ECLI:NL:RBZWB:2023:9103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/413258 / JE RK 23-1527
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak betreft een verzoek van het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET) om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen. De minderjarige verblijft sinds de uithuisplaatsing in een gezinshuis en heeft daar haar plekje gevonden, maar geeft aan graag terug te willen naar een van haar ouders. De moeder en vader van de minderjarige zijn beide betrokken in de procedure, bijgestaan door hun advocaten. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en een spoedbeslissing genomen voor haar plaatsing in een jeugdhulpaanbieder.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2023 zijn de ouders en vertegenwoordigers van het LET aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de vader en de relatie tussen de minderjarige en haar ouders. De vader heeft recentelijk hulpverlening gezocht, maar er zijn twijfels over zijn stabiliteit en de geschiktheid van zijn woonomgeving. De moeder heeft ook zorgen geuit over de vader en de situatie van de minderjarige.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er meer tijd nodig is om de situatie van de minderjarige te evalueren en dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de hulpverlening en contactherstel tussen de minderjarige en haar ouders te faciliteren. De machtiging is verlengd tot 6 maart 2024, met de mogelijkheid van verdere evaluatie en onderzoek naar de opvoedcapaciteiten van beide ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413258 / JE RK 23-1527
Datum uitspraak: 5 december 2023

nadere beschikking over een verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

LANDELIJK EXPERTISE TEAM JEUGDBESCHERMING,

gevestigd te Utrecht, hierna te noemen het LET,
over

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende in [plaats 1] , bijgestaan door mr. M.T.E. Kranenburg, advocaat,

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende in [plaats 2] , bijgestaan door mr. W.R.M. Voorvaart, advocaat.

Het verdere verloop van de procedure

Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de mondelinge beslissing van de kinderrechter van 24 augustus 2023, op schrift gesteld op 1 september 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het op 13 november 2023 van het LET ontvangen verslag, gedateerd 10 november 2023;
- het op 22 november 2023 ontvangen verweerschrift van de advocaat van de vader, met producties;
- de op 28 november 2023 ontvangen producties van de advocaat van de moeder.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
  • twee vertegenwoordigsters namens het LET.

Het resterende verzoek

Bij mondelinge beslissing van de kinderrechter van 24 augustus 2023, op schrift gesteld op 1 september 2023, is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 6 september 2023 tot 6 september 2024. Tevens is de spoedbeslissing van 23 augustus 2023, waarbij een (spoed)machtiging is verleend om [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te plaatsen met ingang van 23 augustus 2023 tot 6 september 2023 bekrachtigd. Daarnaast is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 6 september 2023 verlengd tot 6 december 2023. De behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de nog resterende duur van drie maanden is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling, waarvoor het LET, de moeder en haar advocaat, de vader en zijn advocaat zijn opgeroepen om te verschijnen. Voorts is bepaald dat [minderjarige] afzonderlijk in de gelegenheid wordt gesteld om haar mening over het verzoek aan de kinderrechter kenbaar te maken.

