ECLI:NL:RBZWB:2023:9143

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
C/02/411298 / FA RK 23-3083
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
  • A. Haesen
  • J. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake wijziging hoofdverblijf, vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023 een eindbeschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010. De vader, hierna de man, heeft verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing naar [plaats 1], en inschrijving van [minderjarige] op het [college 1] in [plaats 1]. De vrouw, hierna de vrouw, heeft primair verzocht om de man te verbieden met [minderjarige] uit [gemeente 2] te verhuizen en subsidiair om te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zonder toestemming van de vrouw is verhuisd naar [plaats 1], wat heeft geleid tot een conflict tussen de ouders. De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige] afgewogen en geconcludeerd dat de huidige verblijfplaats bij de man, ondanks de zorgen over de opvoedomgeving, in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft de verzoeken van de man toegewezen, waarbij het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man wordt bepaald, en hem toestemming verleent om [minderjarige] in te schrijven op zijn adres en op het [college 1]. De verzoeken van de vrouw zijn afgewezen, en de rechtbank heeft benadrukt dat er gewerkt moet worden aan contactherstel tussen [minderjarige] en de vrouw, onder regie van de gecertificeerde instelling.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de belanghebbenden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/411298 / FA RK 23-3083
beschikking d.d. 22 december 2023 over wijziging hoofdverblijf, vervangende toestemming verhuizing, inschrijving BRP en inschrijving school
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
verblijvende in de [gemeente 1] ,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010, hierna: [minderjarige] .
Als belanghebbende is in de procedure gehoord:
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI).
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de verkorte beschikking van 1 september 2023;
- de uitwerking van 15 september 2023 van de verkorte beschikking van 1 september 2023;
- de brief van 28 september 2023 van de Raad;
- het op 10 oktober 2023 door mr. Sijnesael ingediende F9-formulier;
- het op 11 oktober 2023 door mr. Wouters ingediende F9-formulier;
- de brief van 13 november 2023 van de Raad;
- het rapport en advies van de Raad van 23 november 2023, ontvangen op 27 november 2023;
- de brief van 28 november 2023 van mr. Sijnesael, met bijlagen;
- het op 29 november 2023 door mr. Sijnesael ingediende F9-formulier, met bijlage.
1.2
De verzoeken zijn op 30 november 2023 nader mondeling behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank, gelijktijdig met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] (C/02/416407 / JE RK 23-2093). Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
In de procedure JE RK 23-2093 heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan en het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] toegewezen voor de duur van één jaar, met ingang van 30 november 2023 tot 30 november 2024. De schriftelijke uitwerking van deze mondeling gegeven beslissing is vastgesteld op 15 december 2023.
1.3
[minderjarige] is op 29 november 2023 opnieuw gehoord door de voorzitter van de meervoudige kamer. Tijdens dat gesprek heeft [minderjarige] zijn mening over de verzoeken gegeven. De voorzitter heeft tijdens de mondelinge behandeling samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar de verkorte beschikking van 1 september 2023 met bijbehorende schriftelijke uitwerking van 15 september 2023.

3.De verzoeken

3.1.
Ter beoordeling en beslissing liggen nog de navolgende verzoeken voor.
3.2.
De man verzoekt:
I. de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen en deze bij de man te bepalen;
II. de toestemming van de vrouw voor inschrijving van [minderjarige] op het adres van de man
te vervangen door de toestemming van de rechtbank en aldus de man toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op zijn adres in de gemeentelijke basisadministratie;
III. de toestemming van de vrouw voor verhuizing te vervangen door de toestemming
van de rechtbank en aldus vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van de man met [minderjarige] naar [plaats 1] ;
IV. de toestemming van de vrouw voor inschrijving van [minderjarige] op het [college 1] te [plaats 1] te vervangen door de toestemming van de rechtbank en aldus aan de man vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] daar in te schrijven;
V. deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren;
VI. kosten rechtens.
3.3.
