ECLI:NL:RBZWB:2023:9123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/365821 FA RK 19-6084
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere beschikking inzake gezag en zorg- en contactregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2023 een nadere beschikking gegeven met betrekking tot het gezag en de zorg- en contactregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019. De man, vertegenwoordigd door mr. L.A.P. van Haperen, heeft verzocht om een zorg- en contactregeling met zijn kind, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Veth, haar medewerking aan het proces heeft getoond, maar emotioneel nog worstelt met het toestaan van contact tussen de man en [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Jeugdbescherming Brabant zijn betrokken bij de procedure om advies te geven en de voortgang te monitoren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van [minderjarige] en dat er in het verleden onvoldoende contact is geweest tussen de man en het kind. Er zijn echter positieve ontwikkelingen waarneembaar in de medewerking van de vrouw aan de hulpverlening. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek van de man aan te houden tot de situatie verder geëvalueerd kan worden, met inachtneming van de voortgang van de hulpverlening en de ondertoezichtstelling die is verlengd tot 2 september 2024. De rechtbank zal op een later moment, op basis van schriftelijke verslaglegging van de GI, beoordelen of een nadere mondelinge behandeling nodig is of dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/365821 FA RK 19-6084
datum uitspraak: 12 december 2023
Nadere beschikking betreffende gezag en vaststelling zorg- en contactregeling
in de zaak van
[de man] ,hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. L.A.P. van Haperen te Breda,
tegen
[de vrouw] ,hierna te noemen de vrouw,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. C.J.M. Veth te Rijen,
betreffende de minderjarige
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
-
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Als informant is in de procedure betrokken:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Tilburg.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
  • de mondelinge beslissing in deze zaak van 24 augustus 2023 op schrift gesteld op 1 september 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • het op 10 november 2023 door de advocaat van de man ingediende F-formulier;
  • het op 13 november 2023 door de advocaat van de vrouw ingediende F-formulier;
  • de op van de GI ontvangen brief van 17 november 2023.

2.Het verzoek

Ingevolge de beschikking van 22 juli 2022 is op het daartoe strekkend verzoek van de man beslist dat partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige [minderjarige] . Aan de orde is thans nog het verzoek van de vader om een zorg- en contactregeling te treffen tussen hem en [minderjarige] .
Bij voormelde tussenbeslissing in deze zaak is de behandeling van het verzoek aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling, waarvoor de GI, de vrouw en haar advocaat, de man en zijn advocaat en de Raad zijn opgeroepen. Tevens is de behandeling van het gelijktijdig met deze zaak behandelde verzoek van de GI in de zaak met het kenmerk C/02/412237 / JE RK 23-1345 tot verlenging ondertoezichtstelling voor de nog resterende periode van negen maanden aangehouden. De GI en de advocaten van partijen is verzocht uiterlijk twee weken vóór de mondelinge behandeling schriftelijk kenbaar te maken wat hun standpunt is betreffende de stand van zaken van het traject van De Gezinsmanager en aan te geven of zij nog behoefte hebben aan de geplande mondelinge behandeling, alsmede wat hun standpunt is ten aanzien van het verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling.
In de zaak met het kenmerk C/02/412237 / JE RK 23-1345 is bij beschikking van 1 december 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 2 december 2023 tot 2 september 2024.

3.De nadere standpunten

De GI heeft schriftelijk bericht dat de vrouw in de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling heeft laten zien waar het haar medewerking aan het proces betreft. Ondanks dat zichtbaar is dat zij daarbij nog haar bedenkingen heeft zet zij zich daar goed voor in en werkt zij mee aan de gestelde voorwaarden. Zij houdt zich wekelijks beschikbaar voor de hulpverlening van de Gezinsmanager, waarbij wordt gewerkt aan statusvoorlichting aan [minderjarige] en stapsgewijs aan begeleid contact. Wel vindt zij het bij momenten nog moeilijk om ook emotioneel de gepaste toestemming te geven voor het contact van [minderjarige] met de man, nu zij daartegen vanuit haar eigen stuk nog weerstand voelt. De vrouw werkt daaraan, zij probeert [minderjarige] daar zo min mogelijk mee te belasten. De GI heeft er vertrouwen in dat als de huidige lijn zich voortzet er stappen gemaakt gaan worden in het contact tussen [minderjarige] en de man. Er bestaat geen behoefte aan een mondelinge behandeling.
Namens de vrouw is bericht dat [minderjarige] wordt voorbereid op contact met de man, waaronder door middel van gesprekken en foto’s. Persoonlijk contact tussen [minderjarige] en de man heeft nog niet plaatsgevonden. De vrouw heeft met de Gezinsmanager tevens een eerste gesprek gehad in het kader van ouderschapsbemiddeling. Door de vrouw is ingestemd met een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de resterend verzochte periode. Verzocht wordt in deze procedure te beslissen dat aan het contact tussen [minderjarige] en de man zal worden vormgegeven op geleide van de hulpverlening onder regie van de GI, te beginnen met begeleide omgang. Indien de rechtbank een eindbeslissing nog niet geïndiceerd mocht achten verzoekt de vrouw de beslissing op het voorliggend verzoek aan te houden, in afwachting van de komende ontwikkelingen. De vrouw stemt in met schriftelijke afdoening van de zaak.
Namens de man is bericht dat het erop lijkt dat er inmiddels vooruitgang wordt geboekt. Hij heeft er onvoldoende vertrouwen in dat tijdig zal (kunnen) worden ingegrepen op het moment dat er geen sprake meer is van voortgang in het kader van de ondertoezichtstelling. Door de man is daarom ingestemd met een verlenging van de ondertoezichtstelling overeenkomstig het restantverzoek. Namens de man wordt verzocht de behandeling van het in deze procedure voorliggend verzoek aan te houden, zodat er zicht kan worden gehouden op de voortgang van het proces. De vader stemt in met schriftelijke afdoening van de zaak.

