3.99.Op de mondelinge behandeling betwist Mammoet dat zij een spreader met verkeerde lengte heeft ingezet. De werkwijze bij DOW werd tijdens de opdracht gewijzigd. De tank moest direct in de eindpositie gekanteld worden en zo vervoerd worden. In dit verband moest Mammoet extra materieel (waaronder een extra spreader) inzetten. Deze afwijking van de scope heeft tot extra kosten geleid.
3.100. [gedaagde in conventie] reageert hier niet meer op, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Dat Mammoet een spreader met verkeerde lengte heeft ingezet wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen. Vaststaat dat [gedaagde in conventie] het stilstandrapport heeft ondertekend. Dat sprake was van een ongeoorloofde druk van de kant van Mammoet om te tekenen, is niet gebleken. Nu [gedaagde in conventie] het stilstandrapport heeft ondertekend valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat de kosten van de stilstand en aanpassing niet voor rekening van [gedaagde in conventie] dienen te komen. Dat de werkzaamheden in de scope van de overeenkomst zitten, wordt dan ook gepasseerd.
Gelet op de specificatie van de kosten op de factuur, had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen de omvang van de kosten gemotiveerd te betwisten. Dit heeft [gedaagde in conventie] echter nagelaten. Dat de kosten van de crew zijn inbegrepen in de kosten voor het materieel, is door [gedaagde in conventie] evenmin feitelijk onderbouwd.
Deze posten zijn dan ook terecht door Mammoet in rekening gebracht.
3.101. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde in conventie] gehouden is de factuur met [factuurnummer 9] d.d. 5 juni 2020 ad € 20.255,40 te voldoen.
factuur nummer [factuurnummer 10] d.d. 5 juni 2020 ad € 90.266,00
posten 0010 t/m 0040 inzet extra hulpkraan (400 tonner)
3.102. Mammoet stelt dat er door de sterk gewijzigde uitvoering van het tweede transport extra kranen nodig waren ten opzichte van de oorspronkelijke scope. De noodzaak om een extra hulpkraan in te zetten komt direct voort uit een wijziging in de gewichten, zoals door [gedaagde in conventie] gecommuniceerd per e-mail van 1 oktober 2018 (productie 31 van Mammoet). Zoals uit de tekst van de e-mail blijkt, betreft het aanvullende gewichten die niet reeds zijn meegenomen in de overeenkomst en de daarin opgenomen scope. Op het meerwerkoverzicht is onder punt 4 de extra inzet van een 400 tonner genoemd, waarbij wordt uitgegaan van één werkdag. [gedaagde in conventie] heeft de inzet van de extra 400 tonner op 31 oktober 2018 goedgekeurd met het volgende bericht: ’23 t/m 7. Inderdaad, het Onderdeel staat op andere locatie. Verschil in capaciteit van de kranen is door Mammoet aangegeven, echter het aantal uur in overleg. Akkoord voor aanpassing.’ [gedaagde in conventie] sluit de e-mail af met de tekst: ‘totaalbedrag aan meerwerkkosten samen af te stemmen.’ Een combinatie van onwerkbaar weer en vertraging in de voorbereidende werkzaamheden aan de zijde van [gedaagde in conventie] , heeft ertoe geleid dat de extra kraan langer dan de beoogde 10 uur moest worden ingezet. Als productie 46 legt Mammoet de kraanbonnen over.
3.103. [gedaagde in conventie] voert aan dat uit productie 31 volgt dat Mammoet hijs- en transportplannen dient te maken, hetgeen ook onder de scope van de werkzaamheden van Mammoet valt. Dit volgt volgens [gedaagde in conventie] ook uit de e-mail van 4 oktober 2018. [gedaagde in conventie] is niet tijdig gewezen op het meerwerk en gewaarschuwd voor de noodzaak van de uit deze werkzaamheden voortvloeiende kosten van maar liefst € 15.600,00 exclusief BTW. Deze kosten zijn bovendien buitenproportioneel. In het meerwerkoverzicht zijn met betrekking tot de 400 tonner slechts € 4.000,00 opgenomen hetgeen in geen enkele verhouding staat met de vermeende meerwerkpost van € 15.600,00. Bovendien is deze post al opgenomen in de meerwerkfactuur die op 15 november 2018 aan [gedaagde in conventie] is toegezonden.