Het standpunt van het LET

Het LET heeft schriftelijk en mondeling aanvullend het navolgende aangevoerd.
[minderjarige] verblijft sinds de uithuisplaatsing in een gezinshuis. Hier heeft zij de eerste twee weken erg moeten wennen, maar uiteindelijk heeft zij haar plekje gevonden en gaat het goed met haar. Door de week gaat [minderjarige] dagelijks naar een zorg/leerboerderij. Daar heeft zij het reuze naar haar zin. Wel geeft [minderjarige] aan dat ze graag terug wil naar één van haar ouders. Ze laat zich wisselend uit over bij wie ze graag zou willen wonen en wat daarvoor nodig is. Ze beseft dat haar band met haar moeder heel anders is dan die met haar vader en dat er aan beide kanten andere dingen nodig zijn. Echter lijkt zij ook niet helemaal te kunnen overzien wat daarin goed is voor haar.
Er is contact gezocht met de Gezinsmanager, om uitvoering te geven aan het traject contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder en om met de vader aan de slag te laten gaan om te kijken wat er voor nodig is om [minderjarige] eventueel weer terug bij de vader te plaatsen. Omdat de inzet van de Gezinsmanager niet zo gemakkelijk kon worden uitgebreid is LET zelf gestart met twee begeleide belmomenten per week voor [minderjarige] met de moeder om een eerste stap te zetten in het contactherstel. Daarnaast hebben er een aantal begeleide bezoeken plaatsgevonden in aanwezigheid van LET. [minderjarige] ziet ieder van haar ouders nu eens per twee weken anderhalf uur bij de Gezinsmanager.
[minderjarige] laat blijken het fijn te vinden om haar moeder te zien en graag bij haar te willen wonen. Echter delen LET en de moeder de opvatting dat het noodzakelijk is om daarin kleine stapjes te maken. Het contactherstel heeft een prille start gemaakt en is kwetsbaar zolang er niet systemisch wordt gewerkt aan de problematiek die heeft gespeeld tussen beiden. Het verleden laat zien dat de relatie en vooral ook het invoegen van [minderjarige] in de thuissituatie van de moeder mogelijk veel oud zeer en oude patronen kan oproepen. Besloten is [zorginstelling] in te zetten die middels Functional Family Therapy (FFT) een eerste stap gaat maken om de onderlaag tussen [minderjarige] en de moeder boven te halen en die te bespreken en te begeleiden. FFT bestaat uit 5 gesprekken, die al zijn ingepland voor december en januari, het eerste gesprek volgende week. Belangrijk hierbij is dat ingezoomd gaat worden op de communicatie en interactiepatronen zodat duidelijk wordt waarom de relatie zo is beschadigd en hoe die hersteld kan worden. Duidelijk is geworden dat [minderjarige] de nieuwe relatie van de moeder niet accepteert. Tijdens bezoeken wordt er over de dagelijkse dingen gesproken en worden de moeilijkere onderwerpen zoals de pijn, het verdriet en de frustratie vermeden. Het is van belang om deze laag ook te bekijken en te behandelen om een eventuele plaatsing bij de moeder succesvol te kunnen laten verlopen. Naast de gesprekken van [zorginstelling] met [minderjarige] en de moeder zal de Gezinsmanager in gesprek met de moeder bekijken hoe haar huidige gezinssituatie veilig en stabiel te houden. Bezoeken tussen [minderjarige] en de moeder zullen door de Gezinsmanager worden begeleid en middels FFT zal gewerkt (moeten) worden aan contactherstel waaruit tevens duidelijk zal moeten worden wat voor wat betreft de contactduur en de -frequentie het hoogst haalbare is.
Na de laatste mondelinge behandeling is de vader vrij snel ontslagen uit de voorlopige hechtenis. Echter is hij kort nadien wederom aangehouden, omdat er softdrugs werden gevonden in de auto waarin hij reed. Vervolgens is hij opnieuw na korte tijd in vrijheid gesteld. Medio september 2023 ontving LET het bericht dat de vader uit zijn woning gezet zou worden. Uiteindelijk bleek dat de vader een dag vóór de daadwerkelijke huisuitzetting het openstaande bedrag had ingelost waardoor dit is voorkomen. Echter heeft dit voor veel stress gezorgd bij de vader en voor onrust bij alle betrokkenen. Het LET heeft vernomen dat er op 4 december 2023 een strafzitting ten aanzien van de vader gepland stond over drugs gerelateerde delicten uit maart 2023, maar dat deze zitting is verplaatst. Het bieden van hulp en ondersteuning aan de vader wordt bemoeilijkt omdat hij een andere visie heeft op het geheel en emoties bij hem in gesprek regelmatig de overhand krijgen.
De grootouders vaderszijde hebben meermalen aangegeven eveneens bereid en in staat te zijn om voor [minderjarige] te willen zorgen. [minderjarige] verbleef in het verleden vaak bij hen. Er zijn echter twijfels over de haalbaarheid hiervan, gezien de lastige verhouding tussen de vader, de moeder en deze grootouders. Een plaatsing in dit netwerk kan alleen als dit de goedkeuring van alle betrokkenen heeft en als de weg naar en contact met beide ouders wordt vrij gehouden. [Jeugdzorginstelling] is betrokken om een netwerk screening uit te voeren en voormelde omstandigheden in haar onderzoek te betrekken. Dat onderzoek start op 18 december en zal ongeveer 13 weken gaan duren.
