Uitspraak
1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,
1.[gedaagde 1] B.V.,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 4 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning en studio. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.E.C.M. Nieland, vorderde ontruiming van de woning en studio die door de gedaagden, waaronder [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2], werden bewoond. De tijdelijke huurovereenkomsten waren geëindigd en de gedaagden waren niet verschenen op de zitting. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de eiser, die de woning en studio wilde verkopen. De gedaagden hadden geen recht of titel om de woning te bewonen, en de kantonrechter wees de vorderingen van de eiser toe, met uitzondering van de vordering tot betaling van een contractuele boete, waarvoor geen spoedeisend belang was aangetoond. De kantonrechter bepaalde dat de gedaagden de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moesten ontruimen en dat zij hoofdelijk aansprakelijk waren voor de achterstallige huur en bijkomende kosten. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagden opgelegd.