De vrouw verzoekt:
Primair:te bepalen dat de man wordt verboden om met [minderjarige] uit [gemeente 2] te verhuizen danwel te bepalen dat de man met [minderjarige] zal terugkeren naar een woning in [gemeente 2] binnen zeven dagen na de beslissing in deze zaak en vervolgens in [gemeente 2] zal blijven wonen met [minderjarige] , dit op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag, met een maximum van € 20.000,= voor iedere dag dat de man niet met [minderjarige] in [gemeente 2] zal wonen, eventueel in te stellen vanaf een datum c.q. op een wijze die de rechtbank in goede justitie juist acht;
Subsidiair: te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw en ook daadwerkelijk bij haar zal verblijven, waarbij [minderjarige] daartoe door de man bij de vrouw zal worden gebracht, danwel dat de vrouw [minderjarige] bij de man zal mogen ophalen, waarbij een (voorlopige en/of begeleide) zorgregeling zal worden vastgesteld tussen [minderjarige] en de man, in goede justitie te bepalen danwel dat partijen hiervoor worden doorverwezen naar de hulpverlening.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De rechtbank verwijst naar haar (verkorte) beschikking van 1 september 2023, die op 15 september 2023 nader schriftelijk is uitgewerkt. Bij beschikking van 1 september 2023 heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, verzocht om met spoed een onderzoek in te stellen naar de door de man voorgenomen verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] , het hoofdverblijf van [minderjarige] , de inschrijving op school van [minderjarige] en de zorgregeling en vervolgens te rapporteren en adviseren over de navolgende vragen:
- In hoeverre komt een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , conform het verzoek van de vader, tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
- Dient aan de man in het belang van [minderjarige] (vervangende) toestemming te worden verleend om [minderjarige] in te schrijven op het adres van de man in de gemeentelijke basisadministratie?
- Is een verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 1] in het belang van [minderjarige] c.q. in hoeverre verzetten de belangen van [minderjarige] zich tegen deze verhuizing?
- Is inschrijving van [minderjarige] op het [college 1] te [plaats 1] in het belang van [minderjarige] c.q. op welke school dient [minderjarige] te worden ingeschreven?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken door beide ouders (zorgregeling) komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ? Hoe dient de verdeling qua aard, duur en frequentie (inclusief de haal/brengregeling) vorm gegeven te worden?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
De (definitieve) beslissing van de rechtbank op alle verzoeken is, in afwachting van het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming, aangehouden.
4.2.
Bij voornoemde beschikking van 1 september 2023 heeft de rechtbank ook reeds een (voorlopig) oordeel gegeven over de school waar [minderjarige] naartoe dient te gaan en op welk adres hij dient te zijn ingeschreven in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek en de (definitieve) beslissing van de rechtbank op de voorliggende verzoeken. Samengevat hield dit oordeel het volgende in:
  • Aan de man zal vooralsnog geen (vervangende) toestemming worden verleend voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] .
  • Tegelijkertijd zal de rechtbank de man vooralsnog geen verbod opleggen voor een verhuizing met [minderjarige] uit [gemeente 2] en vooralsnog ook niet bepalen dat de man met [minderjarige] zal terugkeren naar een woning in [gemeente 2] .
  • Aan de man zal vooralsnog, in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek, geen toestemming worden verleend om [minderjarige] definitief in te schrijven op het [college 1] te [plaats 1] . Dit betekent dat [minderjarige] met ingang van heden en totdat de rechtbank eventueel anders beslist, weer naar het [college 2] te [plaats 2] naar school zal gaan.
  • Aan de man zal vooralsnog, in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek, geen toestemming worden verleend om [minderjarige] in te schrijven op zijn adres (of dat van zijn ouders) in de gemeentelijke basisadministratie. De inschrijving van [minderjarige] op het adres van de vrouw blijft aldus voorlopig, totdat de rechtbank anders beslist, ongewijzigd.
4.3.
