ECLI:NL:RBZWB:2023:9085

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/415623 / JE RK 23-1940
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

Op 4 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De zaak werd behandeld in Middelburg, waar de kinderrechter de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft overwogen. De ouders van de minderjarigen, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben geen bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd door de onvoorspelbaarheid van de ouders en het ontbreken van een duidelijke omgangsregeling. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de ouders te ondersteunen in het opstellen van een ouderschapsplan en hen te begeleiden in een ouderschapsbemiddelingstraject. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 15 juni 2024, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarigen niet verder in gevaar komt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415623 / JE RK 23-1940
Datum uitspraak: 4 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,
locatie Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2019 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J.C. van den Doel te Zierikzee,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. E.S. van Aken te Zierikzee.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 1 november 2023;
  • het aangepaste verzoek, binnengekomen bij de rechtbank op 7 november 2023;
- de brief van de GI met bijlagen van 23 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat en bijgestaan door dhr. [naam] , tolk in de Arabische taal;
  • de vader met zijn advocaat en tevens bijgestaan door de tolk, dhr. [naam] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven bij hun vader.
2.3.
Bij beschikking van 28 september 2021 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld tot 28 december 2021. Bij beschikking van 15 december 2021 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 15 december 2022. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 december 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd tot 15 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, bij aangepast verzoek, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft haar verzoek. De eerder gestelde doelen zijn niet of onvoldoende behaald. De grootste ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarigen is gelegen in de onvoorspelbaarheid vanuit de ouders. Tot op heden is er nog geen sprake van een vastgestelde omgangsregeling waar beide ouders achter kunnen staan. Dit betekent dat er ook geen duidelijkheid en structuur is voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De GI vindt het nodig dat de ouders via [Jeugdzorgspecialist] aan de slag gaan met een ouderschapsbemiddelingstraject en er IPT wordt ingezet bij de moeder thuis, zodat de moeder weet wat de minderjarigen nodig hebben en zij hun welzijn niet uit het oog verliest. [Jeugdzorginstelling 1] zal nog betrokken blijven bij de vader. [Jeugdzorgspecialist] krijgt de opdracht om in het kader van de ouderschapsbemiddeling samen met de ouders een door beide ouders gedragen ouderschapsplan op te stellen, met een passende omgangsregeling. De komende periode kan ook [Jeugdzorginstelling 2] de hulpverlening voor de minderjarigen afsluiten. De GI wilde komende zes maanden een begin maken, waarna de ouders in een vrijwillig kader verder kunnen. De GI merkt dat de ouders de wil hebben om aan de doelen te werken. Het belangrijkste is dat er een omgangsregeling komt, waardoor de minderjarigen duidelijkheid krijgen en er geen onrust meer is.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling wordt door en namens de vader aangegeven dat als een ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de minderjarigen, hij hier geen problemen mee heeft. Hij merkt dat de minderjarigen verbetering hebben geboekt. De situatie is goed en de relatie tussen de minderjarigen en de stiefmoeder is ook goed. De vader hoopt dat er een duidelijk plan komt waar beide ouders het mee eens zijn en zich aan kunnen houden. De ouders hebben geprobeerd een plan op te stellen, maar dit is niet gelukt. Het belangrijkste is dat het goed moet gaan met de minderjarigen.
4.3.
Door en namens de moeder wordt ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij geen bezwaren heeft tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur zes maanden. Het is belangrijk voor zowel de ouders als de minderjarigen dat er duidelijkheid komt en alles goed geregeld wordt. Met de minderjarigen gaat het goed. De wens van de ouders is om er samen uit te komen. De advocaten helpen de ouders hiermee door bij elkaar te komen en de knelpunten te bespreken.

5.De beoordeling

Wettelijk kader

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI – als niet weersproken – dient te worden toegewezen nu voldaan wordt aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt verlengd voor de duur zes maanden.
5.4.
Er zijn nog zorgen ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De grootste ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is gelegen in de onduidelijkheid en daarmee de onvoorspelbaarheid van de ouders ten aanzien van de omgangsregeling. Voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is het vaak niet duidelijk wanneer zij waar en voor hoe lang verblijven, hetgeen onrust veroorzaakt. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben behoefte aan en zijn gebaat bij structuur en rust.
5.5.
De kinderrechter ziet dat de ouders zich allebei willen inzetten om samen tot een ouderschapsplan te komen. Ondanks eerdere pogingen is dit hen tot op heden echter nog niet gelukt. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat de GI de komende periode binnen het dwangkader betrokken blijft om verder te werken aan de in het kader van de ondertoezichtstelling gestelde doelen. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij hulpverlening vanuit [Jeugdzorgspecialist] zullen inzetten in de vorm van ouderschapsbemiddeling voor de ouders en IPT voor de moeder en dat zij de situatie blijven monitoren. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de ouders in het in te zetten ouderschapsbemiddelingstraject zullen worden ondersteund en begeleid bij het opstellen van een door beiden gedragen ouderschapsplan. De IPT-er zal de moeder daarnaast dienen te begeleiden in de thuissituatie. Ook zal de hulpverlening voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] vanuit [Jeugdzorginstelling 2] de komende periode zorgvuldig en onder monitoring van de GI kunnen worden afgerond. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat het de ouders met behulp van [Jeugdzorgspecialist] en hun advocaten de komende periode lukt om tot een door beiden gedragen ouderschapsplan te komen, met daarin opgenomen een bestendige zorgregeling, zodat er rust en structuur wordt gecreëerd voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 15 december 2023 en tot 15 juni 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op schrift gesteld op 11 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.