ECLI:NL:RBZWB:2023:9112

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/397271 / FA RK 22-1985
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgang en het gezag over een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. N. Schuerman, en de man, vertegenwoordigd door mr. A. Huseinovic, zijn ouders van de minderjarige, geboren in 2020. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek van de man om gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belast verleden is tussen de ouders, met meldingen van huiselijk geweld en bedreigingen. De vrouw heeft hulp gezocht en kampt met onverwerkte trauma's, waardoor zij geen rechtstreeks contact met de man kan hebben. De rechtbank concludeert dat er een reëel risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders bij gezamenlijk gezag. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de man om gezamenlijk gezag afgewezen.

Daarnaast hebben beide partijen verzocht om de omgang met de minderjarige uit te breiden. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2023 hebben partijen in samenspraak met de Raad overeenstemming bereikt over een gefaseerde uitbreiding van de omgang. De rechtbank heeft deze regeling overgenomen en vastgesteld dat de omgang zal beginnen met twee uur begeleide omgang, met verdere evaluaties en uitbreidingen afhankelijk van de positieve evaluaties door Groei Jeugdhulp. De rechtbank heeft de regeling in het belang van de minderjarige geacht, zodat hij zijn vader met grotere regelmaat kan zien. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/397271 / FA RK 22-1985

beschikking d.d. 21 december 2023

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N. Schuerman te Rotterdam,
tegen

[de man] ,

hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: voorheen mr. P.S.R.N. Maas te Dongen (onttrokken), thans mr. A. Huseinovic te Tilburg.
Ouders van de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1. Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 26 juli 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- het F9-formulier d.d. 5 oktober 2022 van mr. Huseinovic;
- de brief van de Raad d.d. 11 oktober 2022;
- het F9-formulier d.d. 20 november 2022 van mr. Huseinovic, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 21 november 2022 van mr. Schuerman;
- de brief van de Raad d.d. 7 december 2022;
- de op 17 april 2023 ingekomen rapportage van het UHA, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 18 april 2023 van mr. Schuerman;
- het op 17 augustus 2023 ingekomen rapport en advies van de Raad;
- het F9-formulier d.d. 29 september 2023 van mr. Huseinovic, met bijlage;
- het F9-formulier d.d. 12 oktober 2023 van mr. Schuerman;
- de brief d.d. 14 november 2023 van mr. Schuerman, tevens houdende een wijziging van het verzoek;
- de brief d.d. 17 november 2023 van mr. Schuerman, tevens houdende een aanvullend zelfstandig verzoek.
1.2.
De verzoeken zijn laatstelijk behandeld op de mondelinge behandeling van 20
november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
2. De verdere beoordeling
2.1
De rechtbank verwijs naar de beschikking van 26 juli 2022 waarbij de Raad is verzocht om onderzoek te verrichten naar het gezag en de omgang. Verder zijn partijen verwezen naar het Uniform Hulpaanbod (verder: UHA) voor het volgen van een hulpverleningstraject en is een informatieregeling bepaald. In geschil is nog de omgang en het gezag.
2.2
Het rapport en advies van de Raad is ontvangen op 17 augustus 2023. De Raad adviseert om het verzoek van de man ten aanzien van het gezag af te wijzen en de omgang aan te houden in afwachting van de resultaten van het UHA-traject. Geadviseerd wordt om partijen opnieuw te verwijzen naar het UHA waarbij de focus dient te liggen op uitbreiding van de omgang.
2.3
Beide partijen hebben op het rapport en advies van de Raad gereageerd.
Gezag;
2.4
Op grond van artikel 1:253c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.5
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Van dat uitgangspunt kan alleen worden afgeweken als er concrete en zwaarwegende aanwijzingen zijn dat het kind bij gezamenlijk gezag klem of verloren zou raken of het gezamenlijk gezag anderszins niet in het belang van het kind is. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat het in het belang van het kind is dat het ouderlijk gezag uitsluitend of blijvend door één ouder dient te worden uitgeoefend.
2.6
Uit de stukken en hetgeen partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben verklaard, is de rechtbank het volgende gebleken. Partijen hebben samen een belast verleden. Daarbij is volgens de vrouw sprake geweest van huiselijk geweld, hetgeen door de man wordt ontkend. De vrouw heeft aangifte gedaan van bedreiging en mishandeling. Volgens de man klopt het dat hij bedreigingen heeft geuit, maar dit waren uitspraken die zijn gedaan in een verhitte discussie met de vrouw en dit was niet bedoeld als bedreiging. Volgens de man heeft de vrouw ook bedreigingen naar hem geuit. De man heeft voor de bedreigingen een taakstraf opgelegd gekregen van 40 uur en is hiertegen in hoger beroep gegaan. Verder staat vast dat de man 22 maanden in detentie heeft gezeten voor drugs en wapenbezit.
2.7
De rechtbank is duidelijk geworden dat de vrouw kampt met onverwerkte trauma’s en gevoelens van angst richting de man. Zij heeft hiervoor hulp gezocht en is door Veilig Thuis doorverwezen naar project STERK. Op dit moment heeft de vrouw hulp vanuit InMind door middel van groepssessies en therapie. Bij de vrouw ontbreekt de draagkracht om rechtstreeks contact te hebben met de man. Er vindt enkel contact plaats via e-mail. De omgangsmomenten tussen de man en de minderjarige vinden plaats onder begeleiding van Groei Jeugdhulp. Als een omgangsmoment geen doorgang kan vinden mailt de vrouw de man met Groei Jeugdhulp in de cc. Daarnaast mailt de vrouw via haar advocaat een keer per maand naar de advocaat van de man in het kader van de overeengekomen informatieregeling. Verder vindt geen enkele communicatie plaats en er bestaat geen concreet vooruitzicht dat in die situatie binnen afzienbare tijd een positieve verandering is te verwachten. De vrouw heeft geen vertrouwen in de man en zij heeft de angst dat de man in geval van gezamenlijk gezag met de minderjarige zal vertrekken naar Turkije en zij ervaart hierdoor veel stress.
2.8
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op dit moment de kans op (toename van) spanningen tussen de ouders bij gezamenlijk gezag reëel is te achten. Toewijzing van het verzoek van de man zal naar het oordeel van de rechtbank leiden tot een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders. De rechtbank zal dan ook, in lijn met het advies van de Raad, het verzoek van de man om hem mede te belasten met het gezamenlijk gezag afwijzen.
Omgang;
2.9
Op grond van artikel 1:377a, eerste lid, BW, heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel stelt de rechter op verzoek van een ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegd, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
2.1
Beide partijen hebben afzonderlijk verzocht om stapsgewijs de huidige omgang (van 1,5 uur per week) uit te breiden in eerste instantie begeleid door Groei Jeugdhulp en indien de contacten positief verlopen uiteindelijk uit te komen op een definitieve regeling.
2.11
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen in samenspraak met de Raad overeenstemming bereikt over de omgangsregeling. Partijen zijn overeengekomen dat de omgang als volgt wordt uitgebreid:
- vier weken met twee uur begeleide omgang;
- vier weken met drie uur begeleide omgang;
- vier weken met vier uur begeleide omgang;
- evaluatie door Groei Jeugdhulp - bij positieve evaluatie wordt het traject als volgt verder uitgebreid:
- vier weken met vier uur omgang waarvan het eerste en het laatste uur begeleid;
- evaluatie door Groei Jeugdhulp - bij positieve evaluatie wordt het traject als volgt verder uitgebreid:
- vier weken met vier uur volledig onbegeleid - overdracht door Groei Jeugdhulp;
- vier weken met zes uur volledig onbegeleid - overdracht door Groei Jeugdhulp;
- evaluatie door Groei Jeugdhulp - bij positieve evaluatie wordt het traject als volgt verder uitgebreid:
- vier weken één zaterdag per twee weken onbegeleid van 10:00 uur tot 19:00 uur – overdracht in overleg – neerleggen bij Groei Jeugdhulp / overdracht uit netwerk ouders nader te bepalen;
- evaluatie door Groei Jeugdhulp - bij positieve evaluatie wordt het traject als volgt verder uitgebreid:
- vier weken éénmaal per twee weken onbegeleid van zaterdag 10:00 uur tot zondag 10:00 uur, overdracht via netwerk ouders;
- evaluatie door Groei Jeugdhulp - bij positieve evaluatie wordt het traject als volgt verder uitgebreid:
- vier weken éénmaal per twee weken onbegeleid van zaterdag 10:00 uur tot zondag 16:00 uur, overdracht via netwerk ouders;
- evaluatie door Groei Jeugdhulp - bij positieve evaluatie wordt het traject als volgt verder uitgebreid:
- de definitieve regeling van één weekend per twee weken van vrijdag 16:00 uur tot zondag 16:00 uur.
2.12
De rechtbank acht voornoemde regeling met opbouw en voorwaarden in het belang van de minderjarige, omdat de rechtbank, evenals de Raad, van oordeel is dat het gelet op zijn jonge leeftijd goed is om zijn vader met een grotere regelmaat te zien dan nu het geval is. De rechtbank zal de afgesproken regeling daarom overnemen in de beslissing. Daarbij hebben partijen er uitdrukkelijk mee ingestemd dat Groei Jeugdhulp de regie voert en dat ouders zich daaraan conformeren. Bij een blokkade van een van de ouders kan, zo nodig, door Groei Jeugdhulp worden opgeschaald naar de Jeugdbeschermingstafel en een melding bij de Raad worden gedaan.
3. De beslissing
De rechtbank:
stelt tussen de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020, een omgangsregeling vast waarbij volgens de onder rechtsoverweging 2.11 genoemde opbouw en voorwaarden wordt toegewerkt naar een omgangsregeling waarbij voornoemde minderjarige gedurende één weekend per twee weken vanaf vrijdag 16:00 uur tot zondag 16:00 uur bij de man verblijft;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023, in tegenwoordigheid van De Pooter, griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..