3.104. [gedaagde in conventie] betwist niet dat zij op 31 oktober 2018 de inzet van de extra 400 tonner heeft goedgekeurd. [gedaagde in conventie] was dus op de hoogte van het meerwerk. [gedaagde in conventie] betwist ook niet dat sprake was van onwerkbaar weer en vertraging in de voorbereidende werkzaamheden aan de zijde van [gedaagde in conventie] . Dat als gevolg hiervan meer kosten zijn gemaakt dan in het meerwerkoverzicht staan vermeld, ligt voor de hand. Gelet hierop en de door Mammoet als productie 46 overgelegde kraanbonnen, lag het op de weg van [gedaagde in conventie] om gemotiveerd aan te voeren dat de in rekening gebrachte kosten onterecht zijn. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. Dat dit meerwerk is opgenomen in de meerwerkfactuur van 15 november 2018 van € 45.336,00 is door [gedaagde in conventie] niet nader onderbouwd. Het gefactureerde meerwerkoverzicht (productie 27 van Mammoet) betreft een bedrag van € 96.968,00 waarvan € 45.336,00 op 15 november 2018 in rekening is gebracht. Op het gefactureerde meerwerkoverzicht staat onderaan het bedrag van € 96.968,00 aan totaal meerwerk en als
‘totaal akkoord op 13-11’het bedrag van € 45.336,00. De rechtbank leidt hieruit af dat de op 13-11 akkoord bevonden bedragen van in totaal € 45.336,00 op 15 november 2018 zijn gefactureerd. Bij de posten extra inzet 400 tonner staat vermeld
‘ingediend 13-11 conform akkoord 2-11 [naam 3] ’. Gelet hierop had [gedaagde in conventie] haar verweer nader dienen te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten.
Deze posten zijn dan ook terecht gefactureerd.
posten 0050 t/m 0070 extra huur ponton (met sleepboot/duwboot)
3.105. Mammoet stelt dat sprake is van vertraging door extra werkzaamheden aan de zijde van [gedaagde in conventie] . Het vertrek vanuit [plaats] stond gepland op dinsdag 6 november 2018 maar dat kon niet plaatsvinden omdat de surveyor nog geen goedkeuring had gegeven.
Pas op 14 november 2018 heeft de surveyor het benodigde certificaat aan [gedaagde in conventie] gegeven. In de opdrachtbevestiging is opgenomen dat het tarief exclusief het gebruik van de kade en kosten te [plaats] is en exclusief vertragingen buiten de schuld van Mammoet. Dit is bevestigd per e-mail van 2 november 2018 (productie 34 van Mammoet) waarin staat ‘ [gedaagde in conventie] gaat akkoord met de demurrage als blijkt dat het ponton niet vanuit [plaats] kan vertrekken, als blijkt dat wij geen goedkeuring krijgen van de surveyor’.
3.106. [gedaagde in conventie] betwist dat zij akkoord is gegaan met deze demurrage kosten. Dit volgt volgens haar niet uit de e-mail van 2 oktober 2018. Volgens [gedaagde in conventie] vallen de kosten onder de scope van de overeenkomst. [gedaagde in conventie] voert verder aan dat de kosten buitenproportioneel zijn en dat de kosten reeds op 15 november 2018 in rekening zijn gebracht.
3.107. Gelet op de inhoud van de opdrachtbevestiging en de e-mail van 2 november 2018 lag het op de weg van [gedaagde in conventie] om haar verweer dat zij niet akkoord is gegaan met de demurrage kosten nader te onderbouwen. Het verweer van [gedaagde in conventie] dat de kosten buitenproportioneel zijn, is eveneens onvoldoende feitelijk onderbouwd. Gelet op de onderbouwing en specificatie van de kosten is een blote ontkenning onvoldoende.
Dat deze kosten reeds op 15 november 2018 in rekening zijn gebracht, wordt ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd. Ten aanzien van deze post geldt eveneens dat op het gefactureerde meerwerkoverzicht staat vermeld
‘ingediend 13-11 conform akkoord 2-11 [naam 3] ’, waaruit de rechtbank afleidt dat deze kosten nog niet op 15 november 2018 zijn gefactureerd, zodat [gedaagde in conventie] haar verweer had dienen toe te lichten.
3.108. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde in conventie] gehouden is de factuur met nummer [factuurnummer 10] d.d. 5 juni 2020 van € 90.266,00 te voldoen.
factuur nummer [factuurnummer 11] d.d. 5 juni 2020 ad € 50.670,26
posten 0010 t/m 0030 extra huur twee spreaders, extra inzet supervisors en extra inzet conventioneel transport
3.109. Mammoet stelt dat het laden op het ponton, na voorbereidende werkzaamheden van [gedaagde in conventie] , zou plaatsvinden op 6 november 2018. Deze werkzaamheden zijn op het laatste moment door [gedaagde in conventie] geannuleerd omdat de berekeningen van [gedaagde in conventie] waren afgekeurd door de surveyor, waardoor de benodigde certificaten niet beschikbaar waren.
