ECLI:NL:RBZWB:2023:9155

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2074
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor verbouwing monumentale boerderij tot woningen

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor de verbouwing van een deel van een monumentale boerderij tot twee woningen. De eisers, eigenaren van een deel van de boerderij, zijn van mening dat de vergunning niet verleend had mogen worden, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met de goede ruimtelijke ordening en er onvoldoende rekening is gehouden met hun eigendomsrechten. De rechtbank heeft de zaak op 23 november 2023 behandeld, waarbij zowel eisers als de vergunninghouder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de juiste procedures heeft gevolgd en voldoende gemotiveerd heeft dat het afwijken van het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van eisers niet opwegen tegen de belangen van de vergunninghouder en dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmeringen zijn die de verlening van de vergunning in de weg staan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en draagt het college op het griffierecht aan eisers te vergoeden, evenals de proceskosten die door eisers zijn gemaakt. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers op 20 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eisers] , uit [plaats 1] , eisers.

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg.

Als vergunninghouder heeft deelgenomen:
[vergunninghouder] ,te [plaats 2] .

Inleiding

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bij besluit van 8 februari 2023 (bestreden besluit) verlenen van een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een deel van een monumentale boerderij tot twee woningen. Dat deel van de rijksmonumentale boerderij is gelegen aan het [adres 1] te [plaats 1] .
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Eisers en vergunninghouder waren aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

1. Wat zijn de feiten?
Eisers wonen in en zijn eigenaar van een deel van een monumentale boerderij aan de [adres 2] te [plaats 1] . Vergunninghouder is voornemens om het achterste deel van dezelfde monumentale boerderij (de schuur) aan het [adres 1] te [plaats 1] te splitsen van de woning van eisers en in die schuur twee woningen te realiseren.
Vergunninghouder heeft daar op 25 mei 2022 een omgevingsvergunning voor aangevraagd.
Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd. In het kader van die procedure heeft het college een ontwerpbesluit vastgesteld op 21 oktober 2022, waarin het college het voornemen heeft geuit om de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Het college heeft dat ontwerpbesluit vanaf 27 oktober 2022 ter inzage gelegd. Eisers hebben daar op 7 december 2022 een zienswijze over kenbaar gemaakt.
Bij bestreden besluit heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten: het wijzigen van een rijksmonument, het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling.
Eisers hebben daar op 21 maart 2023 beroep tegen ingesteld.

