ECLI:NL:RBZWB:2023:9069

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
02-037308-23 en 02-093581-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Triest
  • A. Combee
  • J. Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee minderjarigen voor straatroven met bedreiging

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee minderjarigen die zich schuldig hebben gemaakt aan twee straatroven in Tilburg op 27 februari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, onder bedreiging met een mes, twee slachtoffers hebben gedwongen hun portemonnee en mobiele telefoon af te geven. De zaak is behandeld met gesloten deuren op 12 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Kikkert, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaringen van de verdachten en de aangiften van de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van een jaar en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachten en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf is toegewezen, omdat de verdachten zich voor het einde van de proeftijd schuldig hebben gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat de verdachten, door hun handelen, niet alleen de slachtoffers schade hebben berokkend, maar ook onrust in de samenleving hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft de rol van de verdachten in de straatroven gewogen en geconcludeerd dat, ondanks hun jonge leeftijd, een passende straf noodzakelijk is om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/037308-23 en 02/093581-22 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2008 te [plaats] ( [land] )
verblijvende te [verblijfsadres]
raadsman mr. M.M. van Woensel, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 12 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met twee anderen op 27 februari 2023 in Tilburg schuldig heeft gemaakt aan twee straatroven, waarbij twee slachtoffers onder bedreiging van een mes hun portemonnee en telefoon hebben afgegeven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 1 primair tenlastegelegde afpersing in vereniging en de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen op basis van de bewijsmiddelen zoals deze uit het dossier naar voren komen en de bekennende verklaring van verdachte op zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat zowel feit 1, primair, als feit 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1, primair, een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 december 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] opgenomen op p. 84 e.v. in het eindproces-verbaal van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant met dossiernummer: ZB4R023010 / ZB4R023011.
Feit 2
Verdachte heeft ook ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring afgelegd. Ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit. Daarom zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv. De rechtbank acht het feit 2 zoals hierna wordt overwogen, wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 december 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] opgenomen op p. 81 e.v. in het eindproces-verbaal van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant met dossiernummer: ZB4R023010 / ZB4R023011.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1, primair
op 7 februari 2023 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung) en een portemonnee met inhoud, die aan die [slachtoffer 1] toebehoorden door een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te houden en daarbij te zeggen dat die [slachtoffer 1] alles af moest geven;
Feit 2
op 7 februari 2023 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon (merk Samsung) en een portemonnee met inhoud, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een mes tegen de buik van die [slachtoffer 2] te houden en daarbij te zeggen: “Wat heb je bij?”.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 60 uur en een jeugddetentie van 103 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Met deze eis, waarbij de officier van justitie ervan uitgaat dat er sprake is geweest van 13 dagen voorlopige hechtenis, hoeft verdachte niet terug naar de jeugdgevangenis. De officier van justitie vordert hierbij aan verdachte op te leggen de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd. Daarbij kan wat betreft het gebruik van softdrugs in plaats van een verbod op het gebruik daarvan aan verdachte op te leggen worden bepaald dat verdachte inzicht moet geven in zijn softdrugsgebruik.
De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de oriëntatiepunten van de rechtbank en de draagkracht van verdachte voor wat betreft het uitvoeren van de werkstraf. Deze is gelet op de door hem nog uit te voeren werkstraffen niet heel hoog.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de straf zoals door de officier van justitie geëist dient te worden gematigd. Voorkomen moet worden dat verdachte wordt overvraagd door hem een hoge werkstraf op te leggen, gelet op het feit dat hij nog meerdere werkstraffen uit te voeren heeft. Het opleggen van een hoge voorwaardelijke jeugddetentie vindt de verdediging niet passend omdat verdachte (mede als gevolg van onderhavige strafbare feiten) de afgelopen maanden waarin hij gesloten geplaatst heeft gezeten, al als een straf/detentie heeft ervaren. Daarnaast zal een hoge voorwaardelijke straf bij verdachte niet leiden tot gedragsaanpassing. De focus bij het opleggen van de straf dient volgens de verdediging te liggen op begeleiding en behandeling en niet op vergelding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee straatroven. Samen met vrienden heeft verdachte in de nacht van 7 februari 2023 door het centrum van Tilburg gedwaald en hebben zij onder invloed van XTC het plan bedacht om mensen met een mes te beroven. Zij hebben een taakverdeling afgesproken en makkelijke slachtoffers uitgezocht, mensen die op dat moment alleen over straat liepen. Bij zowel [slachtoffer 1] als bij [slachtoffer 2] is door een medeverdachte een mes tegen de buik van het slachtoffer gehouden en is hun portemonnee en telefoon afgenomen. Verdachte stond hierbij op de uitkijk zodat hij in kon grijpen voor het geval de slachtoffers zich zouden verweren.
