zijn factuur voor vervoersdiensten aan haar overhandigd van € 1.005,18 en verzocht die direct te betalen. Als reactie heeft [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] medegedeeld te kunnen betalen en daarvoor vervoerd te willen worden naar de vakantiewoning waarmee [gedaagde in conventie] niet heeft ingestemd.
  • [gedaagde in conventie] heeft [eiseres in conventie] tijdens de confrontatie vervoerd naar het [locatie] te [plaats 2] om daar bij een geldautomaat geld op te nemen om te betalen en als alternatief aangeboden te betalen via een Tikkie of Paypal verzoek.
  • [eiseres in conventie] is niet tot betaling van de factuur van [gedaagde in conventie] overgegaan en is bij het [locatie] uitgestapt en het politiebureau binnen gelopen.
  • [gedaagde in conventie] heeft bij het politiebureau aangifte gedaan van oplichting door [eiseres in conventie] waarna [eiseres in conventie] is aangehouden en na een aantal dagen is vrijgelaten.
  • De politie heeft de zaak tegen [eiseres in conventie] wegens oplichting van [gedaagde in conventie] geseponeerd.
  • Op [datum] 2020 heeft de uitzending van Opgelicht met de confrontatie van [eiseres in conventie] op 16 juni 2020 plaatsgevonden. Ook kwam in die uitzending een andere gedupeerde naar voren, de heer [naam 2] van [bedrijf 2] die door [eiseres in conventie] was ingeschakeld voor beveiligingsdiensten.
  • In de periode dat [eiseres in conventie] zich door [gedaagde in conventie] liet vervoeren was zij in staat van faillissement verklaard. Dit faillissement is op 1 februari 2021 opgeheven wegens gebrek aan baten.

3.Het geschil in conventie

3.1
[eiseres in conventie] vordert dat [gedaagde in conventie] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van:
een bedrag van € 18.186,00 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 28 april 2023 tot de dag der algehele voldoening;
een bedrag van € 152,46 aan buitengerechtelijke kosten;
de kosten van de procedure.
3.2
[eiseres in conventie] legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. [eiseres in conventie] stelt voor een bedrag van € 12.500,00 immateriële schade te hebben geleden en dat haar materiele schade bestaat uit € 6.692,00 aan gederfde inkomen door verlies van haar baan vanwege de uitzending. [eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] van de schade van totaal € 19.192,00 na verrekening met de factuur van [gedaagde in conventie] van € 1.005,00 nog € 18.186,00 verschuldigd is.
3.3
[gedaagde in conventie] voert verweer en concludeert primair tot nietigverklaring van de dagvaarding en subsidiair tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres in conventie] in haar vorderingen, althans die te ontzeggen als ongegrond en onbewezen, met veroordeling van [eiseres in conventie] in de kosten van de procedure, waaronder nakosten.
3.4
[gedaagde in conventie] voert als verweer – samengevat – aan dat de dagvaarding niet de gronden van de eis bevat waardoor de dagvaarding nietig is. Verder betwist [gedaagde in conventie] onrechtmatig te hebben gehandeld. [gedaagde in conventie] betwist schade verschuldigd te zijn en voert aan dat er geen causaal verband is gesteld of bewezen. [gedaagde in conventie] betwist verder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1
[eiser in reconventie] vordert dat [verweerster in reconventie] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 1.005,18 aan openstaande factuur voor geleverde vervoersdiensten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2020 dan wel de datum van het te wijzen vonnis met veroordeling van [verweerster in reconventie] in de kosten van de procedure, waaronder nakosten.
4.2
[eiser in reconventie] legt aan de vordering primair een met [verweerster in reconventie] gesloten overeenkomst ten grondslag en subsidiair ongegronde en ongerechtvaardigde verrijking.
4.3
[verweerster in reconventie] voert verweer.
4.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Hoedanigheid eisende partij
5.1
Ter zitting heeft [eiseres in conventie] toegelicht dat zij de vorderingen namens zichzelf heeft ingesteld en niet handelend onder de naam [bedrijf 3] . Om die reden is in de kop van het vonnis enkel de naam [eiseres in conventie] genoemd.
Nietigheid dagvaarding
5.2
[gedaagde in conventie] voert aan dat in de dagvaarding geen gronden van de eis zijn genoemd en de dagvaarding daarom nietig is. Op grond van artikel 111 lid 2 sub d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het exploot de gronden van de eis te vermelden. De kantonrechter is van oordeel dat het exploot van [eiseres in conventie] hieraan voldoet. In het exploot is opgenomen dat [eiseres in conventie] zich op de grond onrechtmatige daad beroept. Aan het verweer dat de dagvaarding nietig is, wordt dan ook voorbij gegaan.
