ECLI:NL:RBZWB:2023:9141

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/409407 FA RK 23-2196
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezag, hoofdverblijf en zorgregeling van minderjarige kinderen na beëindiging van de affectieve relatie tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige kinderen van partijen, na een complexe en langdurige procedure. De man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad, zijn betrokken in een geschil over het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling voor hun kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk met het gezag over [minderjarige 2] worden belast, terwijl de man al gezamenlijk gezag heeft over [minderjarige 1]. De rechtbank heeft geen contra-indicaties gevonden om het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] af te wijzen, ondanks de verstoorde communicatie tussen de ouders. De rechtbank heeft ook de zorgen van de man over de opvoeding van de kinderen door de vrouw gehoord, maar heeft geoordeeld dat de kinderen momenteel bij de vrouw wonen en dat er geen dringende redenen zijn om het hoofdverblijf van de kinderen bij de man te bepalen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot wijziging van de zorg- en contactregeling afgewezen, gezien de huidige situatie waarin de kinderen weerstand tonen tegen contact met de man. De rechtbank heeft de vrouw opgedragen de man regelmatig te informeren over belangrijke gebeurtenissen in het leven van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/409407 FA RK 23-2196
datum uitspraak: 16 november 2023
beschikking over gezag, hoofdverblijfplaats en zorgregeling
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. Z. Gademan,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. T.J.W. Noordegraaf -van Dijke,
betreffende de minderjarige kinderen van partijen
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] , en
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
Als informant is aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Tilburg,
gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI, gevestigd te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 mei 2023 ontvangen verzoekschrift, met producties;
- het op l5 juni 2023 door de voorzieningenrechter gewezen vonnis in kort geding;
- het op 27 oktober 2023 ingekomen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met producties;
- het op 27 oktober 2023 ontvangen aanvullend verzoekschrift, met producties.
Op 1 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Gehoord zijn:
  • partijen en hun advocaten;
  • een vertegenwoordigster van de Raad;
  • twee vertegenwoordigers van de GI.
De mondelinge behandeling heeft plaats gevonden gelijktijdig met het tevens bij deze rechtbank aanhangige verzoekschrift van de Raad strekkende tot ondertoezichtstelling van de kinderen. Het betreft de zaak met kenmerk C/02/414249 JE RK 23-1697. In die zaak is separaat op 1 november 2023 een beslissing gegeven.
De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld ter gelegenheid van een kindgesprek op het verzoek door de kinderrechter te worden gehoord. Alleen [minderjarige 1] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.

2.De feiten

Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad. Uit die relatie zijn beide kinderen geboren.
Over [minderjarige 1] zijn partijen gezamenlijk met het gezag belast. Over [minderjarige 2] is de vrouw alleen met het gezag belast.
Ingevolge een vonnis in kort geding van 15 juni 2023 is de man voorlopig het recht op het hebben van contact c.q. omgang met de kinderen ontzegd, totdat er aan de hand van de uitkomsten en het advies van het onderzoek van de Raad zal worden ingezet op herstel van het contact c.q. de omgang tussen de man en de kinderen.