De Raad heeft op 23 november 2023 gerapporteerd en geadviseerd. Uit het rapport blijkt dat de Raad grote zorgen heeft over [minderjarige] . [minderjarige] bevindt zich in een kwetsbare positie door de aanhoudende strijd tussen ouders, die gepaard gaat met wederzijds wantrouwen, conflicten over belangrijke keuzes in het leven van [minderjarige] en zorgen over elkaars opvoedomgeving. Ouders wijzen elkaar aan als de schuldige en zien onvoldoende hun eigen aandeel. De Raad ziet dat [minderjarige] als een pion ingezet wordt in de strijd tussen ouders, waarbij het eigenbelang van vader voorop lijkt te staan en niet het belang van [minderjarige] . De Raad vindt het zorgelijk dat vader hierin onvoldoende inzicht heeft. De vader schrijft de negatieve gevolgen van zijn handelen toe aan de keuzes die de moeder maakt. [minderjarige] heeft hierdoor een negatief moederbeeld. De Raad ziet dat [minderjarige] door bovenstaande situatie klem wordt gezet in de strijd tussen ouders en dat dit forse loyaliteitsproblemen voor [minderjarige] veroorzaakt. Het dreigende contactverlies met moeder heeft negatieve gevolgen voor zijn sociale en emotionele ontwikkeling. Een andere zorg van de Raad is de aanhoudende onzekerheid die [minderjarige] ervaart over zijn opgroeiperspectief, woonplaats en schoolkeuze. [minderjarige] gaat al geruime tijd niet naar school, heeft geen adequate dagbesteding en mist hierdoor structuur in zijn dag en sociale contacten met leeftijdsgenoten. Ook is het een zorg van de Raad dat er in het gezin van de vader en stiefmoeder sprake lijkt te zijn van emotionele onveiligheid voor [minderjarige] , omdat problemen en zorgen gedeeld worden met onder andere [minderjarige] . Concluderend ziet de Raad een gezinssysteem waarin veel zorgen spelen, die onvoldoende worden gecompenseerd door de gesignaleerde krachten. De Raad is van mening dat de ouders samen met hulpverlening spoedig verandering in de huidige situatie moeten realiseren, om de aanwezige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] een halt toe te roepen. Om het benodigde hulpverleningstraject tot stand te brengen, te monitoren en te borgen, is naar de mening van de Raad meer dwingend regievoering in de vorm van een ondertoezichtstelling nodig. Gelet op de te behalen doelen vindt de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar nodig. Daarnaast adviseert de Raad
– samengevat – om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man te bepalen en de verzoeken tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats 1] en de inschrijving op het [college 1] te [plaats 1] af te wijzen. Verder adviseert de Raad om de zorgregeling aan te houden voor de duur van negen maanden, in afwachting van de inzet van hulpverlening op het gebied van contactherstel in het kader van de ondertoezichtstelling.
4.4.
Op 30 november 2023 heeft een nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens die mondelinge behandeling heeft de Raad zijn advies verder toegelicht en aangevuld. Partijen hebben daarop gereageerd en hun standpunten ten aanzien van de verzoeken nader uiteengezet. Zoals hiervoor vermeld heeft de rechtbank het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uitgesproken voor de verzochte duur van één jaar.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verzoeken van partijen in onderhavige procedure als volgt.
4.5.
Partijen hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit betekent dat voor een eventuele verhuizing van [minderjarige] en ook voor een eventuele inschrijving van [minderjarige] op een andere school en/of adres en een wijziging van zijn hoofdverblijf in beginsel de toestemming van de andere ouder nodig is. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kunnen dergelijke geschillen, op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW), worden voorgelegd aan de rechter.
4.6.
Voordat zij een beslissing neemt dient de rechtbank, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. De rechtbank stelt vast dat gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen over het hoofdverblijf, de verhuizing en de schoolkeuze van [minderjarige] , overeenstemming tussen hen over deze onderwerpen niet mogelijk is. Nu het belangrijk is dat er voor [minderjarige] op korte termijn duidelijkheid komt, zal de rechtbank de verzoeken van partijen inhoudelijk beoordelen en een beslissing nemen die zij in het belang van [minderjarige] vindt.
Wijziging hoofdverblijf;
4.7.
De rechtbank zal eerst ingaan op het verzoek van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen en voortaan bij hem te bepalen.
4.8.
