ECLI:NL:RBZWB:2023:9131

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/415768 / FA RK 23/5240
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 27 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt, geboren op [geboortedag] 1931. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij cliënt, haar advocaat mr. E.J.L. Mulderink, een psycholoog en een coördinerend verzorgende aanwezig waren.

Tijdens de behandeling heeft cliënt aangegeven dat zij zich niet thuis voelt in de zorginstelling, ondanks dat zij goed verzorgd wordt. Zij heeft de wens geuit om elders te wonen, wat door haar familie wordt ondersteund. De coördinerend verzorgende heeft echter verklaard dat cliënt lijdt aan dementie, wat haar zelfstandigheid in gevaar brengt. De psycholoog bevestigde deze diagnose en gaf aan dat cliënt cognitieve problemen vertoont.

De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van cliënt tegen opname, heeft de rechtbank besloten om de machtiging te verlenen, maar deze te beperken tot een periode van twee jaar, rekening houdend met het opname verleden van cliënt. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Broeders en schriftelijk uitgewerkt op 12 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415768 / FA RK 23/5240
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 27 november 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1931 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accomodatie] , [locatie] , [adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. E.J.L. Mulderink te Breda.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 november 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 22 februari 2021;
- de aanvraag van 27 oktober 2023;
- de medische verklaring van 25 oktober 2023;
- de door deze rechtbank mondeling op 10 juli 2023 gegeven beslissing op 20 juli 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 november 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , psycholoog;
- mevrouw [naam 2] , coördinerend verzorgende.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van vijf jaar.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat zij in de zorginstelling prima wordt verzorgd en desgevraagd bevestigt zij dat zij beschikt over een fijne kamer met een mooi uitzicht. Toch voelt het alsof zij hier zomaar is “neergezet”, zij voelt zich hier namelijk helemaal niet thuis. Zij heeft vroeger op meerdere plekken, waaronder in Breda gewoond. Zij wordt continu door het zorgpersoneel in de gaten gehouden, enerzijds begrijpt zij dit omdat er tijdig kan worden ingegrepen indien er iets met haar aan de hand mocht zijn. Ze heeft echter ook haar autosleutels moeten inleveren, terwijl zij nog prima in staat is om auto te rijden. Het enige wat zij mankeert is dat zij al langere tijd met een hartafwijking kampt. In haar wens om elders op een plek, waar zij minder in haar mogelijkheden wordt beperkt, te kunnen wonen wordt zij volledig door haar familie ondersteund. Op de vraag van de behandelend rechter wie zij daarmee bedoelt antwoordt cliënt dat dit haar dochter en schoonzoon zijn, die volledig achter haar wens staan en actief naar een geschikte andere locatie op zoek zijn.
3.2
De coördinerend verzorgende brengt naar voren dat cliënt is gediagnosticeerd met dementie, waarschijnlijk vasculair. Zij krijgt zorg en ondersteuning bij de algemene dagelijkse verrichtingen. Ook wordt er voor haar schoongemaakt en de boodschappen worden bezorgd. Toen zij nog thuis woonde verzorgde cliënt zichzelf onvoldoende. Er werden door haar maaltijden overgeslagen en er was sprake van dwaalgedrag. In de zorginstelling wordt gezien dat de maaltijden die zij krijgt verstrekt door cliënt zelfstandig worden genuttigd. Wel wordt een achteruitgang gezien wat betreft haar algeheel toestandsbeeld. Hoewel cliënt geen aanstalten maakt om zich eigener beweging buiten de zorginstelling te begeven laat zij bij herhaling op verbale wijze blijken zelfstandig te willen wonen, hetgeen echter uit oogpunt van haar toestandsbeeld niet meer voor mogelijk wordt gehouden zonder dat ernstig nadeel ontstaat. Wel wordt er gekeken naar mogelijkheden om voor haar een andere passender zorglocatie te vinden. Wanneer cliënt hiernaar informeert en haar wordt medegedeeld dat er nog geen geschikte andere plek voorhanden is wordt zij onrustig.
3.3
De psycholoog sluit zich aan bij hetgeen door de coördinerend verzorgende naar voren is gebracht. In reactie op de opmerking van de advocaat dat cliënt in het voorgesprek en ook tijdens de mondelinge behandeling een opmerkelijk heldere indruk maakt geeft zij aan dat zij dit kan bevestigen. Voor zover haar bekend is er naar het psychisch ziektebeeld van cliënt geen nader onderzoek - bij wijze van second opinion - verricht. Echter doet dit in haar visie niet af aan de symptomen die bij cliënt worden gezien, zoals in de medische verklaring omschreven en door de coördinerend verzorgende mondeling toegelicht, die passen bij een dementieel ziektebeeld. Cliënt kent cognitieve problematiek, waaronder ten aanzien van planning en oriëntatie. Zij benoemt in dat verband een incident daterend van een half jaar terug, cliënt was toen buiten de zorginstelling met een vriendin. Er deed zich een paniek-situatie voor rondom cliënt, waarbij er geen andere optie restte dan cliënt per ambulance naar de zorginstelling terug te laten geleiden omdat ook de vriendin hiermee niet wist om te gaan. Meer recent wordt gezien dat cliënt vaker in de huiskamer verblijft en dat, zodra zij zich in een ruimte bevindt waar niemand aanwezig is dit haar onrustig maakt.
3.4
De advocaat van cliënt voert aan dat zijn cliëntduidelijk aangeeft niet in de huidige zorginstelling maar elders te willen verblijven. Daar staat tegenover dat uit haar overige gedragingen blijkt dat, zo lang er geen andere geschikte locatie voorhanden is, zij zich bij haar actuele situatie neerlegt. Daarvan uitgaande mag worden verwacht dat de opname en het verblijf van cliënt met voldoende stimulans en waar nodig enige overreding vanuit de zorgverlening in een vrijwillig kader kan worden voortgezet. Dit maakt dat hij namens cliënt verzoekt op het verzoek afwijzend te beslissen. In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen wijst hij erop dat het opname verleden van cliënt rechtens in de weg staat aan het verlenen van een opvolgende machtiging tot opname en verblijf voor een periode langer dan ten hoogste twee jaar.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten dementie waarschijnlijk vasculair. De enkele, niet nader gemotiveerde ontkenning van cliënt dat zij een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis heeft, geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de in de medische verklaring gestelde diagnose.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.5
Gelet op de opstelling van cliënt tijdens de mondelinge behandeling, waaruit blijkt van een bij haar kennelijk aanwezige overtuiging dat zij niet in deze zorginstelling maar elders, het liefst zelfstandig zou moeten (kunnen) wonen, dient het ervoor te worden gehouden dat bij haar van een consistent verzet sprake is tegen een opname en verblijf, zoals die met het voorliggend verzoek wordt beoogd.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal daarom worden verleend, zij het dat de rechtbank aanleiding ziet deze - rekening houdend met het opname verleden van cliënt - in duur te beperken tot een periode van twee jaren.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1931 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 27 november 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Broeders, rechter en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2023 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 12 december 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.