3.Het geschil

Het verzoek van de man strekt ertoe:
ten aanzien van het gezag:
te bepalen dat de man en de vrouw in het vervolg gezamenlijk belast zullen worden met het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige 2] ;
ten aanzien van het hoofdverblijf/verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
primair:
te bepalen dat de kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man
en dat de vrouw gerechtigd zal zijn tot contact met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] een keer per veertien dagen een weekend van vrijdagmiddag uit school (de vrouw haalt de kinderen uit school) tot en met maandagochtend (de vrouw brengt de kinderen naar school);
subsidiair:
te bepalen dat de kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun BRP-inschrijving en dus hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man, alsmede te bepalen dat de man en de vrouw de zorg voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zullen verdelen via een week op week af regeling, waarbij de kinderen de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw zullen verblijven (wissel op maandagochtend; de ene ouder brengt de kinderen naar school en de andere haalt de kinderen op);
meer subsidiair:
te bepalen dat de kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun BRP-inschrijving en dus hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man, alsmede te bepalen dat de kinderen op de volgende momenten bij de man verblijven:
• in de ene week van vrijdag uit school (de man haalt de kinderen van school) tot
woensdagochtend (de man brengt de kinderen naar school);
• in de andere week van maandag uit school (de man haalt de kinderen van school) tot
woensdagochtend (de man brengt de kinderen naar school),
alsmede daarbij te bepalen dat de kinderen op de volgende momenten bij de vrouw verblijven:
• in de ene week van woensdagmiddag (de vrouw haalt de kinderen op van school) tot en met maandagochtend (de vrouw brengt de kinderen naar school);
• in de andere week van woensdagmiddag (de vrouw haalt de kinderen op van school) tot vrijdagochtend (de vrouw brengt de kinderen naar school).
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens vakanties en algemeen erkende feestdagen:
primair, subsidiair en meer subsidiair:
te bepalen dat de man en de vrouw de zorgtaken voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] tijdens vakanties en
feestdagen zullen verdelen op de navolgende wijze:
• Kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man. In de oneven jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw;
• Carnavalsvakantie: in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw;
• Herfstvakantie: in de even jaren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man;
• Meivakantie: in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw. In de oneven jaren de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man;
• Zomervakantie: in de even jaren week 1, 2 en 5 bij de vrouw en week 3, 4 en 6 bij de man. In de oneven jaren week 1, 2 en 5 bij de man en week 3, 4 en 6 bij de vrouw;
• Pasen: conform tweewekelijks schema/reguliere zorgregeling;
• Pinksteren: conform tweewekelijks schema/reguliere zorgregeling;
• Hemelvaart: conform tweewekelijks schema/reguliere zorgregeling;
• Koningsdag: conform schema meivakantie;
• Sinterklaas: conform tweewekelijks schema/reguliere zorgregeling;
• Kerst/Oud en Nieuw: conform schema kerstvakantie.
Door de man wordt voorts - aanvullend - verzocht:
de vrouw te gebieden de man elke vier weken - en bij belangrijke gebeurtenissen ook tussentijds te informeren en consulteren over belangrijke gebeurtenissen in het leven van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , waaronder, doch niet uitsluitend:
- zaken omtrent de gezondheid van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] (ziekte, artsenbezoeken, bezoeken aan de tandarts etcetera;
- schoolresultaten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun voortgang op school;
- zaken die de ontwikkeling betreffen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op bijvoorbeeld school en/of sportclubs en/of in contact met vriendjes c.q. vriendinnetjes etcetera;
- informatie over wat de kinderen dagelijks/wekelijks meemaken in bijvoorbeeld het contact met vriendjes/vriendinnetjes,
alsmede te bepalen dat de vrouw, indien aanwezig, de benodigde documenten bij haar verslag dient te voegen en haar te gebieden om de man een keer per vier weken een recente foto van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verstrekken.
Het verzoek van de man wordt door de vrouw weersproken. Zij stelt zich op het standpunt dat:
het verzoek dient te worden afgewezen;
i. bij wijze van zelfstandig verzoek is door de vrouw verzocht over de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW of kindbehartiger te benoemen om de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te behartigen en te bewaken;
ii. het recht op omgang tussen de man en de kinderen te ontzeggen, totdat er onder begeleiding van een bijzondere curator/kindertherapeut tot een contact- en
omgangsregeling is gekomen die in het belang van de kinderen wordt geacht,
iii. althans een dusdanige zorgregeling met dusdanige veiligheidsvoorwaarden vast te stellen, als de rechtbank in goede justitie redelijk en billijk acht;
iv. het (voorwaardelijk) opheffen van het gezag van de man over [minderjarige 1] , in het geval dat hij geen medewerking verleent aan het zonder voorwaarden geven van instemming aan therapeutische hulp voor de kinderen én/of door hem niet wordt meegewerkt aan andere beslissingen waar normaliter gewoonweg toestemming voor moet worden verleend.