2. Wat is het wettelijk kader?

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

3. Welke gronden hebben eisers aangevoerd?

3.1
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning voor het afwijken van het [bestemmingsplan] niet heeft mogen verlenen, omdat onvoldoende is gemotiveerd dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Uit de omgevingsvergunning blijkt niet dat het initiatief is getoetst aan de criteria die in artikel 9.1 van het Afwijkingsbeleid 2016 zijn gesteld voor het toevoegen van woningen binnen het bebouwde. Meer specifiek is volgens eisers niet voldaan aan de voorwaarde uit artikel 9.1 dat moet worden voldaan aan het gemeentelijk archeologiebeleid, omdat grondwerkzaamheden in strijd met het Parapluplan Archeologie dieper dan 40 cm dan wel 50 cm zullen worden uitgevoerd. Daarnaast wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat een planschadeovereenkomst door de aanvrager moet zijn getekend. Verder hebben eisers aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan niet heeft kunnen verlenen, omdat sprake is van evidente privaatrechtelijke belemmeringen. Als gevolg van het bouwplan zal inbreuk worden gemaakt op het eigendomsrecht van eisers. Tussen de woning van eisers en de schuur moet een mandelige tussenwand worden geplaatst en daarnaast zal gebruik worden gemaakt van de riolering en grond van eisers om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Daar zijn geen afspraken over gemaakt en zijn geen voorschriften over opgenomen in de vergunning.
3.2
De inhoud van de zienswijze moet daarnaast volgens eisers in beroep als herhaald en ingelast worden beschouwd. Kort samengevat hebben eisers in die zienswijze aangevoerd dat een nulmeting dient te worden uitgevoerd, dat een bouwverzekering moet worden afgesloten, dat een splitsingsakte moet worden opgemaakt bij een notaris en dat de inschrijving in het monumentenregister moet worden aangepast. Daarnaast dient de scheidingsmuur brandvertragend te zijn en door de rieten kap te worden getrokken om overslaande brand te voorkomen. Voor het bouwen van de scheidingsmuur mag verder geen gebruik worden gemaakt van bebouwing of grond van eisers, de erfafscheiding moet duidelijk worden omschreven en de bestaande riolering moet voorafgaand aan de werkzaamheden worden afgesloten door een erkend installateur.
4. Wat is de omvang van het geding?
De gronden die eisers hebben aangevoerd hebben betrekking op de omgevingsvergunning voor zover deze ziet op het afwijken van het bestemmingsplan. Gelet daarop gaat de rechtbank ervanuit dat het beroepschrift van eisers geen betrekking heeft op de overige activiteiten waarvoor toestemming is verleend. Die vallen buiten de omvang van dit geding. [1]
5. Heeft het college de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kunnen verlenen?
5.1
Het is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. [2]
Strijd met het bestemmingsplan
5.2
In het [bestemmingsplan] ’ is aan het perceel de bestemming ‘Woondoeleinden’ toegekend en een bebouwingstypologie ‘1 = vrijstaand’. Uit de planregels blijkt dat die bestemming onder andere is bestemd voor wonen [3] en dat de bebouwingstypologie inhoudt dat op het perceel uitsluitend een vrijstaande woning mag worden gebouwd. [4] Het begrip ‘vrijstaande woning’ is in het bestemmingsplan gedefinieerd als een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van dan wel niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen. [5] Uit ‘paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg’ blijkt dat ‘wonen’ moet worden gelezen als ‘wonen in woningen’. [6]
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat het college in het bestreden besluit heeft vastgesteld dat het realiseren van drie aan elkaar gebouwde woningen op het perceel in strijd is met de bebouwingstypologie.
Kruimelgevallenregeling
5.4
Het college heeft in het bestreden besluit toestemming verleend voor die strijdigheid met toepassing van de kruimelgevallenregeling. In de Wabo staat dat het college een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan verlenen in de (kruimel)gevallen die zijn aangewezen in bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor). [7] Tussen partijen is niet in geschil dat het realiseren van drie aan elkaar gebouwde woningen op het perceel kan worden aangemerkt als het kruimelgeval uit onderdeel 9 van artikel 4 van die bijlage. In dat onderdeel staat (voor zover relevant) als zodanig aangewezen: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein.
Goede ruimtelijke ordening
5.5
Tussen partijen is wel in geschil of het college voldoende heeft gemotiveerd dat het afwijken van het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
5.6
Het college is op grond van de Wabo alleen bevoegd om toestemming te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan, wanneer dat in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is. [8] Volgens de wetsgeschiedenis is sprake van een goede ruimtelijke ordening, wanneer zo gunstig mogelijke voorwaarden worden gecreëerd voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. Het college dient een belangenafweging te maken tussen alle betrokken ruimtelijk relevante belangen en dient aan de hand van die belangenafweging vast te stellen wat het een goede ruimtelijke ordening vindt: welke ruimtelijk relevante belangen hij wil behartigen ten behoeve van een goed woon-, leef- of verblijfsklimaat.
5.7
Ter uitvoering van de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming met toepassing van de kruimelgevallenregeling heeft het college het Afwijkingenbeleid 2016 gemeente Geertruidenberg (hierna: afwijkingenbeleid) vastgesteld. In artikel 9.1 van het afwijkingenbeleid heeft het college aangegeven welke gevallen in aanmerking komen voor een planologische afwijking op grond van onderdeel 9 van de kruimelgevallenregeling. De rechtbank leest daarin dat een initiatief in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt geacht, wanneer het past binnen het afwijkingenbeleid. Afwijkingen voor het wijzigen van het gebruik worden volgens het afwijkingenbeleid per geval beoordeeld en worden getoetst aan de volgende uitgangspunten:
er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en de parkeerdruk in de omgeving ontstaat;
de nieuwe functie geen onevenredige negatieve (milieu)effecten veroorzaakt voor de omgeving en de omgevingskwaliteit en leefbaarheid niet laat verslechteren;
voldaan moet worden aan het gemeentelijk archeologiebeleid waarbij een archeologisch onderzoek tot de verplichting kan behoren;
de nieuwe functie moet passend zijn binnen de omgeving;
de nieuwe functie moet passen binnen het geldend beleid zoals onder andere vastgelegd in visies, plannen en nota’s;
er een planschadeovereenkomst door de aanvrager wordt ondertekend.
Indien de aanvraag betrekking heeft op het toevoegen van woningen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
het toevoegen van woningen wordt per geval beoordeeld;
het toevoegen de woning(en) moet voldoen aan de woonvisie;
voldaan moet worden aan de onder artikel 9.1 opgenomen voorwaarden.
5.8
Volgens het college is het initiatief in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening, omdat het initiatief past binnen het afwijkingenbeleid en omdat – gelet op de door vergunninghouder opgestelde ruimtelijke onderbouwing van 24 mei 2022 – voor het overige geen belemmeringen bestaan tegen de ontwikkeling van de twee woningen.
5.9