De Gezinsmanager zet tevens in op een stapsgewijze uitbreiding van de begeleide contacten tussen [minderjarige] en de vader, met als doel om toe te werken naar begeleide contacten bij de vader thuis. Echter ziet de Gezinsmanager zich geconfronteerd met de situatie dat het moeilijk blijkt met de vader in contact te komen om middels gesprekken en huisbezoeken zicht te krijgen op zijn woon/leefsituatie en antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre hij over voldoende mogelijkheden beschikt om de zorg voor en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen en wat er daarvoor eventueel nog nodig is. De Gezinsmanager wenst meer specifiek duidelijkheid en actuele informatie gelet op de nog aanwezige zorgen over de geconstateerde vervuilde staat waarin de woning van de vader - waaronder ook de slaapkamer van [minderjarige] - is aangetroffen. De vader kampt bovendien met emotieregulatieproblematiek. Daarvoor dient hij een hem door de Reclassering opgelegd hulpverleningstraject bij Fivoor te volgen. Tot dusver is niet gebleken dat hij daarmee is gestart. Voorts wordt door de Gezinsmanager betwijfeld of de vanuit de hulpverlening aan hem gegeven adviezen daadwerkelijk beklijven. Met het oog hierop is de vader verzocht aan een persoonlijkheidsonderzoek deel te nemen. Ten slotte geldt dat er zorgen zijn wegens ten aanzien van de vader nog lopende strafprocedures. Verder is duidelijk geworden dat de vader zeer frequent in het buitenland verblijft, waardoor het onduidelijk is of hij voor [minderjarige] als verzorger/opvoeder voldoende beschikbaar is in het geval dat zij aan zijn zorg en verantwoordelijkheid wordt toevertrouwd.
Contact tussen [minderjarige] en de moeder is noodzakelijk om de relatie te herstellen, onduidelijk is nog of een op maat gemaakte zorg/contactregeling met de moeder het hoogst haalbare is of dat een plaatsing bij haar aan de orde kan zijn. Er worden in elk geval op dit moment nog teveel risico’s gezien in relatie tot een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Zoals eerder aangegeven spelen daarbij naast het niet accepteren door [minderjarige] van de nieuwe partner van de moeder spanningsvolle en conflictsituaties uit de vroegere periode waarin zij bij de moeder woonde een rol. Aan vaderszijde ligt de focus minder op het contactherstel, maar meer op de opvoedvaardigheden van de vader en de zorgen omtrent vaders houding richting [minderjarige] weg te nemen. Ook kreeg het LET vanuit de Gezinsmanager als terugkoppeling dat door de vader langdurig in het bijzijn van [minderjarige] negatief over de moeder werd gesproken. Dit zijn zaken waarmee [minderjarige] niet mag worden belast. Belangrijk is dat dit in het vervolg achterwege blijft en dat de vader bereid en in staat is adviezen en tips van de hulpverlening op te volgen, dat hij onderzocht gaat worden en dat hij met de resultaten daaruit aan de slag gaat.
LET kan zich op dit moment nog niet uitlaten over het perspectief van [minderjarige] . Tussen [minderjarige] en de moeder hebben tot dusver circa zes fysieke begeleide contacten plaats gevonden gedurende telkens anderhalf uur. Ook tussen [minderjarige] en de vader vinden er begeleide contacten plaats. Al deze begeleide contacten worden uitgevoerd op locatie bij de Gezinsmanager. Het is de bedoeling dat [minderjarige] en de moeder over een week een uitgebreider contact met elkaar zullen hebben bij de moeder thuis ter gelegenheid van de Sint Nicolaas viering.
Het LET handhaaft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de nog resterende duur van drie maanden. De komende drie maanden acht LET ten minste nodig om de Gezinsmanager actief aan de slag te laten gaan met de ouders en met [minderjarige] om het contact te herstellen en in beide situaties zicht te krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de ouders. Daarnaast zal met FFT via [zorginstelling] worden gestart. Niet uitgesloten wordt dat er daarna nog een vervolgbehandeltraject nodig is. Tevens gaat [Jeugdzorginstelling] zoals al aangegeven een netwerkonderzoek uitvoeren, waarbij de grootouders vaderszijde - bij wijze van aanvullende optie, indien mocht blijken dat een plaatsing van [minderjarige] noch bij de moeder noch bij de vader tot de mogelijkheid behoort - worden betrokken. [minderjarige] zal intussen in het gezinshuis kunnen verblijven, bij de leer/zorgboerderij zal zij met ondersteuning van een docent verder aan haar schoolopleiding kunnen werken.

