ECLI:NL:RBZWB:2023:9104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/415498/JE RK 23/1923
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 6 december 2023, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging met een jaar. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de structurele veiligheid van de kinderen. De ouders hebben een gespannen relatie en er is weinig tot geen communicatie tussen hen. De moeder heeft zorgen over het gedrag van de kinderen na hun bezoeken aan de vader, terwijl de vader aangeeft dat hij meer tijd met de kinderen wil doorbrengen om een band op te bouwen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de kinderen in een loyaliteitsconflict verkeren en dat er behoefte is aan stabiliteit en structuur in hun leven.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de kwetsbare en complexe situatie van de kinderen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 6 december 2024, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de ouders hebben het recht om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415498/JE RK 23/1923
Datum uitspraak: 30 november 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

locatie Amsterdam, gecertificeerde instelling (hierna: de GI),
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 31 oktober 2022.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • de moeder;
  • de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 22 november 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 december 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de verzoeker

Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk en aanvullend mondeling het navolgende aangevoerd.
[minderjarige 1] gaat naar het speciaal basisonderwijs, zij zit in groep 6. Ze krijgt speltherapie om nare gebeurtenissen uit het verleden te kunnen verwerken via SDW. De therapie is wegens zwangerschapsverlof van de speltherapeut tijdelijk stil gelegd. De inzet van een vervanger wordt niet in het belang van [minderjarige 1] geacht, gezien de hechte positieve band tussen haar en haar therapeut. [minderjarige 1] is zichzelf aan het ontdekken, wie zij is, wat zij kan en wat zij minder leuk vindt. Haar belevingen en ervaringen zijn meer gericht op zichzelf en minder vanuit de ouders. [minderjarige 1] wil heel graag dat het met haar ouders goed gaat. Er wordt met haar een tijdlijn gemaakt van de leuke periodes en de minder leuke momenten. [minderjarige 1] is rustiger aanwezig, zij speelt meer tijdens de therapie. Zij is echter tevens een gevoelig meisje met een vol hoofd dat met momenten stagneert in haar ontwikkeling op school. Vanuit school zijn er zorgen geuit, aangezien een verdrietig meisje wordt gezien dat niet tot leren komt.
[minderjarige 2] gaat naar het regulier basisonderwijs, hij zit in groep 3. [minderjarige 2] heeft in het schooljaar 2022-2023 extra gekleuterd, omdat hij nog speels was en nog niet toe aan groep 3. Hij krijgt dramatherapie vanuit SDW. Hij leert welke emoties er zijn, hij wordt zich meer bewust van zijn eigen emoties en de gedragingen die hij vertoont. In zijn spelgedrag gebruikt hij veel geweld door de ander neer te schieten. Dit is volgens de therapeut een uiting van het uitoefenen van controle. Inmiddels lukt het [minderjarige 2] om
het spel te richten op het samenwerken met de ander. Ook kan hij zijn emoties beter reguleren en - althans gedeeltelijk - aan de hand van een signaleringslijst benoemen.
De school ziet in het gedrag van [minderjarige 2] een positieve ontwikkeling. Wel laat hij blijken behoefte te hebben aan structuur, dit heeft hij nodig om tot leren te komen. [minderjarige 2] is rustig in de klas en hij luistert goed, dit heeft te maken met een andere structuur en omdat er een vaste leerkracht is. Ook zijn er zorgen. In vrijere situaties is [minderjarige 2] erg ruw en gebruikt hij scheldwoorden. Ook is er afgelopen zomer een melding binnengekomen, dat [minderjarige 2] over daken liep van andere buurtbewoners en dat hij zich ophield in andermans tuin. Tevens heeft hij op een speelplaats spullen vernield. [minderjarige 2] is door de politie aangesproken op zijn gedrag. De moeder heeft over [minderjarige 2] ’s gedrag opgemerkt dat hij erg ondeugend is, de vader heeft aangegeven dat [minderjarige 2] stout kan zijn en dat hij grof is in zijn taalgebruik.
[minderjarige 2] zoekt bij de vader de grenzen op door de ene keer niet te luisteren en de andere keer wel. De vader heeft soms begeleiding nodig vanuit SDW bij het begrenzen van [minderjarige 2] . Volgens de dramatherapeut lijkt het gedrag van [minderjarige 2] uit verveling en stoer gedrag te komen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaan om de week op zaterdagochtend van 09:00 tot 11:00 uur naar vader. Beide kinderen reageren blij als ze vader zien. De jeugdzorgwerker vindt het krachtig van de moeder dat zij de kinderen tot op heden naar de vader laat gaan. Wel blijft de draagkracht van de moeder kwetsbaar en ervaart zij veel stress en spanning wanneer de vader in beeld komt. [minderjarige 2] kan de vader uitdagen door middel van grof taalgebruik en hij zoekt grenzen op. De vader keurt dit niet goed, maar hij vindt het ook erg lastig hoe hij [minderjarige 2] het beste kan aansturen. [minderjarige 1] groet bij binnenkomst en is vrij snel gefocust op wat ze gaan doen. Ook laten de kinderen zien dat zij het laatste uur onrustiger worden en zij gaan vragen wanneer zij weer terug naar de moeder gaan. Inmiddels zorgt de vader voor een betere voorbereiding, door bijvoorbeeld iets te bakken, wat voor meer rust zorgt bij de