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende gemotiveerd dat het afwijken van het bestemmingsplan redelijkerwijs in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht. In het bestreden besluit heeft het college gemotiveerd toegelicht dat het initiatief past binnen de uitgangspunten van artikel 9.1 van het afwijkingenbeleid. Uit die motivering blijkt dat het college ook heeft voldaan aan de voorwaarde dat het toevoegen van woningen per geval moet worden beoordeeld. [9] De rechtbank licht dat oordeel hierna toe in rechtsoverwegingen 5.10 t/m 5.16. Omdat het college pas in beroep onderbouwd heeft gemotiveerd dat een planschadeovereenkomst is getekend, ziet de rechtbank aanleiding om dat motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank is niet gebleken dat eisers zijn benadeeld door dat gebrek.
5.1
Het college heeft in het bestreden besluit gemotiveerd toegelicht dat als gevolg van het initiatief geen onevenredige toename van de
verkeersbelastingin de omgeving zal ontstaan, omdat de woningen zullen worden ontsloten via het [adres 1] en uit een Mobiliteitsplan is gebleken dat een intensiteit van 25.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal acceptabel wordt geacht op een dergelijke erftoegangsweg. De 50 woningen aan het [adres 1] en de aanvullende twee woningen genereren slechts 415 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Het college heeft daarnaast gemotiveerd toegelicht dat als gevolg van het initiatief geen toename van de
parkeerdrukin de omgeving zal ontstaan, omdat het initiatief voorziet in voldoende parkeerplaatsen om te voldoen aan de in het Parkeerbeleidsplan Gemeente Geertruidenberg (‘Parkeren doen we zo!’) voor het gebied ‘rest bebouwde kom’ opgenomen parkeernorm van 2.3 parkeerplaatsen per woning. Uit de bouwtekeningen en de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het bouwplan voorziet in het aanleggen van in totaal elf parkeerplaatsen op een plaats waar nu zes parkeerplaatsen zijn gesitueerd. [10]
5.11
Het college heeft in het bestreden besluit – door te verwijzen naar de ruimtelijke onderbouwing – eveneens gemotiveerd dat de nieuwe functie geen onevenredige negatieve
(milieu)effectenveroorzaakt voor de omgeving en de
omgevingskwaliteit en leefbaarheidniet laat verslechteren. [11] Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat de leefbaarheid en de omgevingskwaliteit wordt verbeterd door het initiatief, omdat de rommelige erfafscheiding tussen de bestaande schuur en het [adres 1] wordt opgeknapt. Onevenredige negatieve (milieu)effecten heeft het college niet aannemelijk kunnen achten, omdat het realiseren van woningen aansluit op de woonomgeving.
5.12
Het college heeft ook afdoende toegelicht dat wordt voldaan aan het gemeentelijk
archeologiebeleid. [12] In het Parapluplan Archeologie is aan het overgrote deel van het perceel de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ toegekend en aan kleiner deel van het perceel de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het bestreden besluit terecht vastgesteld dat op grond van dat Parapluplan [13] geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo is vereist voor het uitvoeren van (eventuele) grondwerkzaamheden op meer dan 40/50 cm diepte, omdat gelet op de bouwtekeningen en reeds bestaande bebouwing niet aannemelijk kan worden geacht dat dergelijke werkzaamheden op meer dan 100 m2 plaats vullen vinden.
5.13
Het college heeft daarnaast gemotiveerd dat de nieuwe functie
past binnen de omgeving,omdat de woningen worden gerealiseerd binnen de aanduiding ‘Woondoeleinden’ en qua gebruik aansluiten bij de gerealiseerde en in ontwikkeling zijnde woningen aan het [adres 1] . [14]
5.14
Het college heeft in het bestreden besluit ook voldoende onderbouwd dat de nieuwe functie
past binnen het geldend beleid. [15] De ontwikkeling sluit aan bij de gemeentelijke omgevingsvisie en de gemeentelijke woonvisie [16] , omdat in die visies voor woningbouw de voorkeur is uitgesproken naar een inbreidingslocatie en transformatie van een huidig leegstaand bouwwerk. Daar voorziet het bouwplan in. Daarnaast worden de woningen levensloopbestendig gerealiseerd, zoals uitgangspunt is van de woonvisie. Ook draagt het initiatief in algemene zin bij aan de speerpunten van de gemeentelijke woonvisie.
5.15
Het college heeft niet in het bestreden besluit, maar wel in het verweerschrift in beroep gemotiveerd toegelicht dat vergunninghouder en de gemeente een
planschadeovereenkomsthebben getekend op 24 januari 2023. [17] Omdat dit motiveringsgebrek als gezegd in beroep alsnog is hersteld, passeert de rechtbank het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
5.16
In de door eisers gestelde eisen die zijn omschreven in 3.2 heeft het college redelijkerwijs geen aanleiding hoeven zien om de omgevingsvergunning te weigeren vanwege het niet voldoen aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening. Een deel van die eisen (nulmeting, bouwverzekering, splitsingsakte, inschrijving monumentenregister, gebruikmaken eigendom) ziet – zoals het college in het bestreden besluit terecht opmerkt – op privaatrechtelijke aangelegenheden en kunnen geen aanleiding vormen voor het weigeren van een omgevingsvergunning. Dat de brandveiligheid voldoende wordt gewaarborgd, wordt voldoende onderbouwd door een overgelegd advies van de brandweer Midden- en West-Brabant en de daarop gebaseerde vergunningvoorschriften 6.7. Die voorschriften waarborgen dat de scheidingsmuur brandvertragend wordt uitgevoerd en dat geen branddoorslag dan wel brandoverslag plaats kan vinden tussen het bestaande en nieuwe deel en dat daarbij ook aandacht dient te zijn voor branddoorslag via de rieten kap. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat de gemeente toezicht houdt op bouwprojecten nadat de bouw is aangemeld en dat er daarbij op wordt toegezien dat een bouwproject conform omgevingsvergunning wordt uitgevoerd.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
5.17
Tussen partijen is daarnaast in geschil of sprake is van een evidente privaat-rechtelijke belemmering die in de weg stond aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.
5.18
Voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan in de weg staat, bestaat slechts aanleiding, wanneer deze belemmering een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering aan een activiteit in de weg staat. De aanwezigheid van een zakelijk recht is in beginsel voor de uitvoerbaarheid van een omgevingsvergunning niet doorslaggevend. Dit is slechts anders indien zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat het bouwplan leidt tot strijd met de zakelijke rechten en tevens vaststaat dat niet tot opheffing van het zakelijk recht kan worden overgegaan. [18]
5.19
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een belemmering met een evident karakter, omdat nader onderzoek is vereist om vast te kunnen stellen of de door eisers gestelde – maar niet met objectieve en verifieerbare bewijsstukken onderbouwde – inbreuk op het eigendomsrecht plaats zal vinden als gevolg van het initiatief. Eisers stellen in het beroepschrift dat een inbreuk zal worden gemaakt op hun eigendomsrecht, maar stellen in de zienswijze ook dat voor het bouwen van de scheidingsmuur geen gebruik mag worden gemaakt van bebouwing of grond in hun eigendom. Gelet daarop acht de rechtbank een inbreuk op het eigendomsrecht niet evident aannemelijk en is het aan de burgerlijke rechter om daar desgevraagd een oordeel over te geven.
6. Conclusie
6.1
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
6.2
Omdat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank aanleiding om het college op te dragen het griffierecht aan eisers te vergoeden.
6.3
De rechtbank zal het college daarnaast veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Dat de advocaat zich na het indienen van het beroepschrift heeft teruggetrokken als gemachtigde van eisers betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat eisers geen kosten hebben hoeven maken voor de betrokkenheid van de advocaat bij het indienen van het beroepschrift. De proceskosten stelt de rechtbank daarom op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837, en wegingsfactor 1).