Het standpunt van [minderjarige]

, afzonderlijk via een beeldbelverbinding door de kinderrechter gehoord, heeft verklaard dat zij inmiddels in het gezinshuis haar plekje heeft gevonden. Zij vindt het ook leuk op de leer/zorgboerderij, zij heeft daar leuke activiteiten en bovendien kan zij daar met ondersteuning haar huiswerk maken. Wel wil zij zo snel als mogelijk weer terug naar huis, het liefst naar haar vader. Dat het LET heeft aangegeven dat haar vader daarbij mogelijk hulpverlening nodig zal hebben vindt zij lastig te begrijpen. Indien het bij haar vader wonen niet mogelijk mocht blijken wil zij graag bij haar moeder wonen. Wel dient er daarvoor nog verder aan het opbouwen van een band tussen haar en haar moeder te worden gewerkt. Dat begrijpt ze. Volgende week zullen zij weer contact met elkaar hebben, maar dan bij haar moeder thuis, zij blijft dan ook bij haar eten. Daar kijkt zij erg naar uit. Ook heeft zij volgende week weer begeleid contact met haar vader op het kantoor van de Gezinsmanager. Dit is een ander soort contact dan met haar moeder, aangezien zij met haar vader geen band meer hoeft op te bouwen.

Het standpunt van de vader

De vader stelt zich op het standpunt dat het restantverzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder dient te worden afgewezen. De vader erkent dat eerder zijn woon- en leefsituatie te wensen over liet. Daar is echter intussen aan gewerkt. Hij heeft nu een solide thuisbasis, zijn woning is schoon en opgeruimd en hij gedraagt zich als een goed huisvader. Ook bevindt zijn leven zich in rustiger vaarwater, nu hij veel problemen achter zich heeft kunnen laten. Zo heeft hij de scheiding verwerkt en krijgt hij hulp en coaching bij zijn schuldenproblematiek. Hij heeft voor ongeveer € 46.00,= schuld. Ook met [naam] van de Gezinsmanager heeft hij goed contact. Verder is hij voornemens om te gaan solliciteren op een 9 tot 5 baan en te stoppen met zijn transportbedrijf en daardoor met werkzaamheden in het buitenland, zodat hij als verzorger/opvoeder voor [minderjarige] beschikbaar kan zijn. De vader realiseert zich dat sommige uitspraken van hem in het verleden mogelijk dreigend zijn overgekomen. Hij heeft echter voor zichzelf kunnen vaststellen dat hij intussen veel rustiger is geworden en dat hij conflicten uit de weg gaat. Hij telt nu eerst tot tien, maar als het over zijn kind gaat reageert hij emotioneel en dat kan hem niet worden aangerekend. Tevens waakt hij ervoor [minderjarige] met volwassen zaken te belasten of die met haar te bespreken. Overigens kan het niet zo zijn dat het anderzijds wel is toegestaan dat de moeder met [minderjarige] over haar nieuwe partner spreekt. De vader meent dat hierin verschillende maatstaven worden gehanteerd.
Verder klopt het niet dat er op 4 december 2023 een strafzitting tegen de vader plaatsvindt. Deze mondelinge behandeling is tot nader order uitgesteld. Daarbij gaat het hier om het transport van een container met illegale waar, waar de vader tegen zijn wil onwetend bij betrokken is geraakt. Er is ook geen sprake meer van voorlopige hechtenis. Dit en meer in het bijzonder de wijze waarop door een arrestatie team nota bene in aanwezigheid van [minderjarige] een inval in de woning van de vader is gedaan, maar ook het plaatsen van vraagtekens door het LET bij de (zorg)capaciteiten van de vader maken bij elkaar dat er van de vader een beeld wordt gecreëerd dat in geen enkel opzicht overeenstemt met de persoon die hij in werkelijkheid is.
Het gaat momenteel goed met [minderjarige] in het gezinshuis. Echter neemt dit niet weg dat [minderjarige] , naar zij ook zelf aangeeft, de kans moet krijgen om terug te keren bij één van haar beide ouders. Zij is indertijd bij de vader geplaatst omdat de band tussen haar en de moeder minder goed zou zijn. De moeder woont thans samen met haar nieuwe partner, echter accepteert [minderjarige] deze relatie niet. Dit maakt dat een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder op voorhand niet zal gaan werken. Tussen [minderjarige] en de vader is de band erg close. In de opvatting van de vader is het daarom het meest in het belang van [minderjarige] dat zij weer bij hem
- met opa en oma vaderszijde als achterwacht - zal kunnen wonen. Zij kan dan ook weer haar schoolopleiding oppakken en contact hebben met al haar (oude) vrienden en vriendinnen. Dit is belangrijk voor haar sociale ontwikkeling en voor haar latere loopbaan. De school heeft aangegeven dat [minderjarige] de gemiste lesstof met extra ondersteuning/begeleiding in haar eigen tempo zal kunnen inhalen. De vader verklaart zich ten slotte uitdrukkelijk bereid, in het geval dat [minderjarige] bij hem komt wonen, om mee te werken aan contact van [minderjarige] met de moeder en in dat kader de aanwijzingen van LET en andere hulpverleners in het kader van de ondertoezichtstelling op te volgen. Ook zegt hij toe direct een afspraak te zullen inplannen met Fivoor.

