ECLI:NL:RBZWB:2023:9146

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
C/02/416407 / JE RK 23-2093
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Haesen
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ernstige loyaliteitsproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die zich in een kwetsbare positie bevindt door de aanhoudende strijd tussen de ouders. De ouders zijn gescheiden en hebben samen het gezag over de minderjarige, die feitelijk bij de vader verblijft, terwijl zijn hoofdverblijf bij de moeder is.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders wederzijds wantrouwen en conflicten ervaren, wat leidt tot ernstige loyaliteitsproblemen voor de minderjarige. De Raad heeft vastgesteld dat de minderjarige als een pion wordt ingezet in de strijd tussen de ouders, wat zijn emotionele en sociale ontwikkeling negatief beïnvloedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling zijn voldaan, en dat de ouders bereid zijn om mee te werken aan hulpverlening.

De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling toegewezen, met de verwachting dat deze maatregel noodzakelijk is om de situatie van de minderjarige te verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling gaat in op 30 november 2023 en duurt tot 30 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416407 / JE RK 23-2093
Datum uitspraak: 30 november 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
verblijvende in de [gemeente] ,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg,
tegen
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.
De rechtbank merkt als informant aan: de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, gevestigd te Middelburg, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 november 2023.
1.2.
Het verzoek tot ondertoezichtstelling is op 30 november 2023 mondeling behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank, gelijktijdig met de verzoeken van de ouders over de wijziging van het hoofdverblijf, de vervangende toestemming voor verhuizing c.q. het verbod op verhuizing, de inschrijving in het BRP en de inschrijving op school (C/02/411298 / FA RK 23-3083).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Op de verzoeken in de zaak FA RK 23-3083 zal uiterlijk op 22 december 2023 bij afzonderlijke beschikking worden beslist.
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de voorzitter van de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten2.1. De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank van [datum 1] 2022 is de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op [datum 2] 2022 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.