Partijen zijn in het door hen op 27 oktober 2021 ondertekende ouderschapsplan overeengekomen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vrouw heeft en dat hij daar ook zal staan ingeschreven. Het ouderschapsplan maakt onderdeel uit van de echtscheidingsbeschikking van 14 april 2022. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het hoofdverblijf van [minderjarige] in het ouderschapsplan weliswaar bij de vrouw is bepaald, maar dat [minderjarige] feitelijk altijd bij de man zijn hoofdverblijfplaats heeft gehad. Partijen hebben er destijds bewust voor gekozen om [minderjarige] op het adres van de vrouw in te schrijven, uit financieel oogpunt en om het contact tussen [minderjarige] en zijn moeder te stimuleren en te onderkennen dat [minderjarige] ook contact met zijn moeder mag hebben. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] verliep toen echter al erg moeizaam. Sinds begin 2021 zijn er diverse hulpverleningsinstanties bij partijen en [minderjarige] betrokken (geweest) om het contact tussen de vrouw en [minderjarige] te verbeteren, maar dit is niet gelukt. Mede als gevolg van alle recente perikelen rondom de verhuizing naar [plaats 1] en de inschrijving van [minderjarige] op een school daar, is de spanning inmiddels dusdanig hoog opgelopen, dat [minderjarige] op dit moment helemaal niet meer naar zijn moeder toe wil. [minderjarige] heeft enorm te lijden onder de huidige situatie en de onduidelijkheid over zijn verblijfplaats speelt hem behoorlijk parten. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank dat instandhouding van de bestaande juridische situatie, waarin [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vrouw heeft maar feitelijk bij de man woont en in voortdurende onduidelijkheid verkeert over zijn perspectief, niet langer houdbaar is.
4.9.
Sinds de echtscheiding van partijen is de man altijd de hoofdopvoeder van [minderjarige] geweest. [minderjarige] voelt zich veilig en vertrouwd bij de man. [minderjarige] woont al geruime tijd bij de vader en ervaart op dit moment geen ruimte om bij zijn moeder te verblijven. Door alle gebeurtenissen die zich tijdens en na de echtscheiding hebben voorgedaan is de relatie tussen [minderjarige] en de vrouw verstoord geraakt waardoor er inmiddels nauwelijks tot geen contact is tussen de vrouw en [minderjarige] . Dit betekent dat wonen bij de vrouw voor [minderjarige] op dit moment, maar ook voor de nabije toekomst, geen reële optie is. De rechtbank vindt het belangrijk dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de al lange tijd bestaande feitelijke situatie. Hoewel de Raad in zijn rapport zorgen heeft geuit over de opvoedomgeving van [minderjarige] bij de man, zijn die zorgen niet zodanig gebleken dat een wijziging van het hoofdverblijf niet in het belang van [minderjarige] is. Daarbij komt dat in het kader van de – tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2023 uitgesproken – ondertoezichtstelling van [minderjarige] zicht moet worden verkregen op de opvoedomgeving bij de man en waarbij zo nodig hulpverlening kan worden ingezet, die gemonitord en geborgd kan worden tijdens die ondertoezichtstelling. De rechtbank hoopt dat duidelijkheid over zijn hoofdverblijf bij [minderjarige] tot (meer) rust zal leiden en, met hulp, hopelijk ook tot de nodige ruimte voor contact(herstel) met zijn moeder. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen en, onder wijziging van de beschikking van 14 april 2022 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan, bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij de man zal zijn.
Inschrijving BRP
4.10.
Met de omstandigheid dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man zal worden bepaald, is de rechtbank van oordeel dat het belang van de man bij inschrijving van [minderjarige] op zijn adres in de Basisregistratie Persoonsgegevens is gegeven. De rechtbank zal dit verzoek van de man daarom ook toewijzen. In de omstandigheid dat de man op dit moment (met [minderjarige] ) tijdelijk op een camping in [plaats 1] verblijft en staat ingeschreven op het adres van zijn ouders – wat zou betekenen dat [minderjarige] ook (tijdelijk) op datzelfde adres zou worden ingeschreven – ziet de rechtbank geen reden om anders te oordelen. Een inschrijving van [minderjarige] op het adres van de vrouw doet geen recht aan de feitelijke situatie nu het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man wordt bepaald. Daarnaast bestaat er voor de vrouw geen – zwaarder wegend – belang voor behoud van de inschrijving van [minderjarige] op haar adres. Het argument van de vrouw dat zij vreest dat zij dan helemaal niet meer op de hoogte zal zijn van zaken rondom [minderjarige] , kan niet als zodanig zwaarwegend gelden.