4.Het standpunt van de man

Ter onderbouwing van het verzoek is schriftelijk en mondeling aanvullend, samengevat, het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van het gezag
Partijen zijn gezamenlijk met het gezag belast over [minderjarige 1] , maar niet over [minderjarige 2] . Zij hebben beide kinderen altijd samen verzorgd en opgevoed. Daarom wenst de man ook mede belast te worden met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] . Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is geen reden om een onderscheid te maken tussen beide kinderen. Niet is gebleken dat van de in dat artikel genoemde gronden voor afwijzing sprake is. De man concludeert daarom tot toewijzing van het verzoek.
Ten aanzien van het hoofdverblijf/zorg- en contactregeling
In 2017 zijn partijen uit elkaar gegaan. In onderling overleg kwamen partijen overeen dat de kinderen wekelijks bij de man zouden verblijven van maandagochtend tot dinsdagavond. Deze regeling werd door de vrouw in oktober 2017 opgeschort. Daarop is een kort geding procedure gestart waarin door de voorzieningenrechter bij vonnis van 16 november 2017 is bepaald dat de man en de kinderen voorlopig, totdat in een bodemprocedure anders is beslist of door partijen gezamenlijk anders wordt overeengekomen, gerechtigd zijn tot omgang met elkaar iedere maandagochtend vanaf 9.00 uur tot dinsdagavond 19.00 uur, op straffe van een dwangsom, zoals in het vonnis is beschreven. Een bodemprocedure is nadien niet meer gevoerd omdat partijen kort na dat vonnis besloten hun relatie nog een kans te geven. Vervolgens verbleef de man merendeels in de woning van de vrouw met de kinderen. Gezamenlijk werden er in 2018 en 2019 uitstapjes gemaakt en met elkaar vakanties in het buitenland doorgebracht. Na enige tijd bleek dat de relatie van partijen niet te redden was, waarop zij begin 2020 opnieuw uit elkaar zijn gegaan. Daarbij werd teruggegrepen op de regeling zoals vastgelegd in het voormelde vonnis in kort geding, zij het met enige aanpassing, omdat de kinderen intussen naar school gingen. Deze regeling verliep met ups en downs. Op het ene moment lukte het partijen om met elkaar te overleggen en uitvoering te geven aan de regeling, op andere momenten was dit helemaal niet het geval. Meermalen besloot de vrouw eenzijdig tot opschorting van de contactregeling. Er zijn vervolgens meerdere hulptrajecten ingezet, waaronder een traject bij De Gezinsmanager, waarmee is gestart medio maart 2022.
Uit het verslag van De Gezinsmanager blijkt dat deze zich op het standpunt stelt dat door de rechter een besluit genomen dient te worden voor wat betreft een vaste regeling omtrent de zorg- en opvoedingstaken, opdat de ouders op dat punt dan duidelijkheid zullen hebben. Daarbij heeft De Gezinsmanager aangegeven dat wanneer partijen die duidelijkheid hebben, zij vrij gemakkelijk tot nadere invulling zullen weten te komen voor wat betreft de verdeling van de vakanties, de feestdagen en vrije dagen. De man zag zich niettemin genoodzaakt om daartoe een bodemprocedure bij de rechtbank aanhangig te maken, nu de regeling in het vonnis in kort geding eerder door hem en de vrouw is opgepakt en hij conform deze regeling contact met de kinderen heeft gehad. Ook werden er begin 2022 afspraken gemaakt over de verdeling van de mei- en zomervakantie en is de man twee weken met hen op vakantie geweest.
Vanaf 6 maart 2023 staat de vrouw geen contact meer toe tussen de man en de kinderen. Zij haalt wekelijks zowel op de maandag als de dinsdag de kinderen eerder uit school en zij meldt hun ziek om te voorkomen dat de man hen, conform de geldende regeling, van school haalt. De man heeft daarvan melding gemaakt bij Veilig Thuis en hij heeft zijn toenmalige advocaat per e-mail aan de vrouw een bericht laten sturen waarin zij werd gesommeerd om zich aan de geldende regeling te houden. Vervolgens heeft er op 11 april 2023 nog gedurende enkele uren contact plaats gevonden tussen de man en de kinderen. Omdat de man vast hield aan het overeenkomstig het vonnis in kort geding mee naar huis nemen van de kinderen voor contact bleek daarbij uiteindelijk ondersteuning door de politie noodzakelijk. Sindsdien heeft er geen contact meer tussen de man en de kinderen plaatsgevonden.
Niet is gebleken van contra-indicaties ten aanzien van contact tussen de man en de kinderen, ofschoon de man en de vrouw daarover van visie verschillen. Wel ziet de man in de omstandigheid dat hij niet mede over [minderjarige 2] met het gezag is belast, er langere tijd geen contact heeft plaats gevonden en de door de Raad in de rapportage aldus geadviseerde regeling van beperkte omvang is en er dus mogelijkheden zouden moeten zijn om die stapsgewijs uit te breiden, aanleiding om de rechtbank te verzoeken een tijdelijke zorg- en contactregeling vast te stellen. De man kan zich voorstellen dat, in zoverre in afwijking van het raadsadvies, er niet meteen met een overnachting wordt gestart maar dat, in geval van het uitspreken van een ondertoezichtstelling, er in dat kader wordt gewerkt aan een stapsgewijze opbouw van het contact tussen hem en de kinderen met als doel op termijn ook over-nachtingen en dat de overdrachtsmomenten in de aanvang begeleid door een vertrouwens-persoon plaatsvinden.