4.De nadere beoordeling

In de beschikking van 24 augustus 2023 is overwogen dat er zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van [minderjarige] , die samenwoont met zijn oudere halfbroer en zijn jongere halfzusje bij de vrouw. Er heeft na de geboorte van [minderjarige] tussen hem en de man één keer contact plaatsgevonden. De in de afgelopen twee jaar ingezette trajecten gericht op statusvoorlichting en omgang tussen [minderjarige] en de man en ouderbemiddeling tussen partijen zijn onvoldoende van de grond gekomen. Dit hield verband met de kwetsbaarheid en de jonge leeftijd van [minderjarige] , de opstelling van de moeder ten aanzien van contact tussen [minderjarige] en de man en financiële oorzaken en wachttijden, waardoor trajecten niet van de grond kwamen.
Uit de inhoud van de ingekomen stukken van de GI en van de raadslieden van de ouders blijkt dat, hoewel er tussen [minderjarige] en de vader nog geen persoonlijk contact heeft plaatsgevonden, er inmiddels onder regievoering van de GI een traject is ingezet om via De Gezinsmanager gericht stapsgewijs toe te werken naar begeleid contact tussen [minderjarige] en de man en te werken aan ouderschapsbemiddeling en dat de man en de vrouw zich daar beiden volledig voor inzetten. Wel blijkt het voor de vrouw soms nog moeilijk om ook emotioneel de gepaste toestemming te geven voor het contact van [minderjarige] met de man. In de zaak, waarbij de ondertoezichtstelling is verlengd tot 2 september 2024, is overwogen dat, om de huidige gunstige lijn te kunnen continueren, het in dit stadium in het belang van [minderjarige] aangewezen is dat over het algehele proces door de GI de regie gevoerd blijft worden, zodat het verloop daarvan gemonitord blijft. De advocaten van partijen hebben naar voren gebracht daar achter te kunnen staan.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het in dit stadium in het belang van [minderjarige] aangewezen dat de beslissing op het verzoek van de man tot het treffen van een zorg- en contactregeling tussen hem en [minderjarige] pro forma wordt aangehouden voor een periode, gelijk aan de periode waarvoor de ondertoezichtstelling is verlengd. Op dit moment is immers nog geen sprake van een eindtoestand, nu via de Gezinsmanager onder regie van de GI nog wordt gewerkt aan het tot stand brengen van contact tussen [minderjarige] en de man. Pas als dat traject is afgerond en beoordeeld kan worden welke zorgregeling qua duur en frequentie in het belang is van [minderjarige] , kan op het verzoek van de man worden beslist.
Van belang is dat tijdig vóór ommekomst van de periode waarvoor de ondertoezichtstelling is verlengd, te weten uiterlijk op de hierna vermelde pro forma datum, door de rechtbank op basis van schriftelijke verslaglegging van de GI en van reacties daarop van de raadslieden kan worden vastgesteld wat er alsdan aan resultaten is bereikt en of een nadere mondelinge behandeling gewenst is of dat de zaak mogelijk schriftelijk kan worden afgedaan.
Met inachtneming hiervan komt de tussenbeslissing in deze zaak als volgt te luiden.

5.De beslissing

De rechtbank
houdt de behandeling van het verzoek van de man aan tot
dinsdag 30 juli 2024 Pro Forma, in afwachting van schriftelijke verslaglegging van de GI en van schriftelijke reacties daarop van de raadslieden van partijen, met inachtneming van het hiervóór in de voorlaatste alinea overwogene;
behoudt zich iedere beslissing in deze zaak voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023 door mr. Struijs, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.