Vervangende toestemming verhuizing danwel verhuisverbod c.q. terugverhuisgebod;
4.11.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of aan de man – bij het ontbreken van toestemming daarvoor van de vrouw – vervangende toestemming dient te worden verleend om met [minderjarige] (definitief) naar [plaats 1] te verhuizen of dat – conform het verzoek van de vrouw – dient te worden bepaald dat het de man wordt verboden om met [minderjarige] uit [gemeente 2] te verhuizen c.q. dat de man met [minderjarige] dient terug te keren naar een woning in [gemeente 2] .
4.12.
Uit vaste rechtspraak (Hoge Raad 25 april 2008, NJ 2008, 414, LJN: BC5901) volgt dat, hoezeer ook het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Bij de beslissing zullen alle omstandigheden van het geval in acht genomen dienen te worden en daarbij dienen onder meer de volgende aspecten te worden betrokken:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.13.
De rechtbank stelt voorop dat zij het ten zeerste afkeurt dat de man, zonder de toestemming van de vrouw en vooruitlopend op een eventuele vervangende toestemming van de rechtbank, met [minderjarige] naar (een camping in) [plaats 1] is verhuisd. De man heeft de vrouw en [minderjarige] met de reeds doorgezette verhuizing voor een voldongen feit geplaatst. Met de Raad heeft de rechtbank ernstige zorgen over deze situatie. Terwijl de verhouding tussen partijen al ernstig was verstoord, heeft de man door zijn handelen de situatie nog meer op scherp gezet. De man heeft hiermee gezorgd voor nog een conflict en nog meer spanningen tussen partijen. [minderjarige] is door het handelen van de man verder klem gezet in de strijd tussen ouders en dit veroorzaakt forse loyaliteitsproblemen bij hem. De man heeft aldus niet in het belang van [minderjarige] gehandeld en de rechtbank vindt dat deze vorm van eigenrichting van de man niet beloond zou mogen. Daartegenover staat echter het belang van [minderjarige] . [minderjarige] mag niet de dupe worden van het handelen van de man en de keuzes die zijn ouders maken.
4.14.
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijf heeft, in beginsel de gelegenheid moet krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat de man voldoende noodzaak had om te verhuizen, nu de echtelijke woning is verkocht en inmiddels ook is geleverd aan derden. Ook kan de rechtbank de man volgen in zijn beweegredenen om zich te oriënteren op een woning buiten [woonplaats] , omdat hij als gescheiden man woonachtig in een (streng)gelovige gemeenschap niet langer gelukkig was met zijn toenmalige woonomgeving. Hoewel de omstandigheden daarmee een verhuizing buiten [woonplaats] noodzakelijk hebben gemaakt, vloeit daar naar het oordeel van de rechtbank geen absolute noodzaak voor de man voort om naar (de omgeving van) [plaats 1] te verhuizen. Door de man is aangegeven dat er in de omgeving van [woonplaats] geen voor hem betaalbare woningen te vinden zouden zijn. De rechtbank heeft bij gebrek aan bewijsstukken echter niet kunnen vaststellen dat de inspanningen van de man er (ook) op zijn gericht (geweest) om een huis in de (nabije) omgeving van [woonplaats] te vinden. De zoektocht van de man naar een woning lijkt zich vooral te richten op (de omgeving van) [plaats 1] , althans een plek op (grotere) afstand van de vrouw. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de man niet heeft aangetoond dat hij en zijn partner zijn gebonden aan (de omgeving van) [plaats 1] . De rechtbank begrijpt de wens van de man om met zijn nieuwe partner, haar kinderen en [minderjarige] een gezin te vormen, maar niet gebleken is dat dit niet zou kunnen op een andere plek dichter bij de woonplaats van de vrouw. Dit geldt zeker nu de man en zijn partner nog geen woning hebben gekocht maar op dit moment nog tijdelijk op een camping verblijven. Het enige belang dat de man specifiek voor (de omgeving van) [plaats 1] heeft, is dat hij van origine afkomstig is uit Zeeuws-Vlaanderen en daar een deel van zijn familie heeft wonen. Verder heeft de man een eigen bedrijf, waarvoor hij kennelijk een groot deel van de werkzaamheden in de omgeving van [plaats 1] verricht. Daarmee is de man echter niet per definitie gebonden aan (de gemeente van) [plaats 1] . Dat bedrijf had de man immers ook al toen partijen nog samen in [woonplaats] woonden.