De man maakt zich op grond van de aldus beschreven omstandigheden ernstige zorgen over het welzijn van de kinderen. De vrouw besluit met enige regelmaat eenzijdig het contact tussen hem en de kinderen op te schorten. Ook praat zij continu slecht/negatief over hem in hun bijzijn en tracht zij, door onder meer onwaarheden te vertellen, hun beeld over de man op negatieve wijze te beïnvloeden. Tevens maakt zij de kinderen deelgenoot van de ouder-strijd en daaraan verwante procedures. De man heeft bovendien, gelet op verontrustende uitspraken die door [minderjarige 1] zijn gedaan, twijfels over de wijze waarop de kinderen door de vrouw en haar nieuwe partner worden opgevoed.
De man meent dat hij, beter dan de vrouw, in staat is de kinderen een verantwoord en veilig opvoedklimaat te bieden en hen in dat geval ongestoord contact te kunnen laten hebben met de vrouw. Daarom wordt door hem primair verzocht het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen met een contactregeling tussen de vrouw en de kinderen als in het petitum weergegeven. Indien de rechtbank dit verzoek niet volgt is hij subsidiair van opvatting dat een co-ouderschapsregeling het meest in het belang van de kinderen is. De kinderen dienen in de opvatting van de man in beide gevallen bij hem in de BRP te worden ingeschreven. Meer subsidiair is de man de mening toegedaan dat een regeling dient te worden vastgelegd, waarbij een zorgverdeling geldt, als in het petitum nader omschreven, in welke situatie de kinderen ook bij hem dienen te zijn ingeschreven, met daarnaast een zorgregeling voor wat betreft de vakanties en feestdagen, als eveneens in het petitum nader omschreven. Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253a BW.
Ten aanzien van een regeling met betrekking tot consultatie en het verstrekken van informatie over de kinderen
De man heeft ook verzocht een informatie- en consultatieregeling vast te stellen. Hij is op dit moment verstoken van informatie over hoe het met de ontwikkeling van de kinderen gaat. Er is de afgelopen maanden geen contact meer tussen hen en de man geweest. Het komt de man daarom redelijk voor dat hij in ieder geval iedere vier weken door de vrouw in deze geïnfor-meerd wordt en dat hem periodiek zoals aangegeven een recente foto van de kinderen wordt verstrekt. Het verzoek is gebaseerd op artikel 377b lid 1 BW.
Ten aanzien van het door de vrouw gevoerde verweer en haar zelfstandige tegenverzoeken
Benoeming van een bijzonder curator over de kinderen zoals door de vrouw verzocht geldt in de onderhavige zaak niet als een daarvoor geschikt middel. Een bijzonder curator kan vanuit zijn verantwoordelijkheid in gesprekken met de kinderen onderzoeken wat er nodig is om tot contactherstel tussen de man en de kinderen te komen. Echter zou er daardoor tevens een verantwoordelijkheid op de schouders van kinderen komen te rusten, hetgeen uit oogpunt van hun leeftijd en ontwikkeling beslist niet in hun belang is. Verder lijkt de vrouw met haar zelfstandig tegenverzoek op dit onderdeel te beogen dat door de aan te stellen bijzondere curator wordt gewerkt aan de oplossing van de ouderstrijd, terwijl dit nadrukkelijk niet tot diens taak behoort.
Wat de kinderen werkelijk nodig hebben is therapeutische hulpverlening/begeleiding die helpend is bij het werken aan hun huidige vaderbeeld, opdat daaropvolgend er stapsgewijs naar contactherstel kan worden toegewerkt. Hulpverlening in een verplicht kader met onderliggend een ondertoezichtstellingsmaatregel, waarbij de regievoering bij een neutrale gecertificeerde instelling berust, zoals door de Raad geadviseerd en verzocht, is in de opvatting van de man daarvoor een geschikter middel. Daarbij speelt tevens een rol dat voor het inzetten van therapeutische hulpverlening door de vrouw ten behoeve van [minderjarige 1] de man niet is benaderd met een verzoek om daarvoor als mede gezagdragende ouder zijn toestemming te verlenen. Het verzoek van de man om mede over [minderjarige 2] met het gezag te worden belast is ook om die reden gedaan, uitgaande van een situatie waarin, indien overeenkomstig wordt beslist, er van gelijkwaardig ouderschap sprake is en in geval van een ondertoezichtstelling de jeugdzorgwerker ten aanzien van beide kinderen bij de man als belanghebbende terecht kan.
Het standpunt van de man luidt met betrekking tot de overige tegenverzoeken van de vrouw tot ontzegging van de man van het recht op omgang/contact met de kinderen, tot vaststelling van een zorgregeling met veiligheidsvoorwaarden en tot het (voorwaardelijk) opheffen van het gezag van de man over [minderjarige 1] in geval van het niet verlenen van medewerking zonder voorwaarden aan instemming aan therapeutische hulp voor de kinderen of aan andere gebruikelijke beslissingen waar normaliter gewoonweg toestemming voor moet worden verleend, dat deze verzoeken niet duidelijk en onvoldoende zijn uitgewerkt. Voor zover nodig wenst de man in dat opzicht te benadrukken dat hij in elk geval na 2021 aan therapeutische hulpverlening ten behoeve van [minderjarige 1] , waar het zijn instemming als gezagdragende ouder betreft, daaraan consequent heeft meegewerkt en dat hij ook in de toekomst niet voornemens is deze hulpverlening te belemmeren. Dit geldt evenzeer voor het doorbrengen van vakanties van de vrouw met de kinderen, waarvoor ten aanzien van [minderjarige 1] en, in geval van toewijzing van het verzoek met betrekking tot het gezag, ook [minderjarige 2] zijn toestemming vereist is.

