ECLI:NL:RBZWB:2023:9090

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10599178 CV EXPL 23-1972 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor niet-geregistreerde afname van elektriciteit en schadevaststelling

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de aansprakelijkheid van de gedaagde centraal voor de niet-geregistreerde afname van elektriciteit. De eiser, een regionale netbeheerder, heeft de gedaagde als contractant geregistreerd voor de elektriciteitsvoorziening van een pand. Na een politieonderzoek naar een hennepkwekerij in het pand, bleek dat de elektriciteit niet door de meter was geregistreerd. De eiser heeft daarop een factuur gestuurd voor het geschatte ongeregistreerde verbruik en de onderzoekskosten, maar de gedaagde heeft niet betaald.

De eiser vordert in totaal € 6.807,52, bestaande uit de hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde erkent de aansprakelijkheid, maar betwist de hoogte van de vordering. De kantonrechter oordeelt dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade, en dat de berekening van het elektriciteitsverbruik op basis van de aangetroffen apparatuur en omstandigheden aannemelijk is. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de gevorderde kosten en rente.

De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag, en de proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd. De kantonrechter wijst erop dat de gedaagde zich voor een betalingsregeling moet wenden tot de gemachtigde van de eiser, aangezien de wet de kantonrechter niet toestaat om een betalingsregeling op te leggen bij vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10599178 CV EXPL 23-1972
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser] N.V.,
gevestigd te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juli 2023 met de daarin genoemde stukken,
- de akte overlegging producties van 1 november 2023 van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling van 16 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een regionale netbeheerder van elektriciteitsnetten en beheert de elektriciteitsvoorziening voor een pand op het [adres] (hierna: het pand).
2.2.
[gedaagde] heeft zich via een energieleverancier bij [eiser] bekend gemaakt als de afnemer van elektriciteit van het pand en per 25 januari 2007 zich als contractant van de aansluiting geregistreerd.
2.3.
[eiser] heeft via de energieleverancier een overeenkomst gesloten met [gedaagde] . [eiser] draagt op grond van deze overeenkomst zorg voor het transporteren van alle elektriciteit naar de aansluiting. Op de overeenkomst zijn de door [eiser] gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing.
2.4.
Op 12 november 2022 heeft de politie samen met een bij [eiser] werkzame fraudespecialist een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in het pand. Uit het onderzoek is gebleken dat in de periode van 22 oktober 2022 tot 12 november 2022 een hennepkwekerij was ingericht in het pand. Verder is uit het onderzoek naar voren gekomen dat de verbruikte elektriciteit niet door de elektriciteitsmeter is geregistreerd.
2.5.
[eiser] heeft aangifte gedaan van het veroorzaken van een gevaarlijke situatie en de diefstal van energie, al dan niet na verbreking van verzegeling.
2.6.