4.16.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de man de verhuizing naar (de omgeving van) [plaats 1] niet goed of onvoldoende heeft voorbereid. De man heeft verklaard dat hij pas enkele weken voor de feitelijke verhuizing de vrouw heeft verzocht om toestemming te geven voor de verhuizing. Niet gebleken is dat van enig (constructief) overleg tussen de man en de vrouw over het voornemen van de man om te verhuizen sprake is geweest. De man had zijn beslissing om te verhuizen al genomen en hij heeft, ondanks dat partijen hierover geen overeenstemming hadden, zijn verhuisplannen toch doorgezet. Daarbij komt dat hij op dat moment ook nog niet beschikte over een andere woning. Als tijdelijke oplossing is de man vervolgens samen met zijn partner, haar kinderen en [minderjarige] op een camping in [plaats 1] gaan wonen. De man verblijft daar echter nog steeds. Hoewel door de man ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 30 november 2023 is aangegeven dat er inmiddels zicht zou zijn op een woning in [plaats 1] , heeft hij de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat dit een reële optie betreft. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling geen (goed) antwoord kunnen geven op de vragen die de rechtbank en de advocaat van de vrouw daarover hebben gesteld. Dat de man er inmiddels in zou zijn geslaagd om in de omgeving van [plaats 1] een woning te kopen is in ieder geval niet gebleken. Daarnaast vindt de rechtbank dat de man de verhuizing onvoldoende heeft doordacht. De man heeft onvoldoende stil gestaan bij de gevolgen van de verhuizing voor het contact tussen [minderjarige] en zijn moeder en de rol van de vrouw als moeder van [minderjarige] . Weliswaar was er al langer weinig en onregelmatig contact tussen [minderjarige] en zijn moeder, maar door de (grotere) fysieke afstand is de mogelijkheid voor [minderjarige] om (tussendoor) zelfstandig naar zijn moeder te gaan komen te vervallen. Verder lijkt de man zich niet of onvoldoende te hebben gerealiseerd dat er ook een reële kans is dat de rechtbank in zijn nadeel beslist en dat een daaruit voorvloeiende terugverhuizing (opnieuw) ingrijpende gevolgen voor [minderjarige] heeft. Voor de man lijkt maar één scenario mogelijk te zijn en dat is een verhuizing naar (de omgeving van) [plaats 1] .
4.17.
In zijn algemeenheid geldt dat de grotere fysieke afstand tussen de woonplaats van de vrouw en (de camping in de gemeente) [plaats 1] , het voor de vrouw moeilijker zal maken om (frequent) contact te hebben met [minderjarige] ; zij zal daardoor ook minder betrokken (kunnen) zijn bij gebeurtenissen in zijn dagelijkse leven. In zoverre zijn de zorgen die de vrouw heeft over het contact tussen haar en [minderjarige] na een verhuizing dan ook begrijpelijk. Daar staat naar het oordeel van de rechtbank echter tegenover dat het wonen van beide partijen in [woonplaats] voor grote onrust en spanningen tussen partijen en voor [minderjarige] zorgde en dat een verhuizing in dit specifieke geval ook voor rust kan zorgen, omdat partijen door een grotere feitelijke (reis)afstand tussen de woonplaatsen van partijen, ook in hun relatie tot elkaar afstand kunnen nemen. Die afstand kan rust geven in de verhouding tussen partijen en zou daarmee mogelijk ook [minderjarige] en het contactherstel tussen hem en zijn moeder in positieve zin kunnen beïnvloeden. Het contact tussen de vrouw en [minderjarige] verloopt al langer erg moeizaam. [minderjarige] staat op dit moment erg negatief tegenover zijn moeder. Door alle gebeurtenissen in de afgelopen periode is [minderjarige] (verder) van zijn moeder verwijderd geraakt en is hij het vertrouwen in haar verloren. Hij heeft het gevoel door haar te worden gecontroleerd. Daarnaast neemt hij het haar erg kwalijk dat zij geen toestemming wil verlenen voor de verhuizing en zijn schoolkeuze. [minderjarige] houdt om die reden alle contact met zijn moeder af. De rechtbank verwacht dat deze situatie (voorlopig) niet zal veranderen, ook niet wanneer zij beslist dat de man en [minderjarige] dichterbij de vrouw zouden