Mammoet heeft [gedaagde in conventie] per e-mail van 2 november (productie 44 van Mammoet) geïnformeerd dat de supervisor (en 70 tonner) voor maandag waren geannuleerd, maar dit gezien de late annulering (na 17.00 uur) hier wel kosten uit voortvloeien die in rekening zouden worden gebracht.
Op 6 november 2018 bleek dat [gedaagde in conventie] haar voorbereidende werkzaamheden, welke noodzakelijk waren voor Mammoet om met haar werkzaamheden van start te kunnen gaan, niet tijdig te hebben afgerond.
Door de vertraging in de voorbereidende werkzaamheden en de slechte weersomstandigheden, heeft Mammoet pas op 9 november 2018 haar werkzaamheden kunnen uitvoeren.
Alle kosten die verband houden met vertragingen komen voor rekening van [gedaagde in conventie] . Dit blijkt uit de inhoud van de overeenkomst, de e-mail van 6 november 2018 waaruit blijkt dat er door de vertraging die is opgetreden in de voorbereidende werkzaamheden van [gedaagde in conventie] meerkosten in rekening zouden worden gebracht (productie 45). Op het moment van de e-mail van 6 november 2018 was nog niet bekend wat de impact van de vertragingen op de werkzaamheden van Mammoet zouden zijn. Mammoet kon derhalve geen indicatie geven van de meerkosten. Dit laat uiteraard onverlet dat de kosten voor de extra huur van de spreaders, de extra inzet van supervisors en conventioneel transport terecht in rekening is gebracht bij [gedaagde in conventie] .
3.110. [gedaagde in conventie] voert aan dat door Mammoet de indruk wordt gewekt dat [gedaagde in conventie] het materieel en het laden heeft geannuleerd. In de praktijk heeft de door Mammoet ingeschakelde surveyor geen tijdig akkoord gegeven voor het te verrichten transport. Dat deze keuring na 17.00 uur heeft plaatsgevonden valt niet aan [gedaagde in conventie] toe te rekenen. Mammoet heeft immers één en ander opgelijnd voordat zij wist of de surveyor akkoord zou geven. De hiermee gepaard gaande kosten kunnen niet bij [gedaagde in conventie] in rekening worden gebracht.
In de e-mail van 2 november 2018 wijst Mammoet niet op het te verrichten meerwerk althans de noodzaak van de daaruit voortvloeiende kosten van € 10.105,00, terwijl dat wel in de rede had gelegen, althans had het in de rede gelegen daarop in de e-mail van 5 november 2018 te wijzen. Mammoet had genoeg mogelijkheden om [gedaagde in conventie] over de extra kosten te informeren.
[gedaagde in conventie] voert aan dat de keuze om het transport wegens de weersomstandigheden niet door te laten gaan niet aan [gedaagde in conventie] is maar aan Mammoet als deskundige, zodat de daarmee gepaard gaande aanvullende kosten niet bij [gedaagde in conventie] in rekening kunnen worden gebracht.
[gedaagde in conventie] betwist dat de meerwerkkosten met betrekking tot het personeel zijn gemaakt en zij betwist de hoogte van deze post. Deze kosten zijn immers inbegrepen in de tarieven voor het materieel.
Volgens [gedaagde in conventie] zijn de posten 0010 t/m 0030 reeds inbegrepen in de posten 0010 t/m 0040 van factuur [factuurnummer 10] .
3.111. [gedaagde in conventie] betwist niet dat de berekeningen van [gedaagde in conventie] zijn afgekeurd door de surveyor en dat daardoor de benodigde certificaten niet beschikbaar waren. Dit valt [gedaagde in conventie] toe te rekenen. Niet door [gedaagde in conventie] is betwist dat Mammoet al voorbereidende werkzaamheden had verricht. Feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat dit voor rekening en risico komt van Mammoet, zijn gesteld noch gebleken.
Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat Mammoet er rekening mee had moeten houden dat de berekeningen van [gedaagde in conventie] zouden worden afgekeurd, zijn evenmin gesteld of gebleken. Niet is betwist de stelling van Mammoet dat het voor haar op vrijdag aan het einde van de middag heel onverwachts kwam dat de werkzaamheden niet op maandag 5 november 2018 konden worden uitgevoerd.
