ECLI:NL:RBZWB:2023:9084

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/416983/ HARK 23-259 en C/02/417078 / HARK 23-260 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • P. Peters
  • M. van de Sande
  • J. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoeken ongegrond in strafzaken met laster ten laste gelegd

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over wrakingsverzoeken van verzoekster en verzoeker in twee strafzaken waarin laster ten laste is gelegd. De verzoeken tot wraking waren gericht tegen mr. Breeman, de politierechter in de hoofdzaken. De verzoekers stelden dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt, onder andere door het niet verstrekken van stukken en het niet integer handelen. De wrakingskamer heeft de verzoeken ongegrond verklaard, omdat de gronden niet betrekking hadden op de persoon van de rechter, maar op procesbeslissingen en administratieve handelingen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat enkel feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter aantasten, aanleiding kunnen geven tot wraking. De wrakingskamer heeft ook vastgesteld dat verzoekers misbruik maken van het wrakingsinstrument door herhaaldelijk verzoeken in te dienen die niet op de onpartijdigheid van de rechters zijn gebaseerd. De rechtbank heeft besloten dat toekomstige wrakingsverzoeken van verzoekers tegen alle behandelend rechters in deze hoofdzaken niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummers: C/02/416983/ HARK 23-259 en C/02/417078 / HARK 23-260
proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 18 december 2023 op de wrakingsverzoeken zoals bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoekster], verzoekster, en
[verzoeker], verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de hoofdzaken met parketnummer 01-085597-22 en raadkamernummer 23-006925 (inzake verzoekster) en parketnummer 01-085603-22 en raadkamernummer 23-006926 (inzake verzoeker),
 de e-mail van verzoekster van woensdag 13 december 2023, 14:55 uur, met daarin haar wrakingsgronden,
 de e-mail van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van donderdag 14 december 2023, 09:49 uur, waaruit blijkt dat hij niet in het wrakingsverzoek van verzoekster berust,
 de e-mail van verzoeker van vrijdag 15 december 2023, 16:08 uur, met daarin zijn wrakingsgronden,
 de e-mail van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van zondag 17 december 2023, 14:25 uur, waaruit blijkt dat hij niet in het wrakingsverzoek van verzoeker berust,
 de e-mail van verzoekster van maandag 18 december 2023, 07:42 uur, en de e-mail van verzoeker van diezelfde datum, 07:45 uur, met daarin verzoeken tot wraking van de wrakingskamer,
 de zitting van de wrakingskamer van maandag 18 december 2023, 11:00 uur, waarop de gewraakte rechter en mr. Smid, Officier van Justitie, zijn verschenen.

2.De verzoeken

2.1
De verzoeken strekken tot wraking van mr. Breeman (hierna: de rechter), optredend als politierechter in de bovengenoemde hoofdzaken. Deze verzoeken berusten op de gronden zoals die door verzoekers uiteen zijn gezet in de verzoeken van 13 en 15 december 2023.
2.2
De rechter berust niet in de verzoeken tot wraking.

