ECLI:NL:RBZWB:2023:9105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/412237 / JE RK 23-1345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsbegeleiding en contactherstel

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 december 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder en vader van de minderjarige zijn betrokken als belanghebbenden, bijgestaan door hun advocaten. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld voor advies over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.

De procedure is gestart na een eerdere mondelinge beslissing op 24 augustus 2023, waarbij de ondertoezichtstelling was verlengd tot 2 december 2023. De kinderrechter heeft de stand van zaken beoordeeld, waarbij de positieve ontwikkeling van de moeder in het meewerken aan het proces is opgemerkt. De moeder werkt samen met de Gezinsmanager en is bezig met het voorbereiden van contact tussen de minderjarige en de vader. De vader heeft ook aangegeven dat hij achter de verlenging van de ondertoezichtstelling staat.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er nog geen persoonlijk contact heeft plaatsgevonden tussen de minderjarige en de vader, er wel stappen worden gezet in de richting van begeleid contact. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van negen maanden, tot 2 september 2024, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412237 / JE RK 23-1345
Datum uitspraak: 1 december 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen de GI (gecertificeerde instelling),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres, bijgestaan door mr. C.J.M. Veth, advocaat,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] , bijgestaan door mr. L.A.P. van Haperen, advocaat.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
-
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere verloop van de procedure

Dit blijkt uit de navolgende stukken:
  • de mondelinge beslissing in deze zaak van 24 augustus 2023, op schrift gesteld op 1 september 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • het op 10 november 2023 door de advocaat van de vader ingediende F-formulier;
  • het op 13 november 2023 door de advocaat van de moeder ingediende F-formulier;
  • de van de GI ontvangen brief van 17 november 2023.

2.Het resterend verzoek

Bij voormelde tussenbeslissing is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 2 september 2023 tot 2 december 2023. De beslissing op het verzoek van de GI voor de resterend verzochte periode van negen maanden is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling, waarvoor de GI, de moeder en haar advocaat, de vader en zijn advocaat en de Raad zijn opgeroepen. De GI en de advocaten zijn verzocht om uiterlijk twee weken vóór de mondelinge behandeling schriftelijk kenbaar te maken wat hun standpunt is betreffende de stand van zaken van het traject bij De Gezinsmanager en aan te geven of zij nog behoefte hebben aan de geplande mondelinge behandeling en wat hun standpunt is ten aanzien van het resterende verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling.

3.De standpunten

De GI heeft schriftelijk bericht dat de moeder in de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling heeft laten zien met betrekking tot het meewerken aan het proces. Ondanks dat zichtbaar is dat zij daarbij nog haar bedenkingen heeft zet zij zich daar goed voor in en werkt zij mee aan de gestelde voorwaarden. Zo is met haar afgesproken dat zij iedere donderdag beschikbaar is voor de hulpverlening van de Gezinsmanager, waarbij wordt gewerkt aan statusvoorlichting aan [minderjarige] en stapsgewijs aan begeleid contact. Wel vindt zij het met momenten nog moeilijk om emotioneel ook de gepaste toestemming te geven voor het contact van [minderjarige] met de vader, nu zij daartegen vanuit haar eigen stuk nog weerstand voelt. De moeder werkt daaraan, zij probeert [minderjarige] daar zo min mogelijk mee te belasten. De GI heeft er vertrouwen in dat, als de huidige lijn zich voortzet, er stappen gemaakt gaan worden in het contact tussen [minderjarige] en de vader. Er bestaat daarom geen behoefte aan een mondelinge behandeling. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode overeenkomstig het restantverzoek.
Namens de moeder is door haar advocaat schriftelijk bericht dat geen bezwaar bestaat tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De hulpverlening via De Gezinsmanager is gestart. [minderjarige] wordt voorbereid op contact met zijn vader, waaronder door middel van gesprekken en foto’s. Persoonlijk contact tussen [minderjarige] en de vader heeft nog niet plaats gevonden. De moeder heeft een eerste gesprek gehad met de Gezinsmanager, tevens in het kader van ouderschapsbemiddeling. Namens de moeder wordt verzocht het restantverzoek tot verlenging ondertoezichtstelling toe te wijzen. Zij stemt in met schriftelijke afdoening van de zaak.
Namens de vader is door zijn advocaat schriftelijk bericht dat het erop lijkt dat er de nodige vooruitgang wordt geboekt. Hij kan er daarom achter staan dat het restantverzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt toegewezen. De vader stemt in met schriftelijke afdoening van de zaak.

4.De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond zoals bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
In het licht daarvan overweegt de kinderrechter als volgt.
In de beschikking van 24 augustus 2023 is overwogen dat de ouders, de GI en De Gezinsmanager dienden te gaan werken aan de opbouw van het contact tussen de vader en [minderjarige] , middels onder meer begeleide contactmomenten en dat na drie maanden zou worden getoetst of dit traject wél gevolgd blijft worden en dit tot resultaten (in de vorm van contacten tussen de vader en [minderjarige] ) leidt.
Uit de daaropvolgend verkregen actuele informatie van de GI en van de beide raadslieden van de ouders concludeert de kinderrechter dat er tussen [minderjarige] en de vader weliswaar nog geen persoonlijk contact heeft plaatsgevonden, maar dat intussen wel het traject bij de Gezinsmanager is gestart dat gericht is op het voorbereiden van [minderjarige] op contact met zijn vader en het vervolgens stapsgewijs toewerken naar begeleid contact. Het traject bij de Gezinsmanager richt zich daarnaast op ouderschapsbemiddeling. Beide ouders laten zien zich daarvoor in te zetten. Evenzeer blijkt uit de aldus verstrekte gegevens dat, om deze positieve lijn te kunnen continueren, het in dit stadium in het belang van [minderjarige] aangewezen is dat over het algehele proces door de gecertificeerde instelling de regie gevoerd blijft worden en dat zij het verloop daarvan kan blijven monitoren. Uit de afzonderlijke standpunten van de ouders, die door hun raadslieden naar voren zijn gebracht, blijkt dat zij daar achter kunnen staan.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de resterend verzochte periode van negen maanden.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 2 december 2023 tot
2 september 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023 door
mr. Struijs, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.