Hiervoor is reeds overwogen dat het weer en wind risico conform eerder gemaakte afspraken bij [gedaagde in conventie] lag.
Mammoet heeft [gedaagde in conventie] per e-mail van 2 november 2018 geïnformeerd dat de supervisor (en 70 tonner) voor maandag waren geannuleerd, maar hier gezien de late annulering (na 17.00 uur) wel kosten uit voortvloeien die in rekening zouden worden gebracht.
In de e-mail van 6 november 2018 is gewezen op meerkosten als gevolg van de vertraging in de voorbereidende werkzaamheden. Dat de omvang van de kosten niet in de e-mails is vermeld betekent niet dat de werkzaamheden niet bij [gedaagde in conventie] in rekening kunnen worden gebracht. Mammoet heeft de gemaakte kosten gespecificeerd, zodat het op de weg van [gedaagde in conventie] lag gemotiveerd de omvang van de kosten te betwisten. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. [gedaagde in conventie] heeft ook niet feitelijk onderbouwd dat in de personeelskosten in de materieelkosten zijn inbegrepen.
Op de mondelinge behandeling heeft Mammoet gesteld dat de posten 0010 t/m 0030 betrekking hebben op werkzaamheden in Farmsum en de posten 0010 t/m 0040 van factuur [factuurnummer 10] op werkzaamheden in [plaats] en dus zijn de kosten niet dubbel in rekening gebracht. [gedaagde in conventie] heeft hier niet meer op gereageerd, zodat haar verweer wordt verworpen.
Deze posten zijn dan ook terecht door Mammoet gefactureerd.
posten 0040 t/m 0080 extra huur 700 tonner, 130 tonner, 3 hoogwerkers en de extra inzet van supervisors
3.112. Mammoet stelt dat in verband met de stilstand/vertraging als gevolg van onstuimige weersomstandigheden voor rekening van [gedaagde in conventie] komen. Ter onderbouwing beroept Mammoet zich op de e-mail van 19 november 2018 (productie 40 van Mammoet).
3.113. [gedaagde in conventie] voert aan dat de werkzaamheden onder de scope van de overeenkomst vallen. Uit productie 40 volgt niet dat de kosten in verband met vertraging van de werkzaamheden door het weer voor rekening zouden komen van [gedaagde in conventie] . Mammoet heeft nimmer gewezen op de noodzaak van de hieruit voortvloeiende kosten ad € 13.500,00.
[gedaagde in conventie] voert aan dat de kosten voor de 700 tonner tevens zijn inbegrepen in het meerwerkoverzicht van 15 oktober 2018 en de meerwerkfactuur van 15 november 2018. De kosten voor de 130 tonner zijn als minderwerk verrekend in het overzicht van 15 oktober 2018. De kosten voor de spanbak zijn opgenomen op het meerwerkoverzicht van 15 oktober 2018 en de meerwerkfactuur van 15 november 2018 maar zijn ook inbegrepen in post 0080 van [factuurnummer 11] . De posten 0040 t/m 0080 van [factuurnummer 11] zijn al inbegrepen in post 0040 van [factuurnummer 10] .
Verder zijn de opgevoerde personeelskosten (post 0050 en 0060) al inbegrepen in de kraantarieven.
3.114. In de als productie 40 door Mammoet overgelegde e-mail van 19 november 2018 van Mammoet aan [gedaagde in conventie] staat het volgende vermeld:
‘Zoals zojuist besproken ligt het weer en wind risico conform eerder gemaakte afspraken met [naam 2] en [naam 3] bij [gedaagde in conventie] .
Vanmorgen is door [gedaagde in conventie] besloten het opbouwen van de kraan vandaag te annuleren. Omdat het personeel en materiaal al aanwezig was laten we wel alvast iedereen de veiligheidsfilm kijken.
Wel wil ik erop wijzen dat de gemaakte kosten voor vandaag zullen worden doorberekend aan [gedaagde in conventie] .
(…)’
Gelet op de inhoud van deze e-mail had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen nader te onderbouwen dat partijen niet hebben afgesproken dat de extra kosten als gevolg van de weersomstandigheden voor rekening van [gedaagde in conventie] komen. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. [gedaagde in conventie] voert ook niet aan dat zij Mammoet in reactie heeft meegedeeld dat de kosten voor rekening van Mammoet komen.