De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 20 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of,
in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2.7 van het Bor
Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Artikel 4, aanhef en onderdeel 9, bijlage II bij het Bor
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komt in aanmerking: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
[bestemmingsplan]
Artikel 3.1 van de planregels
De op de plankaart voor ‘Woondoeleinden’ (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
wonen;
aan-huis-verbonden beroepen;
kantoor en/of detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor en/of detailhandel’ op de plankaart;
bedrijven alsmede productiegebonden detailhandel in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ op de plankaart;
detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ op de plankaart;
tuinen, erven en verhardingen;
verkeersvoorzieningen,
alsmede voor:
de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als ‘rijksmonument’, ‘gemeentelijk monument’ of ‘beeldbepalend bouwwerk’ aangegeven bebouwing.
Artikel 3.2.2, onder b, van de planregelsDe op de plankaart aangegeven bebouwingskarakteristiek dient te worden aangehouden:
1. vrijstaande woningen;
2 halfvrijstaande woningen;
3 aaneengebouwde woningen;
4 gestapelde woningen.
Paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg
Artikel 2.1 van de planregels
Met dit plan worden alle bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen, die op het moment van inwerkingtreding van dit plan zijn vastgesteld, herzien op de wijze zoals beschreven in Hoofdstuk 2. Voor het overige blijven de vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen onverminderd en ongewijzigd van toepassing.
Artikel 3.1.1 van de planregels
Daar waar in de in artikel 2.1 bedoelde ruimtelijke plannen conform een bestemmingsomschrijving 'wonen' is toegestaan, komt dit als volgt te luiden: wonen in woningen.
Parapluplan Archeologie
Artikel 6.3, onder a, van de planregels
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarden-archeologie 3 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld zoals het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage, het frezen, scheuren van grasland, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het verwijderen van funderingen.
Artikel 6.5, onder b, van de planregels
Het verbod zoals bedoeld in lid 6.3 is niet van toepassing, indien: sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld, maar deze een oppervlakte van niet meer dan 100 m2 beslaat.
Artikel 7.3, onder a, van de planregels
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarden-archeologie 4 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm onder het maaiveld zoals het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage, het frezen, scheuren van grasland, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het verwijderen van funderingen.
Artikel 7.5, onder b, van de planregels
Het verbod zoals bedoeld in lid 7.3 is niet van toepassing, indien: sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld, maar deze een oppervlakte van niet meer dan 100 m2 beslaat.
Afwijkingenbeleid 2016 gemeente Geertruidenberg
Artikel 9.1 Wijzigen gebruik van bouwwerken
Afwijkingen voor het wijzigen van het gebruik worden per geval beoordeeld en wordt getoetst aan de volgende uitgangspunten:
er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en de parkeerdruk in de omgeving ontstaat;
de nieuwe functie geen onevenredige negatieve (milieu)effecten veroorzaakt voor de omgeving en de omgevingskwaliteit en leefbaarheid niet laat verslechteren;
voldaan moet worden aan het gemeentelijk archeologiebeleid waarbij een archeologisch onderzoek tot de verplichting kan behoren;
de nieuwe functie moet passend zijn binnen de omgeving;
de nieuwe functie moet passen binnen het geldend beleid zoals onder andere vastgelegd in visies, plannen en nota’s;
er een planschadeovereenkomst door de aanvrager wordt ondertekend.
Voor het toevoegen van woningen binnen de bebouwde kom geldt: indien de aanvraag betrekking heeft op het toevoegen van woningen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
het toevoegen van woningen wordt per geval beoordeeld;
het toevoegen de woning(en) moet voldoen aan de woonvisie;
voldaan moet worden aan de onder artikel 9.1 opgenomen voorwaarden.