Op 24 november 2022 heeft [eiser] een factuur verstuurd aan [gedaagde] van € 6.036,74 voor onder meer het geschatte ongeregistreerde elektriciteitsverbruik en de onderzoekskosten. [gedaagde] is ondanks verschillende aanmaningen en herinneringen niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van € 6.807,52. Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 6.036,74, de buitengerechtelijke incassokosten van € 676,84 en de wettelijke rente tot 11 mei 2023 van € 93,94. De hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten van in totaal € 6.713,58 moeten volgens [eiser] nog worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag dat [gedaagde] dit bedrag volledig heeft betaald. Verder vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt dat er in het pand onrechtmatige aanpassingen zijn gedaan aan de elektrische aansluiting die eigendom is van [eiser] . Dit heeft geleid tot schade en hinder voor [eiser] . Daarvoor is [gedaagde] op grond van de overeenkomst en de algemene voorwaarden aansprakelijk. Uit de algemene voorwaarden vloeit voort dat [eiser] de omvang van de getransporteerde hoeveelheid elektriciteit mag inschatten op basis van de onderzoeksgegevens die zij tot haar beschikking heeft. [eiser] schat het verbruik in op 8.324 kWh. Verder moet [gedaagde] de kosten voor het onderzoek, het herstellen van de aansluiting en het opmaken van de rapportages betalen. Omdat [gedaagde] niet binnen de gestelde termijn tot betaling over is gegaan, is [gedaagde] ook de incassokosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] weerspreekt niet dat hij aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van [eiser] . Hij maakt wel bezwaar tegen de hoogte van de vordering. [gedaagde] heeft vroeger in een kas gewerkt en de tuinbouwschool gedaan en het is volgens hem onmogelijk om in een periode van vier weken zoveel elektriciteit te verbruiken, zeker gelet op de geringe omvang van de aangetroffen hennepkwekerij. Het bedrag van € 1.815,77 aan overige kosten (onder meer de onderzoekskosten en administratiekosten) vindt [gedaagde] ook erg hoog. Mocht [gedaagde] ertoe veroordeeld worden dat hij een bedrag aan [eiser] moet betalen, dan wil hij daarvoor graag een betalingsregeling treffen.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] weerspreekt niet dat in het door hem gehuurde pand stroom buiten de meter om is afgetapt. Hierdoor is er voor die geleverde stroom niet betaald, terwijl [gedaagde] dat op grond van de overeenkomst wel had moeten doen. Het staat niet ter discussie dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade van [eiser] . [gedaagde] moet een schadevergoeding aan [eiser] betalen [1] . Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de schadevergoeding. [gedaagde] vindt de gevorderde schadevergoeding van € 6.036,74 te hoog. De kantonrechter geeft [eiser] gelijk en licht dat hieronder toe.
De stelplicht en bewijslast
4.2.
De hoofdregel is dat het aan [eiser] is om haar geleden schade te stellen en bij betwisting te bewijzen [2] . In zaken zoals deze geldt daarbij het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat energieleveranciers en netbeheerders het stroomverbruik achteraf berekenen op basis van de gegevens die de meter aanlevert. In dit geval is de elektriciteit echter verkregen door het illegaal aftappen van het stroomnet, dus buiten de meter om. Hierdoor kan de exacte schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, zodat deze geschat zal moeten worden. [3] Het is aan [eiser] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) die de hoogte van de schade voldoende aannemelijk maakt.
Het elektriciteitsverbruik
4.3.
De kantonrechter zal het geschatte elektriciteitsverbruik, de grootste kostenpost, als eerste beoordelen. Hiervoor heeft [eiser] op de mondelinge behandeling toegelicht dat zij in deze specifieke situatie heeft gekeken naar de apparatuur die in het pand is aangetroffen en het verbruik daarvan. Dit komt volgens [eiser] neer op een totaalverbruik van 8.324 kWh en een kostenverlies van € 4.162,00. Het verbruik van de lampen verschilt daarbij volgens [eiser] enorm per kwekerij. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt dat er in het pand 33 lampen met voorschakelapparatuur zijn aangetroffen van 645W per lamp. Verder zijn er vier ventilatoren aangetroffen van 100W per stuk, een afzuiginstallatie van 345W, een dompelpomp van 400W en een OptiClimate van 3.100W. [gedaagde] heeft deze inventarisatie niet weersproken. Uitgaande van een maximale periode van 21 dagen, is [eiser] bij het maken van haar berekening verder uitgegaan van één onvoltooide teelt. Ook daarover bestaat geen discussie. Omdat de startdatum volgens [eiser] onbekend is, gaat zij uit van een groeifase van de hennepplanten van acht dagen. De resterende dagen verkeerden de planten volgens [eiser] in de bloeifase. Ook deze stellingen heeft [gedaagde] niet betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid van deze gegevens uitgaat. De kantonrechter gaat niet mee in de stelling van [gedaagde] dat moet worden aangeknoopt bij de aanname dat negentig procent van het stroomverbruik afkomstig is van de lampen, zoals als mogelijkheid wordt gegeven in het zogeheten BOOM-rapport. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de situatie per kwekerij erg verschilt en dat er op basis van de aangetroffen apparatuur een meer nauwkeurige schatting kan worden gemaakt, waarbij is uitgegaan van het voor de afnemer gunstigste scenario. [eiser] heeft met haar berekening een concrete en aannemelijke inschatting van de afgetapte stroom gemaakt.