Op de mondelinge behandeling heeft Mammoet gesteld dat de kosten voor de 700 tonner, 130 tonner en spanbak op de meerwerkfactuur en de [factuurnummer 10] zien op meerwerk tot en met 13 november 2018. De posten 0040 t/m 0080 op de onderhavige factuur hebben betrekking op gemaakte kosten op 19 november 2018 tot en met 21 november 2018, zodat geen sprake is van dubbel factureren. Hier heeft [gedaagde in conventie] niet meer op gereageerd, zodat haar verweer dat kosten dubbel in rekening zijn gebracht wordt verworpen.
Het verweer van [gedaagde in conventie] dat de opgevoerde personeelskosten (post 0050 en 0060) al zijn inbegrepen in de kraantarieven, is niet feitelijk onderbouwd en zal eveneens worden verworpen.
De posten 0040 t/m 0080 zijn dan ook terecht bij [gedaagde in conventie] in rekening gebracht.
post 0090 extra huur 12 stoppingstonnen en schotten
3.115. Mammoet stelt dat de kosten het gevolg zijn van de wijziging in het transport, te weten dat het transporteren, lossen, hijsen en plaatsen van de twee tankdelen niet langer gedurende één aaneengesloten periode zou worden uitgevoerd, maar in twee fasen, dit conform het verzoek van [gedaagde in conventie] althans haar opdrachtgever DOW. Per e-mail van 2 november 2018 (productie 34 van Mammoet) heeft [gedaagde in conventie] expliciet akkoord gegeven op de meerkosten die zouden ontstaan doordat de twee tankdelen een aantal weken op site stonden. De extra huurkosten zijn dan ook terecht in rekening gebracht, aldus Mammoet.
3.116. [gedaagde in conventie] voert aan dat de werkzaamheden onder de scope van de overeenkomst vallen. Uit de e-mail van 2 november 2018 volgt niet dat [gedaagde in conventie] akkoord is gegaan met de meerwerkpost. Mammoet heeft haar niet gewezen op deze meerwerkposten en de noodzaak van de hieruit voortvloeiende kosten. [gedaagde in conventie] betwist dat deze kosten zijn gemaakt en zij betwist de omvang van deze kosten.
3.117. Bij e-mail van 1 november 2018 heeft Mammoet aan [gedaagde in conventie] het volgende meegedeeld:
‘(…) [gedaagde in conventie] gaat akkoord met het feit dat deze werkwijze meerwerk met zich meebrengt aangezien de tanks nu een aantal weken op site op een nader te bepalen positie op stoppingen afgezet moeten worden en wellicht later bij gereden moeten worden. Dit ongeacht of de opdrachtgever deze meerkosten wil/gaat vergoeden.’
In de e-mail van 2 november 2018 van [gedaagde in conventie] aan Mammoet staat vermeld:
‘ [gedaagde in conventie] gaat akkoord dat de 2 delen een aantal weken on site staan en dat dit eventuele meerkosten tot gevolg heeft. Na enkele weken, in overleg met Dow, wordt de hijsactie afgerond.’
Gelet hierop kan [gedaagde in conventie] niet volstaan met het verweer dat de werkzaamheden onder de scope van de overeenkomst vallen en had zij haar verweer feitelijk dienen te onderbouwen.
[gedaagde in conventie] betwist niet dat de 2 delen een aantal weken on site hebben gestaan. Gelet hierop had [gedaagde in conventie] als professionele partij kunnen en moeten begrijpen dat [gedaagde in conventie] meerwerkkosten in rekening zou brengen. Indien [gedaagde in conventie] hier niet mee akkoord wenste te gaan had zij [gedaagde in conventie] hierover voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden dienen te informeren. Gesteld noch gebleken is dat zulks is gebeurd.
Mammoet heeft de kosten gespecificeerd en gelet hierop had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen feitelijk te onderbouwen dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Dit heeft zij nagelaten. De kosten zijn dan ook voor rekening van [gedaagde in conventie] .
post 0110 stilstand personeel en kranen op 22 november 2018
3.118. Mammoet stelt dat deze kosten de stilstand van het personeel betreffen als gevolg van het feit dat er op 22 november 2018 geen werkvergunning beschikbaar was. Conform de overeenkomst is het verkrijgen van werkvergunningen op de locatie van DOW te Farmsum een verantwoordelijkheid van [gedaagde in conventie] (productie 2 c van Mammoet). Gedurende 50 minuten heeft het personeel, en daarmee ook het materieel, stilgestaan.