5.Het standpunt van de vrouw

Ter onderbouwing van haar verweer en zelfstandig tegenverzoek is namens de vrouw schriftelijk en mondeling aanvullend, samengevat, het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van het gezag
Ten aanzien van dit verzoek van de man geldt dat de man en de vrouw niet in staat zijn tot het uitoefenen van gezamenlijk gezag, nu sprake is van een volstrekt verstoorde verstandhouding. De man maakt het de vrouw (nog) steeds moeilijk in de uitoefening van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] . Daartoe wordt verwezen naar de overgelegde e-mail correspondentie tussen de raadslieden over het verlenen van toestemming door de man voor het doorbrengen van de zomervakantie door de vrouw met de kinderen en het aanvankelijk niet zonder aanvullende voorwaarden instemmen door de man met therapeutische hulpverlening ten behoeve van [minderjarige 1] . Dit bij elkaar heeft de vrouw veel stress bezorgd, bovendien heeft daardoor de zomervakantie vertraging opgelopen. Door de wensen van de man ten aanzien van contact(herstel) met de kinderen is de situatie extra complex geworden. Dit terwijl zij, sinds de stopzetting van het contact tussen hen en de man, bij de vrouw tot rust zijn gekomen. Dat wordt ook door de school bevestigd. De vrouw handhaaft daarom haar zelfstandige verzoeken tot het (voorwaardelijk) opheffen van het gezag van de man over [minderjarige 1] en haar verweer ten aanzien van het verzoek van de man met betrekking tot gezamenlijke gezagsuitoefening over beide kinderen. Nu het in de praktijk ondoenlijk is om het gezamenlijk gezag voor [minderjarige 1] vorm te geven is het niet wenselijk dat de man mede met het gezag over [minderjarige 2] wordt belast. Daarom dient het op [minderjarige 2] betrekking hebbend verzoek te worden afgewezen.
Ten aanzien van het hoofdverblijf/zorg- en contactregeling
De relatie van partijen was turbulent. Deze kenmerkte zich door huiselijk geweld, zowel psychisch als fysiek. De kinderen zijn getuige geweest van het geweld van de man jegens de vrouw. Dit heeft de kinderen toen al ernstig geschaad. De vrouw ervaart bij de man al jaren extreme stemmingswisselingen, agressief, onvoorspelbaar en gewelddadig gedrag. Ook kampt hij met paniekaanvallen. Bovendien is de man een bekende Nederlander, dit zet de situatie vaak extra onder druk, waaronder in de media en ook op social media. Dit bij elkaar had en heeft nadelige effecten voor de kinderen en heeft er tevens toe geleid dat [minderjarige 1] wordt gepest op school. De betekening van het kort-gedingvonnis, het afdwingen van contact onder dreiging van dwang(sommen) heeft de situatie verder op de spits gedreven.
De in het kort-gedingvonnis vastgelegde regeling van omgang tussen de man en de kinderen werd nota bene door de man niet nageleefd. De man wilde de kinderen alleen zien bij de vrouw thuis en wanneer het hem uitkwam. In deze periode is tevens het huiselijk geweld voortgezet door de man. De vrouw zorgde er steeds voor dat desondanks het contact tussen hem en de kinderen bleef bestaan. Niettemin werd de regeling door de man nog steeds niet correct nageleefd, ook niet waar het de vakanties betreft en ging hij bij de praktische uitvoering daarvan meermalen over de grenzen van de vrouw en de kinderen heen. De man en de vrouw hebben met tussenkomst van diverse hulpverleners, waaronder Kompaan en De Bocht, Veilig Thuis, Jeugdbeschermingstafel en met de inzet van de Gezinsadvocaat en De Gezinsmanager getracht tot afspraken in het belang van de kinderen te komen over hun zorg, de opvoeding en het waarborgen van hun emotionele veiligheid, echter zonder resultaat. Zoals eerder opgemerkt is de vrouw intussen haar uiterste best blijven doen om uitvoering te blijven geven aan de regeling van het kort-gedingvonnis uit 2017. Echter kwamen de kinderen na ieder bezoek overstuur, gespannen, verdrietig en angstig thuis. Ook vertoonden zij in de aanloop naar contactmomenten met de man buikpijnklachten, waar het [minderjarige 2] betreft klachten over hoofdpijn en spanningsklachten op school. Verder liet [minderjarige 1] zorgwekkend gedrag zien en deed hij heftige uitspraken in relatie tot het contact met de man. Na ontvangst van de recente uitnodiging voor het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 1] overgegeven op school. Hij laat duidelijk blijken dat hij zich niet serieus gehoord voelt voor wat betreft zijn afwijzing van contact met de man. Ook het dagboek van [minderjarige 2] , waaruit haar emoties/gevoelens blijken, spreekt boekdelen. Uiteindelijk breekt dit de vrouw nu op, zij loopt nu spreekwoordelijk op haar tandvlees. Zij is van opvatting dat zwaarwegende belangen van de kinderen zich op dit moment verzetten tegen contact met de man, nu zij laten zien in de situatie klem te zijn geraakt.
De vrouw acht het op dit moment niet in het belang van de kinderen dat zij worden gedwongen tot contact met de man, maar dat zij door een deskundige in de persoon van een bijzondere curator worden gehoord en gezien, opdat het vertrouwen bij hen in volwassenen hersteld kan worden door hen serieus te nemen en te luisteren naar wat hen bezig houdt. Voor de kinderen is het primair van belang dat er door een specifiek voor hen bedoelde belangenbehartiger aan een vertrouwensband gewerkt kan gaan worden. Een bijzondere curator die pedagogisch en psychologisch onderlegd is kan de kinderen ondersteuning bieden in deze kwestie en door middel van gesprekken met de kinderen, de man en de vrouw trachten de strijd in der minne op te lossen en contactherstel te bewerkstelligen, waarbij rekening gehouden wordt met de visie van de kinderen en het tempo dat bij hun wensen/behoeften past. Er is inmiddels gezorgd voor kind therapeutische hulpverlening, echter kon daarmee nog niet worden gestart, omdat er daarvoor op dit moment een wachtlijst geldt. De vrouw verkiest deze lijn boven hulpverlening in het kader van een ondertoezicht-stelling, nu een beschermingsmaatregel in verplichte vorm een ongewenste extra inmenging in het leven van de kinderen zal opleveren.
Door te adviseren een zorgregeling vast te stellen laat de Raad blijken dat niet of onvol-doende is geluisterd naar de kinderen, meer specifiek voor wat betreft de achtergronden en beweegredenen van de uitspraken van [minderjarige 1] . Dit advies geldt daarom als onvoldoende doordacht, waarbij komt dat een concreet plan van aanpak en een zorgvuldigheidstoets ontbreken. Voordat contact(herstel) aan de orde kan komen zal er eerst voor [minderjarige 1] en ook voor [minderjarige 2] met kindtherapie gestart moeten worden. Mede aan de hand van de resultaten daarvan zal vervolgens moeten worden vastgesteld binnen welke kaders er voor de kinderen een verantwoorde en veilige zorgregeling kan worden vastgesteld. Dit geldt evenzeer voor de vakanties.
Ten aanzien van consultatie en verstrekken van informatie over de kinderen
De vrouw stelt zich op het standpunt dat dit onderdeel van het verzoek van de man kan worden toegewezen.

6.Het standpunt van [minderjarige 1]

Van de inhoud van het gesprek tussen de kinderrechter en [minderjarige 1] is, op verzoek van [minderjarige 1] , bij de mondelinge behandeling geen verslag gedaan.