kinderen. Ook geeft hij aan zo min mogelijk negatieve uitspraken te doen over de moeder in het bijzijn van de kinderen. Dit wordt als zodanig door SDW herkend.
De oma vaderszijde komt soms langs tijdens de bezoeken om de kinderen te zien. De vader heeft kenbaar gemaakt de kinderen langer te willen zien, omdat het hem niet lukt in twee uren een band op te bouwen met de kinderen. Ook wil hij dat zijn nieuwe relatie aanwezig is bij de bezoeken. De GI wijst erop dat de samenwerking van de vader met de hulpverlening zich thans nog in een opbouwfase bevindt. Daardoor kon nog onvoldoende worden ingestoken op een uitbreiding van het contact tussen hem en de kinderen. Hoewel er een positief contact is tussen de kinderen en de partner van de vader acht de jeugdzorgwerker het op dit moment van belang dat de twee bezoekuren zo optimaal mogelijk worden benut om de vader aan beide kinderen aandacht te laten geven. De vader is er door de jeugdzorgwerker op gewezen dat daarom in elk geval voorlopig alleen oma vaderszijde bij de contacten aanwezig mag zijn. Van belang in dat opzicht is dat de vader de afspraken met de hulpverlening rondom het contact tussen hem en de kinderen, waaronder die over de aanwezigheid van zijn partner in zijn woning, nakomt. Of/wanneer de begeleiding van de contacten tussen de vader en de kinderen geheel dan wel gedeeltelijk kan komen te vervallen valt op dit moment nog niet aan te geven. Dit hangt in sterke mate af van het vermogen van de vader om opvoedkundig aan de kinderen voldoende grenzen te stellen. Ook hierover dient er nog nadere afstemming met de vader plaats te vinden. Of/in hoeverre de partner van de vader een grotere rol in het geheel zal kunnen vervullen is mede afhankelijk van de behoefte daaraan bij de kinderen.
De onrust rondom de kinderen blijft aanhouden in hun directe omgeving. De jeugdzorg-werker en de begeleiding signaleren dat er voornamelijk sprake is van onrust wanneer er geen hulpverlening aanwezig is. De scheidingsproblemen blijven op de voorgrond staan. De kinderen zitten klem tussen het wantrouwen dat overheerst tussen de ouders. Ondanks de al langdurige betrokkenheid van de hulpverlening lijkt deze weinig tot geen grip op de onrust tussen de ouders te krijgen. Er is daardoor nog steeds geen sprake van constructieve samenwerking tussen de GI en de betrokken hulpverlening met de ouders.
De GI concludeert gezien het voorgaande dat er nog steeds zorgen zijn over de structurele veiligheid van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , te weten over:
- het loyaliteitsconflict waar de kinderen in verkeren en dan met name [minderjarige 2] ; Als [minderjarige 2] bij de vader is dan vindt hij het jammer om te gaan; hij zegt dan weleens 'ik blijf bij jou wonen'. Bij terugkomst bij de moeder geven de kinderen aan wat de moeder wil horen en vertelt [minderjarige 2] niet wat hij zojuist bij de vader heeft gezegd;
- de vraagtekens die bestaan over wat er buiten de omgang om gebeurt; de SDW deelt die zorgen;
- dat de moeder aangeeft dat ze het liefst niet wil dat de kinderen naar de vader gaan;
- de ouders hebben weinig tot géén vertrouwen in elkaar, er is geen onderlinge communicatie op ouderniveau en zij blijven elkaar verwijten maken duidend op wat de ander in het verleden heeft gedaan; de motivatie om in die situatie verbetering te brengen lijkt bij beide ouders aanwezig, maar komt niet tot stand omdat zij intussen verwijten naar elkaar blijven uiten en door beiden over tussen hen (nog) spelende zaken uit het verleden geen of onvoldoende openheid wordt geboden; het is daartoe op dit moment met name van belang dat er tijdelijk voor rust wordt gekozen;
- de draagkracht van de moeder is beperkt, zij is daardoor kwetsbaar. Als zij veel stress ervaart, heeft dat invloed op hoe ze reageert richting de kinderen;
- de situatie is in vergelijking met vorig jaar tussen de ouders niet veranderd;
- de emoties bij beide ouders zijn sterk aanwezig.
Het is daarom noodzakelijk de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar. In het aankomende jaar zal er aangestuurd worden op continuering van de contacten van de kinderen met de vader en het daarin strak wegzetten van afspraken, het bieden van duidelijkheid, zodat het enigszins stabiel blijft/wordt. Ook dient de kind problematiek bij [minderjarige 2] goed in kaart te worden gebracht door het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek, zodat duidelijk wordt wat er exact bij hem speelt. Daarnaast zal er ingezet worden op opvoedondersteuning bij de moeder thuis.