3.119. [gedaagde in conventie] voert aan dat het gebruik van kranen voor het hijsen en lossen onder de oorspronkelijke overeenkomst valt. [gedaagde in conventie] betwist dat het personeel en materieel 50 minuten hebben stilgestaan vanwege het ontbreken van een werkvergunning. Bovendien zijn de personeelskosten verwerkt in het tarief van de kranen.
3.120. Op de mondelinge behandeling stelt Mammoet dat stilstand nooit is inbegrepen in de tarieven voor de kranen. Van de stilstand blijkt uit het meerwerkoverzicht ‘REV 3’ (productie 59 van Mammoet). In regel 53 staat:
‘Stilstaand personeel en kranen (250 tonner en 700 tonner op 22-11 7:00-8:15 ivm niet aanwezig zijnde werkvergunning en werkvergunningshouder DOW (die om 7:50 uur binnenkwam).’Mammoet stelt dat het meerwerkoverzicht op 26 november 2018 door [naam 2] van Mammoet met [naam 4] van [gedaagde in conventie] is besproken, zodat [gedaagde in conventie] wist van de stilstand en de extra kosten die daardoor waren gemaakt. Hier heeft [gedaagde in conventie] niet meer op gereageerd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Het verweer van [gedaagde in conventie] wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
posten 0160 en 0170 extra inzet 750 tonner en supervisor
3.121. Mammoet stelt dat in de opdrachtbevestiging is overeengekomen dat het stellen van de tankdelen 2 x 2 uren in beslag zou nemen (2 uur per tankdeel). De extra inzet heeft 3 uur geduurd. Bij het stellen van de tankdelen is vertraging opgetreden omdat het topdeel niet paste op het bodemdeel. Dit was te wijten aan een afwijking in de maatvoering en een te kleine vangconstructie. [gedaagde in conventie] heeft vervolgens de vangconstructie gedeeltelijk weggeslepen met hulp van twee supervisors van Mammoet. De werkzaamheden zijn eveneens vertraagd doordat [gedaagde in conventie] geen werkvergunning gereed had voor haar eigen personeel in de hoogwerkers, de door [gedaagde in conventie] gehuurde hoogwerkers te licht waren om de lassers en een lasapparaat te dragen, het materieel van [gedaagde in conventie] faalde en er slechts 1 lasser kon lassen in plaats van de geplande 4 lassers. Zowel de 750 tonner als de supervisor hebben buiten de scope van de overeenkomst extra werkzaamheden verricht waarvoor Mammoet dient te worden gecompenseerd door [gedaagde in conventie] .
Mammoet stelt dat uit de tijdlijn zoals opgenomen in het uitvoerdersrapport van 18 januari 2019 (productie 42 van Mammoet) blijkt dat het stellen van het topdeel alleen al meer dan 4 uur in beslag heeft genomen.
3.122. [gedaagde in conventie] voert aan Mammoet haar niet heeft gewezen op dit meerwerk en de noodzaak van de daaruit voortvloeiende kosten. Dat [gedaagde in conventie] gebruik zou hebben gemaakt van de twee supervisors van Mammoet en de 750 tonner wordt door Mammoet niet onderbouwd. [gedaagde in conventie] betwist dat deze kosten zijn gemaakt en de omvang van deze kosten. Gelet op het feit dat de supervisor en het materieel al aanwezig waren op de locatie zal Mammoet bovendien geen schade hebben geleden in geval zij wel waren ingezet.
3.123. Niet door [gedaagde in conventie] is betwist dat in de opdrachtbevestiging is overeengekomen dat het stellen van de tankdelen 2 x 2 uren in beslag zou nemen (2 uur per tankdeel). Uit het uitvoerdersrapport blijkt dat het aanslaan van bodemdeel aan kraan om 08:45 uur is gestart en dat om 18:30 uur de tank zover vast is dat kraan los kan.
Bij de overige opmerkingen op de tweede pagina van het uitvoerdersrapport staat
’09:15 – 11.00 stilstand om discussie vervorming tank
14:00 – 18.30 koppelen top op bodemdeel
14:00 – 17:00 Mammoet moet [gedaagde in conventie] helpen om tank in zoekers te krijgen’.
Gelet hierop had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om haar verweer dat geen extra werkzaamheden zijn verricht, nader te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten. Verder had [gedaagde in conventie] als professionele partij kunnen en moeten begrijpen dat de extra werkzaamheden meerwerkkosten met zich zouden brengen en door [gedaagde in conventie] in rekening zouden worden gebracht.