7.Het standpunt van de Raad

Namens de Raad is, samengevat, het volgende naar voren gebracht. In de eerste plaats wordt aan de vrouw een compliment gemaakt dat zij instemt met de door de man aanvullend verzochte regeling met betrekking tot consultatie en het verstrekken van informatie over de kinderen. Ten aanzien van het gezag wordt op basis van de onderzoeksresultaten geen aanleiding gezien het gezamenlijk gezag ten aanzien van [minderjarige 1] te wijzigen in eenhoofdig gezag ten gunste van de man. Er is geen sprake van omstandigheden die nopen tot afwijking van het wettelijk uitgangspunt dat beide ouders belast zijn met het gezamenlijk gezag. Voorkomen dient te worden dat de kinderen klem komen te zitten.
De Raad ondersteunt wel het verzoek van de man om hem ook te belasten met het gezag over [minderjarige 2] . Er zijn geen redenen om aan te geven dat er moet worden afgeweken van het voormelde wettelijk uitgangspunt. Aldus hebben beide ouders ten aanzien van beide kinderen als ouders een gelijkwaardige positie. Extra voordeel hiervan is dat dit zorgt dat in dit geval bij de ondertoezichtstelling sprake zal zijn van een beter werkbare situatie, onder meer voor de jeugdzorgwerker en de ingezette hulpverlening. Ten aanzien van de oudercommunicatie dient de hulpverlening mede gericht te zijn op het komen tot solide afspraken tussen partijen over zaken, zoals het verlenen van toestemming voor het door-brengen van vakanties van een ouder en de kinderen in het buitenland. Daarvan uitgaande kan de Raad instemmen met een aanhouding van de beslissing ten aanzien van het verzoek over het gezag ten aanzien van [minderjarige 2] , dit in afwachting van het verloop en resultaat van de hulpverlening onder regievoering van de GI.
Ten aanzien van het contact tussen de man en de kinderen geldt dat in de visie van de Raad uit het raadsonderzoek niet op voorhand is gebleken dat de ontstane situatie, waarin er sinds maart 2023 tussen hen geen contact meer heeft plaats gevonden, het directe gevolg is van het gedrag van de man. De vrouw heeft de contacten eenzijdig beëindigd. Het risico bestaat dat naarmate er langere tijd geen contact plaatsvindt de man en de kinderen verder van elkaar zullen vervreemden. De Raad is daarom teruggekomen op zijn eerdere besluit om de rechtbank te verzoeken de beslissing ten aanzien van de contactregeling aan te houden, nu het in het belang van de kinderen wordt geacht dat het contact zo spoedig mogelijk wordt opgepakt. Indien een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken acht de Raad het van belang dat in dat kader hulpverlening aan de vrouw wordt geboden bij het verkrijgen van inzicht in de bij haar aanwezige emoties en de daaruit volgende handelwijze en de weerslag daarvan op de kinderen. Ten aanzien van de man dient de hulp en ondersteuning gericht te zijn op herstel van de ouder-kind band en vervolgens een stapsgewijze opbouw van een contactregeling. De Raad realiseert zich dat de geadviseerde contactregeling beperkt is van omvang. Echter in geval van een ondertoezichtstelling kan de contactregeling onder auspiciën van een gecertificeerde instelling worden gemonitord en kan nader, afhankelijk van het verloop daarvan, worden onderzocht of/in hoeverre er mogelijkheden zijn voor uitbreiding. Ten slotte wordt opgemerkt ten aanzien van het zelfstandig tegenverzoek van de vrouw tot benoeming van een bijzondere curator over de kinderen dat indien dit verzoek zou worden gevolgd er, evenals in geval van een ondertoezichtstelling, van een extra inmenging in het leven van de kinderen sprake zal zijn.

8.Het standpunt van de GI

Namens de GI is naar voren gebracht dat uit de stukken en de mondelinge behandeling in elk geval een beeld is ontstaan van twee ouders die mijlenver uit elkaar zijn komen te staan. Zeer voorstelbaar is dat die situatie gevoelsmatig grote impact heeft op beide kinderen. Daarom dienen in geval van een ondertoezichtstelling de belangen van de kinderen veel meer als centraal uitgangspunt te worden gehanteerd. De GI zit in dat verband nog met de nodige vragen. Die omstandigheid staat er op dit moment aan in de weg om nu al (voorlopig) met contacten tussen de man en de kinderen te starten. De GI acht het op dit moment primair van belang dat eerst gedegen onderzoek wordt gedaan naar hoe de kinderen de situatie ervaren en wat er exact bij hen speelt. Voor de GI zijn partijen en de kinderen nog onbekenden. Pas wanneer de GI hen heeft leren kennen en er voldoende duidelijkheid is wat de problematiek van de kinderen is, kan worden bepaald wat er nodig is om te kunnen gaan werken aan herstel van het contact tussen hen en de man.