Het standpunt van de moeder

De moeder stelt zich op het standpunt dat het in het belang van [minderjarige] is dat de machtiging tot uithuisplaatsing in het gezinshuis voor de resterend verzochte periode van drie maanden wordt verlengd. In haar visie is er meer tijd nodig om te werken aan het contactherstel met [minderjarige] voordat [minderjarige] bij haar zou kunnen komen wonen. Op de begeleide contacten met de moeder wordt door [minderjarige] erg positief gereageerd. Dit geldt evenzeer voor die momenten waarop de andere kinderen erbij aanwezig zijn en er enkele activiteiten worden ondernomen. Ook laat [minderjarige] blijken nieuwsgierig te zijn naar de samengestelde gezinssituatie van haar moeder en daar graag deel van te willen gaan uitmaken. De nieuwe relatie van de moeder vormt geen belemmering om [minderjarige] - op termijn - bij haar te laten wonen. De beeldvorming bij [minderjarige] van haar partner is hoofdzakelijk gegrond op wat zij van de vader heeft meegekregen. [minderjarige] heeft intussen ook spijt betuigd van al hetgeen zij over de partner van moeder heeft gezegd. Wel blijft de moeder bij haar standpunt dat het voor het wonen van [minderjarige] in haar gezin nu nog te vroeg is.
Dat er geen enkel beletsel zou zijn wat betreft de leef- en woonsituatie van de vader, zoals door en namens hem aangevoerd, om [minderjarige] bij hem te laten terugkeren en dat hij in dat geval in het belang van [minderjarige] aan de hulpverlening die daarvoor nodig is zal (gaan) meewerken wordt door de moeder sterk betwijfeld. In het verleden is op vele manieren geprobeerd met de vader in gesprek te raken, maar dat heeft nooit tot resultaat geleid. De moeder heeft kort vóór de aangezegde ontruiming op initiatief van de grootouders vaderszijde toegang gekregen tot de woning van de vader, bedoeld om bij diens afwezigheid spullen en persoonlijke bezittingen op te halen. Bij die gelegenheid trof zij nog steeds een sterk vervuilde woning aan. Als voorbeelden worden benoemd lege drankflessen, beschimmeld wasgoed, een doordringende stank en kattenuitwerpselen op de slaapkamer van [minderjarige] . Voorts betwist de moeder dat de vader schuldenvrij is, althans dat hij geen problematische schulden meer zou hebben. Daartoe wordt een uitdraai overgelegd uit het insolventieregister van 20 maart 2023, waaruit blijkt dat de vader eerder dit jaar enkele maanden in de WSNP heeft gezeten, maar dat dit traject na korte tijd zonder schone lei is beëindigd. Verder ontvangt hij een werkloosheidsuitkering en betaalt hij geen kinderalimentatie. Uit een overzicht van recente whatsapp berichten, die de vader met de mobiele telefoon van [minderjarige] aan de moeder heeft gestuurd, blijkt dat deze vergeleken met zijn berichten in de afgelopen jaren qua toonzetting niet zijn veranderd. De moeder ziet niet in of/in hoeverre er sprake zou zijn van verandering bij de vader, zoals door hem aangegeven, zonder dat door hem daarvoor enige vorm van therapie of begeleiding is geaccepteerd. Zij benoemt in dat verband tevens dat afspraken met de betrokken hulpverlenende instanties, waaronder de Gezinsmanager en Fivoor, door de vader niet (consequent) worden nagekomen. Ook mag niet onvermeld blijven dat er meermalen aangifte tegen de