Het verweer van [gedaagde in conventie] wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
Ook de posten 0160 en 0170 zijn terecht door Mammoet bij [gedaagde in conventie] in rekening gebracht.
3.124. Dit betekent dat [gedaagde in conventie] gehouden is de [factuurnummer 11] d.d. 5 juni 2020 € 50.670,26 te voldoen.
3.125. Uit het vorenstaande volgt dat de onder b. gevorderde hoofdsom van € 161.191,66 toewijsbaar is.
3.126. Mammoet stelt primair dat [gedaagde in conventie] over de verschuldigde factuurbedragen conform artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden van Mammoet de contractuele rente van 1,5% per maand is verschuldigd.
3.127. [gedaagde in conventie] betwist dat tussen partijen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Mammoet is overeengekomen. [gedaagde in conventie] voert aan dat de algemene voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst of eerdere overeenkomsten aan haar ter hand zijn gesteld en zij beroept zich op vernietiging van (onder andere) artikel 6.4 van de algemene voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 6:233 aanhef en sub b BW.
3.128. Als de betreffende algemene voorwaarden tussen partijen zouden zijn overeengekomen dient het beroep van [gedaagde in conventie] op vernietigbaarheid van de artikel 6.4 van die voorwaarden te worden beoordeeld. Van belang daarbij is allereerst of [gedaagde in conventie] een redelijke mogelijkheid is geboden om van die voorwaarden kennis te nemen. Uit artikel 6:234 lid 1 BW volgt dat daarvoor nodig is dat de gebruiker hetzij deze voorwaarden vóór of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld, hetzij, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, vóór de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend heeft gemaakt dat de voorwaarden bij hem ter inzage liggen of bij een door hem opgegeven Kamer van Koophandel of griffie van een gerecht zijn gedeponeerd, alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden. [gedaagde in conventie] stelt onweersproken dat Mammoet haar de algemene voorwaarden niet bij of vóór de contractsluiting aan ter hand heeft gesteld terwijl zulks redelijkerwijs mogelijk was.
Mammoet stelt dat [gedaagde in conventie] op grond van artikel 6:235 BW geen beroep kan doen op de vernietigingsgrond van artikel 6:234 BW. [gedaagde in conventie] betwist dat zij een grote onderneming is in de zin van artikel 6:235 lid 1 BW. Mammoet stelt vervolgens niet gemotiveerd dat [gedaagde in conventie] een onderneming is als bedoeld in artikel 6:235 lid 1 BW, terwijl dit wel op haar weg had gelegen.
Mammoet stelt verder nog dat zij er in haar opdrachtbevestiging op heeft gewezen dat de voorwaarden op haar website beschikbaar zijn en dat op grond van artikel 6:230b onder 6 BW en in artikel 6:230c BW de algemene voorwaarden op deze wijze mogen worden verstrekt. Een beroep op de artikelen 6:230 b en 6:230c BW is echter slechts mogelijk door een dienstverrichter die diensten verricht als bedoeld in de dienstenrichtlijn 2006/1223/EG. Door Mammoet is niet betwist het verweer van [gedaagde in conventie] dat de dienstenrichtlijn niet van toepassing is op het onderhavige vervoer.
Het beroep van [gedaagde in conventie] op vernietigbaarheid van artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden slaagt dan ook. Mammoet kan derhalve geen aanspraak maken op contractuele rente.
In het midden kan dan blijven of de algemene voorwaarden van Mammoet tussen partijen zijn overeengekomen.
3.129. Tegen de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente is door [gedaagde in conventie] geen verweer gevoerd, zodat deze toewijsbaar is.
vordering c. van Mammoet (beslagkosten)
3.130. Mammoet vordert [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 3.525,88 (€ 1.755,88 voor verschotten en € 1.770,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.770,00)).
vordering e. van Mammoet (buitengerechtelijke kosten)
3.131. Mammoet maakt aanspraak op een bedrag van € 3.998,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Door Mammoet is echter niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat [gedaagde in conventie] in beginsel geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd. In dit geval is echter sprake van een handelsovereenkomst die op of na 16 maart 2013 is gesloten, waarbij de contractuele betalingstermijn is verstreken, zodat een bedrag van € 40,00 ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht.
de vorderingen van [gedaagde in conventie]
3.132. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen over de oorzaak van de schade aan het bodemdeel volgt dat vorderingen a. t/m c. van [gedaagde in conventie] dienen te worden afgewezen.