9.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
In de zaak met kenmerk C/02/414249 JE RK 23-1697 heeft de kinderrechter bij beschikking van 1 november 2023 beide kinderen onder toezicht van de GI gesteld voor de periode van
1 november 2023 tot 1 november 2024.
Ten aanzien van het gezag
Ingevolge artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat, indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
In het licht daarvan overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat de man al over [minderjarige 1] gezamenlijk met de vrouw met het gezag is belast. De rechtbank ziet geen contra-indicaties om ten aanzien van [minderjarige 2] het verzoek van de man niet toe te wijzen. Aan de afwijzings-gronden in het tweede lid van voormeld artikel wordt niet voldaan. Dat de communicatie tussen partijen niet ideaal is, maakt niet dat de man niet ook kan worden belast met het gezag over [minderjarige 2] . De rechtbank acht het daarnaast wenselijk dat beide ouders samen met het gezag zijn belast over hun beide kinderen. De door de vrouw genoemde nadelen wegen niet op tegen de voordelen dat beide ouders met gezag over beide kinderen zijn belast. Het wettelijk uitgangspunt dient dan ook te prevaleren. Overigens is als bijkomend voordeel dat de man, indien hij ook over [minderjarige 2] mede het gezag heeft, voor de GI tijdens de uitvoering van de ondertoezichtstelling ten aanzien van beide kinderen als belanghebbende in beeld is. Op dat betreffende verzoek van de man zal daarom toewijzend worden beslist.
De rechtbank stelt vast dat uit de mondelinge behandeling is gebleken dat de man volhardt bij zijn eerder op 31 mei 2023 ten overstaan van de voorzieningenrechter gegeven toestemming om ten behoeve van [minderjarige 1] therapeutische hulpverlening (Kindtherapie Brabant) in te zetten. Door de man is bij de mondelinge behandeling al (bij voorbaat) ingestemd met de inzet van kindtherapie voor [minderjarige 2] in het geval dat hij over haar ook met het gezag wordt belast. Nu de man mede zal worden belast met het gezag over [minderjarige 2] betekent dit dat daarmee ook ten aanzien van haar door de man toestemming is gegeven voor de inzet van therapeu-tische behandeling.
Het voorgaande, in elkaars samenhang bezien, maakt dat de vrouw geen belang (meer) heeft bij haar zelfstandig tegenverzoek tot het (voorwaardelijk) opheffen van het gezag van de man ten aanzien van [minderjarige 1] . Dit onderdeel van het zelfstandig tegenverzoek zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van consultatie en het verstrekken van informatie over de kinderen
Met het daartoe strekkend aanvullend verzoek van de man is tijdens de mondelinge behandeling door de vrouw ingestemd. De rechtbank acht de verstrekking van de informatie in het belang van beide kinderen. Dat verzoek zal daarom worden toegewezen. Volledig-heidshalve wordt de man geattendeerd op zijn eigen mogelijkheid om als gezagdragende ouder zelfstandig informatie in te winnen bij derden, zoals school en hulpverlenende instanties.
Ten aanzien van het hoofdverblijf/inschrijving BRP
De kinderen wonen bij de vrouw en hebben daar hun hoofdverblijfplaats. De inhoud van de stukken en het gestelde tijdens de mondelinge behandeling overtuigt niet dat de kinderen bij de vrouw geen goede zorg- en opvoedsituatie zouden hebben of dat anderszins sprake is van omstandigheden die maken dat de man beter in staat is de verzorgende/opvoedende taak op zich te nemen. Daarom zal het primaire verzoek van de man tot bepaling van het hoofdverblijf van de kinderen bij hem worden afgewezen. Dit betekent dat ook het subsidiaire en meer subsidiaire verzoek, voor zover strekkende tot bepaling dat beide kinderen hun BRP-inschrijving zullen hebben bij de man zal worden afgewezen.
Ten aanzien van een zorg- en contactregeling
Ingevolge het vonnis in kort geding van 15 juni 2023 is de man voorlopig het recht op het hebben van contact met de kinderen ontzegd, totdat er aan de hand van de uitkomsten en het advies van het onderzoek van de Raad zal worden ingezet op herstel van het contact c.q. de omgang tussen hem en de kinderen. De Raad heeft op basis van het gehouden onderzoek geadviseerd een zorg/contactregeling vast te stellen, waarbij de man en de kinderen elke maandagochtend van 09:00 uur tot dinsdagavond 19:00 uur contact met elkaar hebben, met dien verstande, dat de opbouw naar deze zorg/contactregeling met behulp van de jeugdzorg-werker zal kunnen plaatsvinden. Vast staat dat er sinds maart 2023 geen contact meer plaatsvindt tussen de man en de kinderen. Tevens is gebleken dat op dit moment de kinderen, [minderjarige 1] in het bijzonder, weerstand laten zien ten aanzien van enig contact met de man. Daar-van uitgaande acht de rechtbank het uit oogpunt van de belangen van beide kinderen niet wenselijk dat direct tot contactherstel wordt overgegaan maar dat, nu er een ondertoezicht-stelling is uitgesproken, het proces tot herstel van het contact onder regie van de jeugdzorg-werker zal worden georganiseerd en begeleid.
Van belang is dat de jeugdzorgwerker allereerst partijen en de kinderen dient te kennen om vervolgens een plan van aanpak te maken dat gaat leiden tot contactherstel tussen de kinderen en de man. Daarbij kan de rechtbank zich voorstellen dat met het aanvangen van het contact tussen de kinderen en de man wordt aangevangen in beperkte vorm, te weten in eerste instantie voor een korte periode onder begeleiding en dat dit contact stapsgewijs wordt uitgebreid met op enig moment ook overnachtingen bij de man thuis. Daarbij zullen het tempo en de draagkracht van de kinderen bepalend zijn. Naast het herstellen van de reguliere contacten tijdens de periode van school dient de jeugdzorgwerker ook aandacht te hebben voor de vakantieperiode, de algemeen erkende feestdagen en andere dagen zoals Vaderdag, Moederdag en relevante verjaardagen. Het is aan de jeugdzorgwerker om bedoeld traject als zodanig uit te werken, waarbij de GI over de mogelijkheid beschikt om, zodra een regeling is uitgekristalliseerd en duidelijk is hoe het contact er uit moet gaan zien, een verzoek tot vaststelling van een zodanige regeling op de voet van artikel 1:265g lid 1 BW bij de kinderrechter in te dienen.