De standpunten van de belanghebbenden

De moeder heeft opgemerkt dat zij het in de eerste plaats noodzakelijk acht dat er aan verbetering van de oudercommunicatie gewerkt blijft worden. Daarnaast maakt zij zich over beide kinderen in relatie tot hun ontwikkeling nog steeds zorgen. Zij ziet bij [minderjarige 1] dat zij kort na haar terugkeer van contacten met de vader verwarde momenten kent en dat zij op school niet of onvoldoende tot leren komt. Ten aanzien van [minderjarige 2] geldt dat hij soms tegendraads gedrag vertoont, waarvan het haar onduidelijk is wat daarvan de oorzaak is. Verder wekken beide kinderen op haar de indruk dat zij nog wisselend staan tegenover een mogelijke uitbreiding van het contact, zoals middels een overnachting bij de vader. Daarbij speelt volgens haar mede een rol dat de communicatie tussen haar en de vader via de jeugdzorgwerker over gemaakte en nog te maken afspraken voor onduidelijkheid zorgt. In het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ziet zij gezien al deze zorgaspecten op dit moment geen andere mogelijkheid dan in te stemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling.
De vader heeft naar voren gebracht dat het contact tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] positief verloopt, maar dat de beschikbare tijd voor hem te beperkt is om met hen daadwerkelijk een band op te kunnen bouwen. Ook maakt het vroege aanvangstijdstip van het contact dat de kinderen dan niet in hun optimale doen zijn. Graag zou hij zien dat er daarover, alsook over een uitbreiding van de contacten, liefst met een overnachting en het betrekken daarbij van zijn partner, nadere afspraken (kunnen) worden gemaakt. Daarnaast is ook in zijn visie de oudercommunicatie voor verbetering vatbaar. Zaken uit het verleden kunnen niet worden teruggedraaid, hij en de moeder dienen daarom hun blik op de toekomst te richten. Dit bij elkaar maakt dat hij een verlenging van de ondertoezichtstelling als verzocht nog noodzakelijk acht.

De beoordeling

Op basis van de inhoud van de door de GI overgelegde stukken is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat in de beschikking van 22 november 2022, waarbij laatstelijk de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is verlengd, is overwogen dat hulpverlening in een verplicht kader nog noodzakelijk is, nu beide kinderen nog steeds zorgelijk gedrag vertonen, zij daarvoor verdere behandeling nodig hebben, de moeder dient te worden betrokken in dat wat zij nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen, persoonlijk contact tussen de ouders nog niet echt mogelijk is en de contactregeling tussen de vader en de minderjarigen goed dient te worden gevolgd.
De inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling strekken naar het oordeel van de kinderrechter tot de conclusie dat nog altijd van een kwetsbare en complexe situatie sprake is. Er is weliswaar structureel begeleid contact tussen de vader en de kinderen, maar dat bevindt zich nog in een prille opbouwende fase. Tevens is gebleken dat de moeder kampt met zorgen over het gedrag en het functioneren van de kinderen na hun terugkeer van de contacten. Bovendien heeft de vader zijn eigen opvattingen over de beperkte duur van het contact en de wijze waarop dit liefst op korte termijn dient te worden uitgebreid. Ten slotte geldt - niet in de minste plaats - dat de vader en de moeder nog steeds op gespannen voet staan tot elkaar en daarom op dit moment de oudercommunicatie over de kinderen niet anders dan door tussenkomst van de jeugdzorgwerker kan plaatsvinden. Complicerende factor is daarbij dat ouders niettemin contact met elkaar blijven zoeken, hetgeen keer op keer tot escalaties leidt.
Ter zitting is besproken dat voorlopig geen enkele vorm van contact tussen ouders dient plaats te hebben, zodat er rust in de situatie kan komen. Van daaruit kunnen onder leiding van de GI afspraken worden gemaakt over de wijze van communiceren, bijvoorbeeld alleen via whatsapp of email en uitsluitend door tussenkomst van de GI. Later kan dit worden uitgebreid zodanig dat de GI de berichten tussen ouders alleen nog meeleest als cc in de email. De GI kan bij het ontsporen van de communicatie tussen ouders dan ingrijpen en bovendien wordt op die manier voorkomen dat ouders buiten de GI om andersluidende afspraken met elkaar maken.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de kinderrechter daarom de ondertoezicht-stelling verlengen voor de duur van een jaar. (artikel 1:260, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 6 december 2023 tot 6 december 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023 door mr. Struijs, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, als griffier, en op schrift gesteld op 11 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.