3.Feiten

De feiten in de hoofdzaken
3.1
In de hoofdzaken wordt aan verzoekers laster ten laste gelegd. De hoofdzaken zijn aanhangig gemaakt bij de rechtbank Oost-Brabant. Bij beslissing van 6 oktober 2022 heeft de rechtbank Oost-Brabant de hoofdzaken verwezen naar deze rechtbank omdat de rechtbank Oost-Brabant expliciet in de tenlasteleggingen wordt genoemd.
3.2
Voorafgaand aan die verwijzingsbeslissing hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de dagvaardingen en achtereenvolgens de rechter die deze bezwaren zou behandelen en de wrakingskamer gewraakt. Deze wrakingsverzoeken zijn respectievelijk kennelijk ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hierbij wordt verwezen naar de beslissingen van de rechtbank Oost-Brabant van 14 september 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4079, en 21 september 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4081.
3.3
Op 22 maart 2023 heeft de rechter de behandeling van de hoofdzaken voor onbepaalde tijd uitgesteld omdat de bezwaren tegen de dagvaardingen nog niet behandeld waren. Op 6 april 2023 heeft de wrakingskamer van deze rechtbank eerdere wrakingsverzoeken van verzoekers jegens de rechter kennelijk ongegrond verklaard. Hierbij wordt verwezen naar de beslissingen van deze rechtbank van 6 april 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2467 en ECLI:NL:RBZWB:2023:2468.
3.4
Een andere rechter van deze rechtbank heeft op 1 september 2023 de bezwaren tegen de dagvaardingen ter zitting behandeld en vervolgens ongegrond verklaard. Op 14 september 2023 heeft de wrakingskamer verzoeken van verzoekers tot wraking van die rechter kennelijk ongegrond verklaard. Hierbij wordt verwezen naar de beslissingen van deze rechtbank van 14 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8034 en ECLI:NL:RBZWB:2023:8035.
3.5
De mondelinge behandeling van de hoofdzaken door de rechter is geagendeerd op maandag 18 december 2023, 11:00 uur. Verzoekers hebben opnieuw wrakingsverzoeken jegens de rechter ingediend.
De feiten in de wrakingszaak
3.6
Op respectievelijk donderdag 14 december 2023, 13:16 uur, en vrijdag 15 december 2023, 16:35 uur, heeft de wrakingskamer verzoekster en verzoeker via e-mail uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer op maandag 18 december 2023, 11:00 uur.
3.7
Op maandag 18 december 2023, 07:42 en 07:45 uur, hebben verzoekers ook een wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer ingediend. De wrakingskamer heeft om 08:06 en 08:07 uur via e-mail aan verzoekers meegedeeld dat deze verzoeken voorafgaand aan de behandeling van de verzoeken tot wraking van de rechter zullen worden besproken op de zitting van 11:00 uur.

4.Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer

4.1
Verzoekers leggen het volgende ten grondslag aan de verzoeken tot wraking van de wrakingskamer. Volgens verzoekers heeft de wrakingskamer een aantal uitgangspunten van het wrakingsprotocol genegeerd door:
 geen ontvangstbevestigingen te sturen van de wrakingsverzoeken jegens de rechter,
 geen verhinderdata op te vragen voorafgaand aan het plannen van de zitting van de wrakingskamer,
 de gewraakte rechter niet in de gelegenheid te stellen om mee te delen of hij al dan niet in de wrakingsverzoeken berust en om een schriftelijke reactie op de wrakingsverzoeken te geven,
 geen berichten van de rechter voorafgaand aan de zitting van de wrakingskamer aan hen te verstrekken,
 de beide wrakingsverzoeken jegens de rechter gelijktijdig te willen behandelen.
4.2
Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder h, en derde lid, van het Wrakingsprotocol rechtbank Zeeland-West-Brabant per 1 april 2021 kan de wrakingskamer een tegen haar gericht verzoek tot wraking buiten behandeling laten als sprake is van evident misbruik van recht. Deze situatie doet zich hier voor. Daartoe overweegt de wrakingskamer het volgende.
4.3
De door verzoekers aangehaalde omstandigheden betreffen procesbeslissingen en administratieve handelingen en zien daarmee niet op de onpartijdigheid van de wrakingsrechters. Volgens vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, is een procesbeslissing of de motivering daarvan geen grond voor wraking. Alleen als een procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat anders zijn. Daarvan is in dit geval geen sprake. De wrakingskamer heeft verzoekers uitgenodigd voor een zitting op het tijdstip waarop zij reeds waren uitgenodigd om bij de politierechter te verschijnen. Deze werkwijze is bovendien niet in strijd met artikel 3, derde lid, van het wrakingsprotocol, aangezien daar de tijdsbepaling van de zitting wordt opgedragen aan de voorzitter en de secretaris van de wrakingskamer. Daarnaast bepaalt het wrakingsprotocol dat zo spoedig mogelijk op een wrakingsverzoek moet worden beslist. Bij dit alles neemt de wrakingskamer in aanmerking dat verzoekers in deze hoofdzaken al vier keer eerder wrakingsverzoeken hebben ingediend, die gelet op de hiervoor onder 3 aangehaalde beslissingen allemaal op kennelijke gronden zijn afgedaan. Hieruit volgt evident dat verzoekers het instrument van wraking niet gebruiken waarvoor het is bedoeld, maar om te verhinderen dat hun zaak nog inhoudelijk zal worden behandeld.
4.4
Dit brengt met zich dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling wordt gelaten en dat de wrakingskamer overgaat tot beoordeling van de wrakingsverzoeken jegens de rechter.