4.4.
[gedaagde] heeft in dit kader betwist dat de lampen in de groeifase 18 uur per dag branden. Volgens [gedaagde] branden de lampen in de groeifase (de eerste week) 20 uur extra ten opzichte van in de bloeifase (de weken erna). Hij heeft deze informatie van internet verkregen. [gedaagde] heeft hierbij de bron van deze informatie niet gegeven. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij vroeger zelf in een kas heeft gewerkt en dat daar ook niet alle lampen brandden tijdens de groeifase.
De stelling van [gedaagde] is enkel gebaseerd op eigen ervaringen en niet-nader omschreven informatie van het internet. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling met bijvoorbeeld een verklaring van een onafhankelijke deskundige te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Nu de berekening van [eiser] is gebaseerd op de standaardberekening en de daadwerkelijk bij de kwekerij aangetroffen apparatuur, zal de kantonrechter aan de stellingen van [gedaagde] voorbijgaan en uitgaan van de juistheid van de door [eiser] aangevoerde gegevens.
4.5.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het door haar gestelde netverlies van € 4.162,00 heeft geleden. Dit gedeelte van de vordering is daarom toewijsbaar.
Tarief voor de aangetroffen aansluiting
4.6.
Het capaciteitstarief voor de in het pand aangetroffen aansluiting van 3x 35A t/m 3x 50A van € 58,97 is niet door [gedaagde] afzonderlijk betwist en zal daarom als onweersproken worden toegewezen.
Administratie- en onderzoekskosten
4.7.
De overige schade die [eiser] stelt van € 1.815,77 ziet onder meer op administratiekosten en kosten voor het opmaken van een dossier. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat zij een inventarisatie heeft moeten uitvoeren in het pand, dat zij daarvan een dossier heeft moeten opmaken, dat zij aangifte heeft moeten doen bij de politie en dat zij klantvragen heeft moeten beantwoorden. Deze werkzaamheden zijn door [gedaagde] niet weersproken. [gedaagde] heeft wel gesteld dat het onderzoek op een vrijdag plaatsvond, zodat [eiser] onterecht het weekendtarief in rekening zou hebben gebracht. Op de mondelinge behandeling hebben partijen dit nagekeken, waarbij is vastgesteld dat het onderzoek op een zaterdag heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat de gestelde werkzaamheden allemaal werkzaamheden zijn die vallen onder het vaststellen van de aansprakelijkheid en schade [4] en daarmee niet vallen onder de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten die [eiser] afzonderlijk vordert (zie hieronder). Dit gedeelte van de vordering is daarom toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [eiser] heeft daarom recht op de vergoeding. De hoogte van de gevorderde vergoeding zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 676,84 toegewezen.
Wettelijke rente
4.9.
[gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. Aangezien aan de vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan, zal de kantonrechter deze vordering toewijzen vanaf het moment van de dagvaarding (12 juni 2023).
Conclusie
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
6.036,74
- buitengerechtelijke incassokosten
676,84
- wettelijke rente tot 11 mei 2023
93,94
+
Totaal
6.807,52
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, inclusief de nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2 punten × € 330,00)
- nakosten
132,00
(maximaal tarief)
Totaal
1.413,84
Betalingsregeling
4.12.
Tot slot overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] zich voor het treffen van een betalingsregeling – zoals door hem verzocht – dient te wenden tot (de gemachtigde van) [eiser] , omdat de wet de kantonrechter niet de mogelijkheid biedt om bij vonnis een betalingsregeling op te leggen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.807,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 6.713,58, met ingang van 12 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.413,84,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.Artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek.