ECLI:NL:RBZWB:2023:9116

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/416659 / FA RK 23/5692
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1944. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een zorginstelling en heeft eerder in een thuissituatie gewoond bij zijn dochter en schoonzoon, maar deze situatie leidde tot problemen door zijn psychogeriatrische aandoening, specifiek frontotemporale lobaire degeneratie. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, een GZ-psycholoog en een verpleegkundige. De GZ-psycholoog en verpleegkundige steunen het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling, gezien het risico op ernstig nadeel voor de cliënt en anderen. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waardoor de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is. De rechtbank verleent de machtiging voor de duur van zes weken, tot en met 17 januari 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416659 / FA RK 23/5692
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 6 december 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende Thebe - [locatie] – [adres] - [afdeling] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. C.G. Matze.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 december 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Breda van 1 december 2023;
de medische verklaring van 1 december 2023;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 10 november 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 december 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , GZ-psycholoog;
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundige.
Bij het tweede deel van de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- een dochter en schoonzus van cliënt.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat hij zeer tevreden is over de zorg die hij momenteel geboden krijgt, maar dat hij hier niet heel lang kan blijven. Hiervoor woonde hij in bij zijn dochter, schoonzoon en kleinkinderen. Echter werd die situatie uiteindelijk voor iedereen teveel. Cliënt ziet in dat terug naar de oude situatie niet meer werkt.
3.2
De GZ psycholoog brengt naar voren dat bij cliënt in september 2023 de diagnose frontotemporale lobaire degeneratie is gesteld. Cliënt woonde, omdat hij niet langer tot voldoende zelfzorg in staat was, in bij zijn dochter, schoonzoon en kleinkinderen. Op
8 november 2023 heeft het CIZ een besluit tot opname en verblijf op grond van artikel 21 Wzd afgegeven. Cliënt veroorzaakte in de thuissituatie bij zijn dochter en schoonzoon in toenemende mate overlast. Ook liet hij zich niet of onvoldoende aansturen en was er sprake van zelfverwaarlozing. Daarbij gaf cliënt blijk van een explosief karakter, waardoor de overige gezinsleden spreekwoordelijk ‘op eieren liepen’ en er was sprake van fysiek agressief gedrag, waaronder naar zijn kleinzoon. Verder is sprake geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit gedrag past bij de psychogeriatrische aandoening die bij cliënt is vastgesteld.
Niet wordt gezien dat cliënt in de zorginstelling bij de deur gaat staan met de bedoeling om te vertrekken. Wel blijft cliënt aangeven dat hij niet in de zorginstelling opgenomen wil blijven. Zij ondersteunt daarom het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling. Daarbij wijst zij meer specifiek op het in haar visie nog steeds aanwezige met het psychogeriatrisch ziektebeeld van cliënt samenhangende risico op onmiddellijk (dreigend) ernstig nadeel. Verplichte klinische zorg acht zij ook op dit moment nog noodzakelijk om cliënt zelf en anderen daartegen te beschermen. Er is voor cliënt een geschikte andere zorglocatie voorhanden. Echter kan hij daar nog niet per direct worden opgenomen. Daarom is geregeld dat hij in afwachting daarvan tussentijds op een andere passende locatie kan verblijven. Cliënt laat blijken het liefst naar een (semi)zelfstandig woonappartement te willen verhuizen. Echter wordt dit niet als reële optie gezien. Voor cliënt wordt een woongroep als het meest passend beschouwd.
3.3
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen door de GZ-psycholoog naar voren is gebracht.
3.4
De dochter van cliënt merkt op dat de crisisopname van cliënt in de zorginstelling voor hemzelf, maar ook voor de direct betrokkenen in het familienetwerk rust heeft gebracht. Ofschoon zij het graag anders had gezien, ziet zij op dit moment geen andere optie dan dat de verplichte klinische zorg in het kader van de inbewaringstelling wordt voortgezet. Zij kan daarom achter het verzoek staan.
3.5
De advocaat van cliënt voert aan dat zij op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling niet betwist dat ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel als gevolg van een psychogeriatrische aandoening en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis en dat ter afwending daarvan een voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is. In haar visie wordt in zoverre aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voldaan. Niet is echter gebleken dat cliënt zich verzet zich tegen een voortzetting van zijn huidige verblijf in de zorgaccommodatie, behoudens wanneer dit voor een langere periode zou zijn. Cliënt geeft immers nadrukkelijk aan niet te willen terugkeren naar de oude situatie. Wel spreekt hij zijn voorkeur uit voor een doorplaatsing binnen zeer afzienbare tijd naar een aanleunwoning of een daarmee vergelijkbare voorziening. Ook met hetgeen door de GZ-psycholoog naar voren is gebracht kan cliënt instemmen. Namens cliënt verzoekt zij daarom het verzoek af te wijzen.

4.Beoordeling

4.1
Op 1 december 2023 heeft de burgemeester van de gemeente Breda ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstige vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van een psychogeriatrische aandoening en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis, te weten frontotemporale lobaire degeneratie, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
4.4
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.5
Hoewel cliënt op dit moment feitelijk meewerkt aan de huidige klinische zorgopname valt, gezien zijn zorgmijdende opstelling voorafgaand aan de crisisinbewaringstelling en de (gedrags)symptomen van zijn ziekte zoals door de behandelaar mondeling toegelicht, niet uit te sluiten dat hij zich op enig moment wel tegen een voortzetting daarvan zal gaan verzetten.
4.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 januari 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips, rechter en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 15 december 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.