5.Het standpunt van verzoekers

5.1
Volgens verzoekers heeft de rechter om de volgende redenen de schijn van partijdigheid gewekt. Er is nog een klacht aanhangig bij de president van de rechtbank over de rechter die de bezwaren tegen de dagvaardingen heeft behandeld. Deze rechter, de voorzitter van de wrakingskamer en de president van de rechtbank hebben volgens verzoekers niet integer en laakbaar gehandeld, onder meer door geen stukken toe te willen zenden. Om die reden hebben verzoekers verzoeken tot onderzoek aanhangig gemaakt bij de Hoge Raad. Ook is de rechter niet op de hoogte van de wet- en regelgeving.

6.Het standpunt van de rechter

6.1
De rechter heeft ter zitting als volgt op de wrakingsgronden gereageerd.
6.2
In de wrakingsverzoeken staat niets dat op enig handelen of nalaten van de rechter zelf betrekking heeft. Het gaat enkel over procesbeslissingen, administratieve handelingen of de afhandeling van een klacht. Dat de rechter de wet- en regelgeving niet zou kennen, is onjuist. In de wrakingsverzoeken staat niets dat zelfs maar de stelling kan inhouden dat de rechter vooringenomen zou zijn.
6.3
Hieraan heeft de rechter nog toegevoegd dat hij vindt dat aan verzoekers een verbod moet worden opgelegd om alle behandelend rechters van deze rechtbank in deze zaken nog een keer te wraken. Het gaat namelijk om de zesde wrakingsverzoeken in deze zaken en volgens hem is duidelijk dat de verzoeken alleen maar worden ingediend om zand in de machine te gooien.

7.De beoordeling

Beoordelingskader
7.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
7.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
7.3
Een wrakingsgrond moet gelegen zijn in feiten of omstandigheden die zien op (de persoon van) de rechter die de zaak waarin het verzoek is ingediend behandelt. Dit volgt uit artikel 1, eerste lid, van het wrakingsprotocol. Voor zover de wrakingsverzoeken van verzoekers zien op de rechter die de bezwaren tegen de dagvaardingen heeft behandeld, de voorzitter van de wrakingskamer en de president van de rechtbank, voldoen de wrakingsverzoeken hier niet aan.
7.4
Daarnaast is de enkele stelling dat de rechter de wet- en regelgeving niet zou kennen evenmin reden voor toewijzing van de wrakingsverzoeken. Ook in de wrakingsverzoeken jegens de rechter wordt enkel gewezen op procesbeslissingen en administratieve handelingen. Deze zijn, zoals hiervoor reeds is overwogen, geen grond voor wraking.
7.5
Ten slotte kan uit de omstandigheid dat er bij de president van de rechtbank en bij de Hoge Raad nog klachten en verzoeken aanhangig zijn ten aanzien van de rechter die de bezwaren tegen de dagvaardingen heeft behandeld, de voorzitter van de wrakingskamer en de president van de rechtbank niet worden afgeleid dat de rechter partijdig is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
7.6
Dit leidt tot de conclusie dat de wrakingsverzoeken moeten worden afgewezen.
Wrakingsverboden
7.7
Met toepassing van artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering ziet de wrakingskamer aanleiding om te bepalen dat volgende verzoeken tot wraking van alle behandelend rechters van deze rechtbank in deze hoofdzaken niet meer in behandeling zullen worden genomen. Verzoekers hebben namelijk tot zes keer toe wrakingsverzoeken ingediend op gronden die niet zien op de onpartijdigheid van rechters. Verzoekers maken door zo te handelen misbruik van het instrument van wraking.
Beslissing
De rechtbank:
 wijst de verzoeken tot wraking van de rechter af;
 bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaken met parketnummer 01-085597-22 en raadkamernummer 23-006925 (inzake verzoekster) en parketnummer 01-085603-22 en raadkamernummer 23-006926 (inzake verzoeker) zullen worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens de indiening van deze verzoeken;
 bepaalt dat volgende verzoeken tot wraking van alle behandelend rechters van deze rechtbank in deze hoofdzaken niet in behandeling zullen worden genomen.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023 door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Van de Sande en mr. Broeders, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.