vader is gedaan wegens bedreiging en het bezit van softdrugs. Daarnaast geldt dat de boedelverdeling in het kader van de echtscheiding nog steeds niet is afgerond, nu de vader daar niet aan meewerkt. De moeder ziet ten slotte een plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders vaderszijde niet als een reële optie. Dit omdat er geen goede verstandhouding is tussen haar en deze grootouders en dit maakt dat laatstgenoemden naar [minderjarige] negatieve uitlatingen over de moeder doen. Ook belasten zij [minderjarige] met volwassen zaken.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
In het licht daarvan overweegt de kinderrechter als volgt.
In voormelde beschikking, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing laatstelijk is verlengd, is overwogen dat de vader zich op dat moment in voorarrest bevond en dat er daarnaast door het LET forse zorgen waren gemeld over de woon-/opvoedsituatie van [minderjarige] bij de vader. Dit maakte het op dat moment noodzakelijk dat onderzocht diende te worden of, op welke manier en -eventueel- onder welke voorwaarden [minderjarige] terug bij de vader kon gaan wonen. Tevens heeft de kinderrechter in deze beschikking benoemd dat een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder gelet op de voorgeschiedenis op termijn het risico op escalatie met zich zou brengen, met alle negatieve gevolgen voor de contactopbouw van dien.
Gebleken is dat het ter bepaling van [minderjarige] perspectief noodzakelijk is dat er een aantal - deels individuele - (therapeutische) hulpverlenings- en onderzoekstrajecten worden doorlopen, als in de schriftelijke verslaglegging van het LET beschreven en mondeling nader toegelicht. Ten aanzien van de moeder zullen die trajecten voornamelijk gericht zijn op contactherstel met [minderjarige] en ten aanzien van de vader op onderzoek naar de opvoedvaardigheden.
Gebleken is dat de hiervóór bedoelde trajecten ofwel pas zeer recent zijn opgestart, zoals FFT bij [zorginstelling] , ofwel nog opgestart moeten worden, zoals emotieregulatiebehandeling van de vader bij Fivoor en een persoonlijkheidsonderzoek, waaraan de vader gevraagd is deel te nemen. Op grond hiervan wordt een plaatsing bij één van de ouders op dit moment nog niet in het belang van [minderjarige] geacht. Naar het oordeel van de kinderrechter geldt dit evenzeer voor een eventuele plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders vaderszijde, nu [Jeugdzorginstelling] eerst een netwerkonderzoek zal moeten verrichten alvorens die optie aan de orde zou kunnen zijn.
Op grond van al het voorgaande komt de kinderrechter tot het eindoordeel dat er meer tijd nodig is om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen op basis waarvan in het belang van [minderjarige] kan worden beoordeeld waar (op termijn) haar zorg- en opvoedperspectief ligt.
Met inachtneming van het vorenstaande acht de kinderrechter een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterend verzochte periode in het belang van de [minderjarige] nog steeds noodzakelijk.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 6 december 2023 tot 6 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023 door mr. Struijs, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.