Vordering
5.3
[eiseres in conventie] heeft ter zitting medegedeeld dat zij enkel datgene wat op de laatste pagina na “mitsdien” onder I, II en III van de dagvaarding is genoemd vordert. [eiseres in conventie] heeft toegelicht dat zij niet beoogt hetgeen onder randnummer 31 van de dagvaarding is opgenomen te vorderen. Hierdoor wordt voorbij gegaan aan het verweer van [gedaagde in conventie] dat de verkeerde partij is gedagvaard ten aanzien van vorderingen over publicaties. De kantonrechter gaat ervan uit dat hetgeen onder randnummer 31 onder j en k is vermeld, wel als onderbouwing ten grondslag is gelegd aan de vordering onder I.
Grondslag onrechtmatige daad
5.4
[eiseres in conventie] heeft in de dagvaarding als grondslag voor de gevorderde schade een onrechtmatige daad genoemd, maar daarin niet toegelicht waaruit het onrechtmatig handelen bestaat. Op zitting heeft de kantonrechter aan [eiseres in conventie] herhaaldelijk de vraag gesteld waaruit het onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie] bestaat. [eiseres in conventie] heeft als antwoord daarop medegedeeld dat het onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie] bestaat uit het direct inschakelen van Opgelicht en het niet verhinderen van de uitzending op [datum] 2020 nadat in juni 2020 bekend was dat de aangifte van oplichting was geseponeerd.
5.5
[gedaagde in conventie] betwist onrechtmatig te hebben gehandeld en voert aan dat het delen van een ervaring met Opgelicht niet onrechtmatig is. Verder voert [gedaagde in conventie] aan dat het programma Opgelicht zelf bepaalt wat er wordt uitgezonden, hij geen invloed had op de uitzending en [eiseres in conventie] zelf Opgelicht had moeten benaderen.
5.6
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW dient voldaan te zijn aan een vijftal vereisten, te weten: onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband tussen daad en schade en relativiteit. Als onrechtmatige daad wordt aangemerkt een inbreuk op een recht van de benadeelde, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht en een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
5.7
De kantonrechter is van oordeel dat niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde in conventie] met het inschakelen van Opgelicht en niet verhinderen van de uitzending een inbreuk heeft gemaakt op een recht van [eiseres in conventie] of in strijd met een wettelijke plicht heeft gehandeld. Beoordeeld zal daarom worden of er sprake is van doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
5.8
De keuze van [gedaagde in conventie] om niet eerst met [eiseres in conventie] het gesprek aan te gaan over betaling van de factuur en direct Opgelicht in te schakelen stond hem vrij. [gedaagde in conventie] mocht zijn ervaring delen met Opgelicht en dit is geen onrechtmatig handelen. De kantonrechter merkt daarbij op dat [eiseres in conventie] ondanks inschakeling van Opgelicht in gelegenheid is gesteld te betalen waarmee zij dan het tegendeel van wat beweerd werd kon aantonen.
5.9
Verder wist [eiseres in conventie] dat er opnames waren gemaakt door Opgelicht en dat die nog zouden worden uitgezonden. Nadat [eiseres in conventie] bekend was met het sepot heeft ze er niet voor gekozen om actie te ondernemen om te voorkomen dat Avrotros het programma zou uitzenden. Ze heeft Avrotros niet aangeschreven en ook geen gerechtelijke procedure gestart om het te verhinderen. Avrotros wist vooraf aan de uitzending dat de aangifte van [gedaagde in conventie] tegen [eiseres in conventie] was geseponeerd en dat is aan het eind van de uitzending ook verteld door de presentator met de mededeling dat het volgens de politie een civiele zaak is. Het sepot – dat kennelijk in juni 2020 bekend was – heeft Avrotros er niet van weerhouden om de opnames uit te zenden. Gelet op de mogelijkheden die [eiseres in conventie] zelf had jegens Avrotros valt niet in te zien waarom het juist aan [gedaagde in conventie] was om de uitzending te voorkomen. [eiseres in conventie] had de factuur van [gedaagde in conventie] namelijk nog steeds niet betaald. [gedaagde in conventie] heeft bovendien gesteld dat hij geen invloed heeft op het uitzenden van het programma en dat Avrotros zelf bepaalt of iets wordt uitgezonden, hetgeen [eiseres in conventie] onvoldoende heeft betwist.
5.1
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden geconcludeerd dat [gedaagde in conventie] in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Van onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie] is daarom geen sprake. Daarnaast is de door [eiseres in conventie] gestelde schade ook niet het directe gevolg van het inschakelen van Opgelicht door [gedaagde in conventie] , maar de uitzending van Opgelicht op [datum] 2020. De door [eiseres in conventie] gestelde schade staat dan ook in een te ver verwijderd verband van het gestelde inschakelen van Opgelicht.