De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof zich lange tijd niet meer veilig voelen. Bovendien leiden dit soort ernstige feiten, met een gewelddadig karakter, tot onrust in de samenleving. Verdachte heeft kennelijk niet stil gestaan bij de nadelige gevolgen voor het de slachtoffers. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Uit het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 1 december 2023 volgt onder meer dat verdachte hetgeen hij heeft gedaan niet goedkeurt, maar dat hij niet voldoende kan aangeven wat hij een volgende keer anders zou doen. Bij verdachte is sprake van complexe problematiek. Er zijn veel risicofactoren aanwezig en de kans op nieuw politiecontact is groot. Om de kans op deze politiecontacten te verkleinen is het van belang dat verdachte hulpverlening, behandeling en therapie krijgt. Belangrijk is dat ingezet wordt op een langere periode van intensieve begeleiding en behandeling voor verdachte. De Raad vindt het noodzakelijk om naast de hulpverlening binnen het vrijwillig kader ook begeleiding van de jeugdreclassering op te leggen, ook omdat de machtiging gesloten jeugdhulp komend jaar waarschijnlijk niet verlengd wordt. Daarnaast is de Raad wel van mening dat gelet op de ernst van het delict het belangrijk is dat verdachte de gevolgen van zijn handelen ervaart. De Raad vindt een werkstraf dan ook op zijn plaats, waarbij rekening gehouden dient te worden met de werkstraffen die verdachte nog moet uitvoeren. Omdat eerder opgelegde voorwaardelijke straffen verdachte er niet van hebben weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, en verdachte na januari 2024 mogelijk meer vrijheden krijgt, adviseert de Raad om ook een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur op te leggen. De Raad adviseert hierbij naast de algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming
Brabant (afdeling Jeugdreclassering) te Tilburg te bepalen periode en op door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);
  • een passende dagbesteding (dagbesteding/werk/onderwijs) heeft, in overleg met de Jeugdreclassering;
  • meewerkt aan de noodzakelijk geachte individuele hulpverlening, bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie of schematherapie (vanuit Pactum of een andere door de Jeugdreclassering aan te wijzen instantie);
  • verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem wordt verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, afdeling Jeugdreclassering.
De Raad adviseert daarnaast dat aan Jeugdbescherming Brabant (afdeling Jeugdreclassering) te Tilburg opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De Raad adviseert een proeftijd van twee jaar.
De Raad heeft ter zitting aanvullend in overweging gegeven om als bijzondere voorwaarde toe te voegen dat verdachte moet meewerken aan psycho-educatie wat betreft drugsgebruik.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangegeven zich te kunnen vinden in het advies van de Raad maar heeft wel zorgen geuit over de voorwaarde voor wat betreft (soft)drugs gebruik. De jeugdreclassering ziet dat verdachte zo nu en dan blowt om rustig te worden, en zou niet om deze reden de begeleiding negatief retour willen sturen. De jeugdreclassering heeft verzocht onderscheid te maken in gebruik van harddrugs en alcohol enerzijds, waarvoor een algeheel verbod dient te worden opgelegd, en softdrugs anderzijds, waarvan incidenteel gebruik in de bijzondere voorwaarden wordt ondervangen. Mogelijk door te stellen dat verdachte openheid dient te geven over zijn softdrugsgebruik en zich dient te houden aan de regels van de instelling waar hij op dat moment verblijft.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor een straatroof. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte en zijn medeverdachten de straatroven vooraf hebben gepland, een taakverdeling hebben gemaakt en dat gedreigd is met een wapen. Ook hebben zij bewust kwetsbare slachtoffers uitgezocht. De rechtbank houdt hierbij wel rekening met de rol van verdachte tijdens het geheel. Hij niet degene is geweest die de geweldshandeling heeft uitgevoerd.
Hiernaast heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit is gebleken dat hij in elk geval twee keer eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, maar ook voor andere feiten, en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank houdt ook rekening met de nog openstaande werkstraffen die verdachte nog dient uit te voeren. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de zeer jonge leeftijd van verdachte, ten tijde van het plegen van de straatroven 14 jaar, en de gesloten plaatsing van verdachte die mede gevolg is geweest van onderhavige feiten.
Hoewel de rechtbank de eis van de officier van justitie begrijpt is de rechtbank van oordeel dat een lagere straf dan geëist passend is. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uur, en, ervan uitgaande dat verdachte in totaal 11 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, een jeugddetente van 41 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad opleggen waarbij zij een algeheel verbod op harddrugs en alcohol zal bepalen, en zal bepalen dat verdachte inzicht geeft in zijn softdrugsgebruik en zich houdt aan de regels van de instelling waar hij verblijft voor wat betreft softdrugsgebruik. De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat zij geen meerwaarde ziet in het opleggen van een langere voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur omdat zij niet verwacht dat dit een meer afschrikkend effect zal hebben.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de resterende voorwaardelijke werkstraf van 45 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van 22 juni 2023 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
feit 2: diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 41 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetentie;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende een door de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming Brabant (afdeling Jeugdreclassering) te Tilburg te bepalen periode en op door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd;
* dat verdachte een passende dagbesteding (dagbesteding/werk/onderwijs) heeft, in
overleg met de Jeugdreclassering;
* dat verdachte meewerkt aan de noodzakelijk geachte individuele hulpverlening,
bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie of schematherapie (vanuit Pactum of een
andere door de Jeugdreclassering aan te wijzen instantie);
* dat verdachte verboden is harddrugs of alcohol te gebruiken;
* dat verdachte zich houdt aan de regels van de instelling waar hij verblijft voor wat
betreft softdrugsgebruik, en dat verdachte inzicht geeft in zijn softdrugsgebruik;
* dat verdachte wordt verplicht ten behoeve van de naleving van het verbod op alcohol en harddrugs, alsmede ten behoeve van controle op softdrugsgebruik, mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
* dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen ban de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant, afdeling Jeugdreclassering.
- draagt deze gecertificeerde instelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 60 uren, te vervangen door
30 dagen jeugddetentieindien de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de resterende voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 22 juni 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/093581-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een werkstraf van 45 uren, te vervangen door
22 dagen jeugddetentieindien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Triest, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Combee, ook kinderrechter, en mr. Kempen, rechter, in tegenwoordigheid van Van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2023.
Mr. Kempen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.