Met inachtneming van het hiervóór overwogene zal het verzoek van de man met betrekking tot vaststelling van een zorgregeling op alle onderdelen worden afgewezen. Met deze afwijzende beslissing kiest de rechtbank er uitdrukkelijk niet voor om de afdoening van het verzoek voor enige tijd aan te houden, dit ondanks het advies van de Raad waarbij tevens is geadviseerd om een voorlopige regeling tot contact vast te stellen. Voor de rechtbank staat immers vast dat bij partijen sprake is van een complexe problematiek en dat een oplossing daarvan een zaak van zeer lange adem is. Voor de GI dient die problematiek nog inzichtelijk te worden. Bij partijen is nog geen sprake van adequate hulpverlening. De kinderen willen op dit moment geen contact met de man. Bij hen wordt gesproken over het opstarten van therapie. Een oplossing van de problematiek wordt op de korte of middellange lange termijn niet voor mogelijk gehouden, dit ondanks de gestelde bereidheid van beide partijen. Het is dan ook niet duidelijk wanneer ten aanzien van die verzoeken een eindbeschikking kan worden gegeven. Mede daarom wordt in deze zaak een aanhouding voor de duur van, bijvoorbeeld de ondertoezichtstelling, niet wenselijk geacht. Een bijkomend voordeel van de afdoening nu is dat de GI de ruimte krijgt om in alle rust te gaan werken aan een structurele oplossing van de voormelde problematiek. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er nog steeds ruimte wordt gezien voor herstel van de omgang tussen de man en de kinderen. De rechtbank vertrouwt er dan ook op dat de GI zal bewerkstelligen dat er sprake zal zijn van een herstel van de omgang en dat zij op enig moment gebruik kan maken van de indiening van voormeld verzoek bij de kinderrechter.
Dit betekent dat ook het zelfstandig tegenverzoek van de vrouw, ertoe strekkende de man het recht op omgang tussen de man en de kinderen te ontzeggen, althans een dusdanige zorgregeling met dusdanige veiligheidsvoorwaarden vast te stellen, als de rechtbank in goede justitie redelijk en billijk acht zal worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
De kinderrechter neemt op dit onderdeel het advies van de Raad over, inhoudende dat een beschermingsmaatregel in de vorm van een ondertoezichtstelling passender is dan de inzet van een bijzondere curator, nu de problematiek met name bij partijen ligt, terwijl een bijzondere curator zich vooral op de kinderen richt. Daarbij beschikt een jeugdzorgwerker, anders dan een bijzondere curator, over mogelijkheden om inzicht te verschaffen in de zorgen en mogelijkheden in beide opvoedsituaties en ten aanzien daarvan met alle betrokkenen tot een plan van aanpak te komen, bedoeld om de zorgen weg te nemen. Er zal bovendien, naar de vrouw heeft gesteld, voor de kinderen therapeutische hulp starten, waarvoor zij momenteel op een wachtlijst staan. Het is in het belang van de kinderen dat het verloop daarvan door een neutrale gecertificeerde instelling kan worden gemonitord en daarover regie kan worden gevoerd. Daarnaast dient er te worden gewerkt om een onbelast contact tussen de ouders mogelijk te maken door aan de (belangen)strijd te werken en te trachten deze in der minne op te lossen en in dat kader ook ondersteuning aan de kinderen te bieden. Dit zijn onderwerpen waarvoor de bijzondere curator nadrukkelijk niet is bedoeld. Ten slotte wordt met een verwijzing naar het vonnis in kort geding van 15 juni 2023 geoor-deeld dat de kinderen al genoeg aan hun hoofd hebben en dat zij met meerdere hulpverleners te maken hebben en te maken zullen krijgen. Voorkomen moet worden dat zij worden over-belast. Dit onderdeel van het zelfstandig tegenverzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
De toewijzende beslissingen zullen door de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals is verzocht door de man.
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kinderen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

10.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat over de [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] , de man en de vrouw gezamenlijk met het gezag zijn belast;
bepaalt dat de vrouw de man elke vier weken - en bij belangrijke gebeurtenissen ook tussentijds - informeert en consulteert over belangrijke gebeurtenissen in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waaronder:
- zaken omtrent de gezondheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zoals ziekte, artsenbezoeken, bezoeken aan de tandarts, etcetera;
- schoolresultaten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun voortgang op school;
- zaken die de ontwikkeling betreffen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ten aanzien van bijvoorbeeld school en/of sportclubs en/of in contact met vriendjes c.q. vriendinnetjes, etcetera;
- informatie over wat de kinderen dagelijks/wekelijks meemaken in bijvoorbeeld het contact met vriendjes/vriendinnetjes;
bepaalt dat de vrouw, indien aanwezig, een kopie van de benodigde documenten bij haar verslag voegt en dat zij éénmaal per vier weken een recente foto van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de man verstrekt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de verzoeken van de man voor het overige af;
wijst de zelfstandige tegenverzoeken van de vrouw voor het overige af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt
verzoekt de griffier om een afschrift van deze beschikking ook aan de GI te verstrekken.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2023, in tegenwoordigheid van Baremans, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.