Voetnoten

1.Artikel 8:69, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.Artikel 3.1, onder a, van de planregels.
4.Artikel 3.2.2, onder b, van de planregels [bestemmingsplan] .
5.Artikel 1 van de planregels [bestemmingsplan] .
6.Artikel 2.1 en artikel 3.1.1 van de planregels paraplubestemmingsplan wonen Geertruidenberg.
7.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo en artikel 2.7 van het Bor.
8.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
9.Artikel 9.1, eerste en derde lid, van de voorwaarden uit het Afwijkingenbeleid voor het toevoegen van woningen binnen de bebouwde kom.
10.Artikel 9.1, eerste lid, van de uitgangspunten uit het Afwijkingenbeleid voor het wijzigen gebruik van bouwwerken.
11.Artikel 9.1, tweede lid, van de uitgangspunten uit het Afwijkingenbeleid voor het wijzigen gebruik van bouwwerken.
12.Artikel 9.1, derde lid, van de uitgangspunten uit het Afwijkingenbeleid voor het wijzigen gebruik van bouwwerken.
13.Artikel 6.3, onder a, 6.5, onder b, 7.3, onder a, en 7.5 onder b, van het Parapluplan Archeologie.
14.Artikel 9.1, vierde lid, van de uitgangspunten uit het Afwijkingenbeleid voor het wijzigen gebruik van bouwwerken.
15.Artikel 9.1, vijfde lid, van de uitgangspunten uit het Afwijkingenbeleid voor het wijzigen gebruik van bouwwerken.
16.Artikel 9.1, tweede lid, van de voorwaarden uit het Afwijkingenbeleid voor het toevoegen van woningen binnen de bebouwde kom.
17.Artikel 9.1, zesde lid, van de uitgangspunten uit het Afwijkingenbeleid voor het wijzigen gebruik van bouwwerken.
18.ABRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1238, r.o. 13.1.