2.2
Tijdens het huwelijk van partijen is, naast nog vier andere inmiddels (jong)meerderjarige kinderen, [minderjarige] geboren.
2.3
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder, maar verblijft feitelijk bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft aangegeven dat hij grote zorgen heeft over [minderjarige] . [minderjarige] bevindt zich in een kwetsbare positie door de aanhoudende strijd tussen ouders, die gepaard gaat met wederzijds wantrouwen, conflicten over belangrijke keuzes in het leven van [minderjarige] en zorgen over elkaars opvoedomgeving. Ouders wijzen elkaar aan als de schuldige en zien onvoldoende hun eigen aandeel. De Raad ziet dat [minderjarige] als een pion ingezet wordt in de strijd tussen ouders, waarbij het eigenbelang van vader voorop lijkt te staan en niet het belang van [minderjarige] . De Raad vindt het zorgelijk dat vader hierin onvoldoende inzicht heeft. De vader schrijft de negatieve gevolgen van zijn handelen toe aan de keuzes die de moeder maakt. [minderjarige] heeft hierdoor een negatief moederbeeld. De Raad ziet dat [minderjarige] door bovenstaande situatie klem wordt gezet in de strijd tussen ouders en dat dit forse loyaliteitsproblemen voor [minderjarige] veroorzaakt. Het dreigende contactverlies met moeder heeft negatieve gevolgen voor zijn sociale en emotionele ontwikkeling. Een andere zorg van de Raad is de aanhoudende onzekerheid die [minderjarige] ervaart over zijn opgroeiperspectief, woonplaats en schoolkeuze. [minderjarige] gaat al geruime tijd niet naar school, heeft geen adequate dagbesteding en mist hierdoor structuur in zijn dag en sociale contacten met leeftijdsgenoten. Ook is het een zorg van de Raad dat er in het gezin van de vader en stiefmoeder sprake lijkt te zijn van emotionele onveiligheid voor [minderjarige] , omdat problemen en zorgen gedeeld worden met onder andere [minderjarige] . Concluderend ziet de Raad een gezinssysteem waarin veel zorgen spelen, die onvoldoende worden gecompenseerd door de gesignaleerde krachten. De Raad is van mening dat de ouders samen met hulpverlening spoedig verandering in de huidige situatie moeten te realiseren, om de aanwezige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] een halt toe te roepen. Om het benodigde hulpverleningstraject tot stand te brengen, te monitoren en te borgen, is naar de mening van de Raad meer dwingend regievoering in de vorm van een ondertoezichtstelling nodig. Gelet op de te behalen doelen vindt de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar nodig.
4.2.
Door en namens de vader is aangegeven dat hij instemt met een ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De vader en zijn partner willen echt iets aan de situatie voor [minderjarige] veranderen. De strijd moet weg. De vader is bereid mee te werken aan hulpverlening. Hij en zijn partner doen dit nu ook al en willen die hulp ook graag voortzetten.
4.3.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij blij is dat er nu een ondertoezichtstelling is gevraagd. Zij wilde deze tweeënhalf jaar geleden al. De moeder ziet er tegenop om de samenwerking met de vader aan te gaan, maar vindt het voor [minderjarige] heel belangrijk dat dit gaat gebeuren. Zij zal haar medewerking verlenen aan de hulpverlening.
4.4.
Door de GI is aangegeven dat nog niet bekend is welke jeugdbeschermer de zaak zal oppakken, maar dat dit wel op hele korte termijn bekend zal zijn.
4.5.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij het op zich wel prima vindt dat er een ondertoezichtstelling komt. Ook vindt hij het goed dat er dan iemand komt die met hem gaat praten en samen met hem gaat kijken om de situatie voor hem beter te maken. Doordat zijn ouders het niet eens zijn, heeft hij nu een beetje het gevoel dat hij tussen hen in zit.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank is op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek.
[minderjarige] wordt op dit moment ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. De Raad heeft in zijn rapport uitgebreid beschreven dat er al langere tijd grote zorgen zijn over [minderjarige] . De grootste zorg op dit moment is dat [minderjarige] ernstig klem zit in de strijd tussen zijn ouders en dat dit forse loyaliteitsproblemen bij hem veroorzaakt. Het patroon dat de ouders in feite al jaren naar elkaar toe laten zien is zorgelijk en moet worden doorbroken. Met de inzet van beide ouders en de juiste hulpverlening, is het tij nu nog te keren. Daarvoor is het wel belangrijk dat beide ouders hun verantwoordelijkheid nemen, dat zij stoppen met het wijzen naar elkaar en dat zij kijken naar wat zij zelf kunnen doen om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. De rechtbank vindt het positief om te constateren dat beide ouders lijken in te zien dat de situatie in het belang van [minderjarige] moet veranderen en dat zij allebei bereid zijn om mee te werken aan hulpverlening om die verandering te bereiken. Nu de zorgen al langere tijd bestaan en de reeds ingezette vrijwillige hulpverlening onvoldoende resultaat heeft opgeleverd, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de GI als professionele instantie de komende periode de regie overneemt, de belangen van [minderjarige] behartigt en de benodigde hulpverlening voor zowel de ouders als [minderjarige] inzet, borgt en monitort, met inachtneming van hetgeen de Raad daarover in zijn rapport op pagina 23 heeft genoemd. Van de GI en de ouders wordt verwacht dat zij samen gaan werken aan de doelen die door de Raad in zijn rapport zijn geformuleerd, te weten:
  • [minderjarige] ervaart voldoende rust, stabiliteit, voorspelbaarheid en (emotionele) veiligheid bij ouders, er wordt in zijn opvoedbehoeften voorzien en hij kan zich richten op de ontwikkelingstaken die bij zijn leeftijd passen. Voorts kan [minderjarige] rekenen op emotioneel beschikbare ouders.
  • [minderjarige] heeft op termijn onbelast contact met beide ouders d.m.v. een vastgestelde zorgregeling die nageleefd wordt, ervaart niet dat hij partij voor een ouder dient te kiezen en wordt niet betrokken in de strijd tussen ouders. Ouders staken hun strijd waarbij [minderjarige] niet langer wordt ingezet, communiceren op een wijze die constructief en adequaat is en geen spanningen en loyaliteitsproblemen veroorzaakt bij [minderjarige] .
  • Er is zekerheid ontstaan over het opgroeiperspectief van [minderjarige] alsmede over zijn woonplaats en schoolkeuze.
  • Er is actueel zicht ontstaan op de opvoedomgeving van vader en stiefmoeder.
  • Ouders stellen zich begeleidbaar op en houden zich aan de gemaakte afspraken.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] toewijzen, zulks voor de gevraagde duur van één jaar, omdat het de verwachting is dat deze tijd nodig zal zijn om de gestelde doelen te behalen.
5.2.
De rechtbank zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast gevolgd moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 30 november 2023 tot 30 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023 door mr. Dijkman, voorzitter, mr. Haesen en mr. Hendriks, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier, en op schrift gesteld op 15 december 2023.
KL
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.