moeten gaan wonen. Sterker nog, wanneer [minderjarige] nu (gedwongen) terug zou moeten verhuizen naar (de omgeving van) [woonplaats] , bestaat er gegronde vrees dat het contactherstel tussen de vrouw en [minderjarige] verder onder druk zal komen te staan. [minderjarige] geeft zijn moeder immers nu al de schuld van zijn situatie. De rechtbank acht de kans op een herstel van de band en het contact tussen [minderjarige] en de vrouw het grootst op het moment dat [minderjarige] in zijn wens om met zijn vader in (de omgeving van) [plaats 1] te (blijven) wonen wordt gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat ook vanuit (de omgeving van) [plaats 1] kan worden gewerkt aan contactherstel tussen [minderjarige] en zijn moeder. De reisafstand tussen (de omgeving van) [plaats 1] en [woonplaats] is niet onoverbrugbaar, ook niet wanneer in de toekomst zou worden toegewerkt naar een weekendregeling tussen [minderjarige] en zijn moeder.
4.18.
Een terugverhuizing in dit stadium, waarin de echtelijke woning is verkocht, zal voor de man en [minderjarige] ook vergaande praktische gevolgen hebben, die niet in het belang van [minderjarige] zijn. De vraag is waar de man en [minderjarige] dan zouden moeten gaan wonen, nu de echtelijke woning niet meer beschikbaar is en in (de omgeving van) [woonplaats] ook niet meteen (definitieve) woonruimte voorhanden is. Het meest waarschijnlijke alternatief is dan dat de man en [minderjarige] opnieuw tijdelijk op een camping gaan wonen. Nóg een extra wisseling van woonomgeving vindt de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] .
4.19
Hoewel de absolute noodzaak voor de verhuizing voor de man ontbreekt en de verhuizing niet goed is doordacht en voorbereid, is de rechtbank, alle belangen tegen elkaar afwegend, van oordeel dat de belangen van [minderjarige] om, zoals hiervoor beschreven, in (de omgeving van) [plaats 1] te (blijven) wonen en niet opnieuw van verblijfplaats te wisselen zwaarder wegen dan de wens van de vrouw dat [minderjarige] in (de omgeving van) [woonplaats] blijft wonen. Te meer nu, zoals hiervoor overwogen, er bij (vervangende) toestemming voor verhuizing naar [plaats 1] mogelijk ook meer ruimte komt bij [minderjarige] voor contactherstel met zijn moeder, hetgeen ook in het belang van de moeder is.
4.2
De rechtbank is zich er van bewust dat de man met [minderjarige] op dit moment nog op een camping verblijft en dat er – uitgaande van het eerdere oordeel van de rechtbank – nog geen concreet zicht is op andere (definitieve) woonruimte. Gegeven deze situatie ziet de rechtbank zich dan ook voor een groot dilemma gesteld. Aan de ene kant is de rechtbank met de Raad van oordeel dat de camping waar de man op dit moment samen met [minderjarige] verblijft geen stabiele en passende opvoedomgeving voor [minderjarige] is. Aan de andere kant is een verhuizing van de man met [minderjarige] terug naar de omgeving van [woonplaats] geen optie en bovendien niet in het belang van [minderjarige] . Uiteindelijk vindt de rechtbank dat het belang van [minderjarige] bij duidelijkheid over zijn situatie van doorslaggevende betekenis dient te zijn. [minderjarige] heeft veel last van de aanhoudende onzekerheid over zijn opgroeiperspectief, woonplaats en schoolkeuze. [minderjarige] gaat al geruime tijd niet naar school, heeft geen adequate dagbesteding en mist hierdoor structuur in zijn dag en sociale contacten met leeftijdsgenoten. Het is niet in het belang van [minderjarige] om nog langer in het ongewisse te blijven over zijn situatie doordat er nog geen definitieve andere woonruimte is, ook niet als dat betekent dat hij nog iets langer op de camping in [plaats 1] zal moeten verblijven. Dit betekent dat aan de man vervangende toestemming zal worden verleend voor de verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] . Het verzoek van de vrouw om de man te verbieden om met [minderjarige] naar (de omgeving van) [plaats 1] te verhuizen danwel te bepalen dat de man met [minderjarige] dient terug te verhuizen naar de omgeving van [woonplaats] , zal worden afgewezen.