5.11
[eiseres in conventie] heeft ter zitting nog losse opmerkingen gemaakt, waarop hierna zal worden ingegaan voor zover zij dit – hoewel zij dit niet expliciet heeft gesteld – ook aan het onrechtmatig handelen ten grondslag heeft willen leggen.
5.12
[eiseres in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] op zijn facebookpagina een fragment van de uitzending van Opgelicht had geplaatst wetende dat de zaak was geseponeerd. Dit heeft [eiseres in conventie] naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende onderbouwd. [eiseres in conventie] heeft niet duidelijk gemaakt welk fragment het betreft. Als productie 28 bij de dagvaarding is een fragment van Opgelicht op een facebookpagina te zien, maar niet duidelijk gemaakt is of dit op de pagina van [eiseres in conventie] stond. Verder is het enkel delen van een fragment op facebook nog niet onrechtmatig en bovendien heeft [eiseres in conventie] niet onderbouwd dat zij door dat fragment schade heeft geleden.
5.13
Daarnaast heeft [eiseres in conventie] ter zitting gezegd dat [gedaagde in conventie] tijdens de uitzending heeft gezegd dat “het psychisch” is. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres in conventie] onvoldoende heeft onderbouwd dat het doen van een dergelijke uitlating heeft geleid tot de gestelde schade. Nu causaal verband tussen de uitlating en de schade ontbreekt, althans niet onderbouwd is, wordt aan deze opmerking van [eiseres in conventie] voorbij gegaan.
5.14
Ook stelt [eiseres in conventie] dat het door [gedaagde in conventie] doen van aangifte bij de politie onrechtmatig is, maar het enkele feit dat er sprake is van een sepot leidt niet tot de conclusie dat de aangifte daarom onrechtmatig is. Het gaat er om of er ten tijde van de aangifte een redelijk vermoeden van schuld bestond. Dat [gedaagde in conventie] dacht dat er sprake was van oplichting door [eiseres in conventie] is niet onbegrijpelijk. [eiseres in conventie] heeft bij de confrontatie erkend de factuur verschuldigd te zijn, maar is niet daadwerkelijk tot betaling overgegaan. Niet gezegd kan worden dat [gedaagde in conventie] [eiseres in conventie] in redelijkheid niet van oplichting kon verdenken en hij onzorgvuldig heeft gehandeld.
5.15
Het voorgaande leidt ertoe dat de door [eiseres in conventie] gevorderde schade geheel wordt afgewezen. De nevenvorderingen worden ook afgewezen.
Proceskosten
5.16
[eiseres in conventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke aan de zijde van [gedaagde in conventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
- nakosten
132,00
Totaal
924,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1
[eiser in reconventie] legt aan de vordering tot betaling van de factuur van € 1.005,18 een met [verweerster in reconventie] gesloten overeenkomst van opdracht ten grondslag. [eiser in reconventie] stelt ter onderbouwing daarvan dat [verweerster in reconventie] op 12 juni 2020 telefonisch heeft verzocht om vervoer en dat alle verdere contacten met haar hebben plaatsgevonden. [verweerster in reconventie] betwist dat zij opdracht heeft gegeven aan [eiser in reconventie] en voert aan dat haar vader de opdracht heeft gegeven. [eiser in reconventie] betwist dit verweer in zijn conclusie (onder 38 tot en met 47) echter gemotiveerd en het had vervolgens daarom op de weg van [verweerster in reconventie] gelegen om haar verweer verder te onderbouwen. Zij heeft dat niet gedaan en haar stelling is overigens ook niet te rijmen met het door haar in conventie gedane verrekeningsverweer waarbij zij het factuurbedrag in mindering laat strekken op de gestelde schade. Op grond van het voorgaande gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser in reconventie] de overeenkomst met [verweerster in reconventie] heeft gesloten. Dit betekent dat [verweerster in reconventie] de factuur van € 1.005,18 verschuldigd is. Dit bedrag is toewijsbaar.
6.2
De door [verweerster in reconventie] gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal worden toegewezen vanaf de datum van dit vonnis nu niet gebleken is van een eerder verzuim.
6.3
[verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke aan de zijde van [eiser in reconventie] worden begroot op € 264,00 (2 punten x € 132,00) aan salaris gemachtigde.
6.4
De door [eiser in reconventie] in reconventie gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden afgewezen omdat de veroordeling in de nakosten in conventie toereikend wordt geacht voor zowel de vordering in conventie als reconventie.

7.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
7.1
wijst de vorderingen van [eiseres in conventie] af,
7.2
veroordeelt [eiseres in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 924,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiseres in conventie] ook de kosten van betekening betalen,
7.3
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
In recoventie
7.4
veroordeelt [verweerster in reconventie] om aan [eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 1.005,18 vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover vanaf 20 december 2023 tot de dag der algehele voldoening;
7.5
veroordeelt [verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 264,00;
7.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.