3.133. [gedaagde in conventie] legt aan vorderingen d. t/m f. het volgende ten grondslag. [gedaagde in conventie] stelt dat Mammoet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door beslag te leggen en vervolgens door, ondanks de bereidwilligheid van [gedaagde in conventie] om een voorstel te doen en een bankgarantie te stellen, toch de nadelige gevolgen van het beslag in stand te houden door een reactie op het voorstel van [gedaagde in conventie] voor onbepaalde tijd uit te stellen. [gedaagde in conventie] was vervolgens genoodzaakt een kort geding te starten om een spoedige reactie van Mammoet te ontlokken. Mammoet is dan ook gehouden de kosten die verband houden met het stellen van de bankgarantie en de advocaatkosten te voldoen.
3.134. Hiervoor is geoordeeld dat Mammoet een vordering op [gedaagde in conventie] heeft, zodat het beslag niet onrechtmatig is gelegd. Dit betekent dat de kosten met betrekking tot de gestelde zekerheid (ter opheffing van de beslagen) voor rekening van [gedaagde in conventie] dienen te blijven en er geen grond is voor een retournering van de originele bankgarantie.
3.135. De stelling van [gedaagde in conventie] dat Mammoet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld omdat zij de beslagen te laat heeft opgeheven wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd. Gebleken is dat partijen hebben onderhandeld over de opheffing van de beslagen. Dat Mammoet langer de tijd nodig had om over het voorstel van [gedaagde in conventie] na te denken dan voor [gedaagde in conventie] acceptabel was, betekent niet dat Mammoet onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie] heeft gehandeld. Dat zou slechts anders kunnen zijn indien door [gedaagde in conventie] zekerheid was aangeboden zonder nadere voorwaarden. Daarvan was echter geen sprake. Niet betwist is immers de stelling van Mammoet dat [gedaagde in conventie] aan haar bereidheid om zekerheid te stellen de voorwaarde had gekoppeld dat Mammoet hetzelfde zou doen voor haar vordering. Het is vervolgens de keuze van [gedaagde in conventie] geweest om Mammoet in kort geding te dagvaarden en vervolgens de voorwaarde van zekerheidstelling aan de zijde van Mammoet te laten vallen, zodat partijen alsnog een minnelijke regeling konden bereiken over de opheffing van de door Mammoet gelegde beslagen.
3.136. Vorderingen d. t/m f. van [gedaagde in conventie] zullen dan ook worden afgewezen.
3.137. Nu [gedaagde in conventie] geen vordering op Mammoet heeft komt [gedaagde in conventie] in conventie ook geen beroep op opschorting of verrekening toe.
3.138. [gedaagde in conventie] zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.139. In conventie worden de kosten aan de zijde van Mammoet op basis van de toegewezen bedragen begroot op:
- dagvaarding € 86,40
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
€ 7.801,00(3,0 punten × tarief € 1.770,00 en 1,0 punt x tarief € 2.491,00 (mondelinge behandeling))
Totaal € 12.018,40
3.140. In reconventie worden de kosten aan de zijde van Mammoet begroot op € 3.736,50 (3,0 punten x factor 0,5 x tarief € 2.491,00) aan salaris advocaat.
3.141. De rechtbank ziet geen aanleiding [gedaagde in conventie] in reconventie te veroordelen tot betaling van het door Mammoet bij dupliek in reconventie verzochte bedrag van € 20.000,00. De stellingen die [gedaagde in conventie] aan haar vordering in reconventie ten grondslag heeft gelegd stemmen grotendeels overeen met het door haar in conventie gevoerde verweer. De reactie van Mammoet in de beide procedures stemt ook grotendeels overeen. In conventie heeft Mammoet geen vergoeding van de werkelijke proceskosten gevorderd. Daarnaast heeft Mammoet geen specificatie van de gestelde kosten overgelegd. Reeds op grond hiervan is er geen reden aanwezig voor een vergoeding van € 20.000,00.
3.142. De in conventie (vordering d.) en reconventie gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar zoals in het dictum vermeld en met in achtneming van het volgende. Mammoet vordert in conventie een bedrag van € 246,00 zonder betekening en een verhoging van € 82,00 in geval van betekening. Terzake van de kosten zonder betekening wordt in conventie en reconventie het geldende tarief van € 255,00 toegewezen.
Nu de rechtbank niet meer mag toewijzen dan gevorderd zal het gevorderde bedrag van 82,00 en niet het geldende tarief van € 85,00 worden toegewezen.
3.143. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten is eveneens toewijsbaar.