De rechtbank gaat ervan uit dat het huidige verblijf van de man met [minderjarige] op de camping echt tijdelijk is en dat de man alles in het werk zal stellen om zo snel mogelijk geschikte woonruimte in (de omgeving van) [plaats 1] te vinden.
Inschrijving school
4.21
Nu het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man zal worden bepaald en aan de man vervangende toestemming zal worden verleend voor een verhuizing naar (de omgeving van) [plaats 1] , ligt het in de rede dat [minderjarige] ook in die omgeving naar school kan gaan. Dit is ook de uitdrukkelijke wens van [minderjarige] zelf. [minderjarige] wil heel graag een opleiding in de richting van logistiek gaan doen en het [college 1] in [plaats 1] is volgens [minderjarige] de enige school in Zeeland die deze opleiding op dat niveau aanbiedt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige] overvraagd zou worden wanneer de forse reisafstand van en naar zijn oude school, het [college 2] in [plaats 2] , blijvend zou zijn. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank in het belang van [minderjarige] vervangende toestemming verlenen om hem in te schrijven op het [college 1] in [plaats 1] .
Zorgregeling
4.22
De rechtbank stelt tot slot vast dat er geen verzoek voorligt tot het vaststellen c.q. wijzigen van een zorgregeling tussen de vrouw en [minderjarige] . Zij kan daarover dan ook geen beslissing nemen. Dit neemt niet weg dat de rechtbank van partijen verwacht dat zij samen met de GI in het kader van de tijdens de mondelinge behandeling uitgesproken ondertoezichtstelling gaan werken aan (onder andere) het contactherstel tussen [minderjarige] en zijn moeder, met inachtneming van hetgeen de Raad daarover op p. 25 van zijn rapport heeft opgemerkt en waarbij het uitgangspunt is dat, onder regie van de GI, uiteindelijk zal worden toegewerkt naar een reguliere weekendregeling. De rechtbank verwacht daarbij van de man meer inspanningen in het stimuleren en faciliteren van [minderjarige] in het contact met zijn moeder dan hij in de afgelopen periode heeft laten zien. De keuze van de man in de afgelopen periode om [minderjarige] – een jongen van pas dertien jaar – geheel te volgen in zijn onwil of onmacht ten aanzien van het contact met zijn moeder, vindt de rechtbank onbegrijpelijk. De rechtbank wijst de GI er op dat zij, indien zij niet met (één van) de ouders tot overeenstemming komt over de zorgregeling en die zorgregeling anders is dan uit het ouderschapsplan volgt, gebruik zal dienen te maken van haar bevoegdheid op grond van artikel 1:265g BW en aan de kinderrechter de door de GI in het belang van [minderjarige] geachte zorgregeling ter toetsing voor te leggen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.23.
De rechtbank zal haar beslissingen, gelet op de aard daarvan en het belang op duidelijkheid hierover voor [minderjarige] , uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de man. Dat betekent dat die beslissingen alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van 14 april 2022 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan, voor wat betreft het hoofdverblijf en de inschrijving in het BRP ten aanzien van de navolgende minderjarige, als volgt:
bepaalt het hoofdverblijf van de minderjarige [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010, bij de man;
verleent de man, ter vervanging van de toestemming van de vrouw, toestemming om [minderjarige] in te schrijven op zijn adres in de gemeentelijke basisadministratie;
verleent de man, ter vervanging van de toestemming van de vrouw, toestemming om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] ;
verleent de man, ter vervanging van de toestemming van de vrouw, toestemming om [minderjarige] in te schrijven op het [college 1] te [plaats 1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dijkman, voorzitter, Haesen en Hendriks, rechters tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023 in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.