In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak betreft een verzoek van het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET) om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen. De minderjarige verblijft sinds de uithuisplaatsing in een gezinshuis en heeft daar haar plekje gevonden, maar geeft aan graag terug te willen naar een van haar ouders. De moeder en vader van de minderjarige zijn beide betrokken in de procedure, bijgestaan door hun advocaten. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en een spoedbeslissing genomen voor haar plaatsing in een jeugdhulpaanbieder.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2023 zijn de ouders en vertegenwoordigers van het LET aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de vader en de relatie tussen de minderjarige en haar ouders. De vader heeft recentelijk hulpverlening gezocht, maar er zijn twijfels over zijn stabiliteit en de geschiktheid van zijn woonomgeving. De moeder heeft ook zorgen geuit over de vader en de situatie van de minderjarige.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er meer tijd nodig is om de situatie van de minderjarige te evalueren en dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de hulpverlening en contactherstel tussen de minderjarige en haar ouders te faciliteren. De machtiging is verlengd tot 6 maart 2024, met de mogelijkheid van verdere evaluatie en onderzoek naar de opvoedcapaciteiten van beide ouders.