ECLI:NL:RBZWB:2023:917

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
367840E25012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade tijdens vervoer van tankdelen en vorderingen tot betaling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de aansprakelijkheid van Mammoet Nederland BV centraal voor schade die is ontstaan tijdens het vervoer van tankdelen. De eiseres, Mammoet, vordert betaling van een bedrag van € 257.340,82, vermeerderd met rente, van de gedaagde partij, [gedaagde in conventie] BV, als gevolg van niet-betaalde facturen. Daarnaast vordert Mammoet een bedrag van € 161.191,66 voor meerwerk dat is uitgevoerd na een incident tijdens het transport op 21 augustus 2018, waarbij de tankbodem beschadigd raakte. De rechtbank onderzoekt de feiten rondom het transport, de aansprakelijkheid van Mammoet en de geldigheid van de vorderingen van beide partijen. De rechtbank oordeelt dat Mammoet niet aansprakelijk is voor de schade aan de tankbodem, omdat deze niet geschikt was voor het vervoer. De vorderingen van Mammoet worden grotendeels toegewezen, terwijl de vorderingen van [gedaagde in conventie] worden afgewezen. De rechtbank legt de proceskosten en beslagkosten ten laste van [gedaagde in conventie].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/367840 / HA ZA 20-41
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMMOET NEDERLAND BV,
gevestigd te Breda,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Le Grand te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Littooij te Breda.
Partijen zullen hierna Mammoet en [gedaagde in conventie / eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de akte houdende overlegging bijgevoegde producties van Mammoet met producties 1 t/m 10,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 18,
  • de conclusie van repliek in conventie, houdende vermindering van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties 11 t/m 29,
  • de akte houdende vermeerdering van eis in conventie, tevens overlegging producties, met producties 30 t/m 51,
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, alsmede antwoordakte eisvermeerdering in conventie, met producties 19 t/m 23,
  • de conclusie van dupliek in reconventie, met producties 52 t/m 55,
  • de antwoordakte van Mammoet,
  • de antwoordakte eisvermeerdering van [gedaagde in conventie] , met productie 24,
  • de akte overlegging nadere producties van Mammoet, met producties 56 t/m 59,
  • productie 25 van [gedaagde in conventie] ,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 10 februari 2022 met daaraan gehecht de door Mammoet en [gedaagde in conventie] overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in conventie

2.1.
Mammoet vordert na vermindering en vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen om aan Mammoet te betalen:
a. een bedrag van € 257.340,82 vermeerderd met primair de contractuele rente van 1,5% per maand (conform artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden van Mammoet) vanaf de vervaldag van de door Mammoet aan [gedaagde in conventie] verstuurde facturen tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldag van de door Mammoet aan [gedaagde in conventie] verstuurde facturen tot aan de dag der algehele voldoening en meer subsidiair een door de rechtbank in goed justitie vast te stellen rentevergoeding;
b. een bedrag van € 161.191,66 dan wel – indien de rechtbank deze vordering niet of niet geheel toewijsbaar acht, voor het niet (geheel) toegewezen deel – een bedrag gelijk aan een door de rechtbank vast te stellen bedrag als kostenverhoging in de zin van artikel 7:753 jo 7:755 BW, vermeerderd met primair de contractuele rente van 1,5% per maand (conform artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden van Mammoet) vanaf 23 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair de wettelijke handelsrente vanaf 23 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en meer subsidiair een door de rechtbank in goed justitie vast te stellen rentevergoeding vanaf 23 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. de kosten met betrekking tot/verband houdende met de door Mammoet ten laste van [gedaagde in conventie] gelegde beslagen;
d. de nakosten als bedoeld in artikel 237, vierde lid, Rv een bedrag van € 246,00 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 82,00 in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd;
e. de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 3.998,00;
d. de kosten van deze procedure met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd.
2.2.
[gedaagde in conventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, althans haar opschorting en verrekening toe te staan met haar schade zoals in reconventie gevorderd, met veroordeling van Mammoet in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad voor zover rechtens toegelaten.
in reconventie
2.3.
[eiseres in reconventie] vordert bij vonnis, voor zover rechtens toegelaten uitvoerbaar bij voorraad:
a. Mammoet te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie] van een bedrag van € 324.533,41 ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de schadedatum d.d. 21 augustus 2018, althans vanaf de respectievelijke factuurdata van de facturen waaruit de schade is opgebouwd, althans vanaf 26 november 2019 toen [eiseres in reconventie] Mammoet heeft gesommeerd dit bedrag te betalen, tot en met de dag der algehele voldoening;
b. Mammoet te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie] uit hoofde van schadevergoeding van elk bedrag dat [eiseres in reconventie] in conventie aan Mammoet verschuldigd blijkt te zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat [eiseres in reconventie] aan Mammoet zal hebben betaald;
c. Mammoet te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie] van een bedrag van € 4.000,00 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2019 tot en met de dag der algehele voldoening;
d. Mammoet te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie] van een bedrag van € 931,67 voor de kosten van het stellen van de bankgarantie, te vermeerderen met € 416,67 voor elke maand vanaf 1 maart 2020 dat Mammoet de bankgarantie niet aan ABN AMRO Bank NV zal hebben terugbezorgd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 januari 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
e. Mammoet te veroordelen om het origineel van de bankgarantie binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis vergezeld van een ingevulde dechargeverklaring op basis van het door ABN AMRO Bank NV gehanteerde model aan ABN AMRO Bank NV terug te bezorgen, dit op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag dat Mammoet na genoemde termijn van 14 dagen in gebreke zal zijn om aan deze veroordeling te voldoen;
f. Mammoet te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie] van een bedrag van € 2.356,89 ten titel van schadevergoeding wegens het onrechtmatig handhaven van de gelegde beslagen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 januari 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
g. Mammoet te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie] van de kosten van het geding in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis.
2.4.
Mammoet concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres in reconventie] in de kosten van het geding, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente over de proceskosten en nakosten vanaf de veertiende dag na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie

3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
Mammoet houdt zich onder andere bezig met het vervoeren van grote zware objecten.
[gedaagde in conventie] is een metaalbewerkingsbedrijf dat zich vooral richt op het ontwerp en de bouw van drukvaten en tanks. Deze worden door [gedaagde in conventie] in haar eigen bedrijf gebouwd en indien nodig op de locatie van de klant verder afgewerkt. De door [gedaagde in conventie] geproduceerde tanks hebben vaak zodanige afmetingen en gewichten dat deze niet met een gewone vrachtwagen over de weg vervoerd kunnen worden. Voor het transport van tanks naar haar opdrachtgevers heeft [gedaagde in conventie] al decennia gebruik gemaakt van de diensten van Mammoet.
Ten behoeve van het transport van een door [gedaagde in conventie] voor DOW Benelux BV vervaardigde opslagtank is [gedaagde in conventie] met Mammoet in contact getreden. De opslagtank diende in twee delen (een bovendeel en een bodemdeel) te worden vervoerd van de bedrijfslocatie van [gedaagde in conventie] te [plaats] naar de locatie van Dow Chemical in Farmsum. De diameter van de tank is ongeveer 15 meter, de hoogte zo’n 18 meter. Het gewicht van het bovendeel is zo’n 40 ton en van het bodemdeel (met een dikkere tankwand) zo’n 50 ton.
[gedaagde in conventie] heeft aan Mammoet een inkoopopdracht van 21 juni 2018 met inkoopordernummer 37301 gestuurd. Hierin staat onder meer het volgende vermeld.
‘(…)
Leveringsvoorwaarden:
Op al onze transacties zijn onze algemene inkoopvoorwaarden van toepassing waarbij uw algemene in- of verkoopvoorwaarden uitdrukkelijk worden uitgesloten.
(…)’
Mammoet heeft vervolgens aan [gedaagde in conventie] een aanbieding van 26 juni 2018 gestuurd. In de aanbieding staat onder meer het volgende vermeld.
‘(…)
Uitgangspunten hijs- & transport werkzaamheden anders dan voorgaand omschreven
- De tankdelen zullen door [gedaagde in conventie] volgens tekening OT-5958-LP d.d. may 2018 worden voorzien van hijsbolders en transport zadels.
- Transport zadels zijn geschikt voor zee – transport en trailer transport alsmede het afzetten op stoppingen.
- Ten tijde van het transport zullen de tankdelen op hun kant worden getransporteerd.
- De tank delen dienen voldoende geschikt voor de uitvoeringsmethode van Mammoet.
(…)
Overige voorwaarden
(…)
De verzekering van de last en/of lading is geheel voor uw rekening. U dient hiervoor zorg te dragen met afstand van verhaal tegenover ons, aan ons gelieerde en door ons in te schakelen firma’s.
De Algemene Voorwaarden Mammoet (2010) zijn van toepassing op deze overeenkomst en op alle nadere overeenkomsten, die daaruit voortvloeien of daarmee verband houden, en op alle aanbiedingen, offertes, opdrachten, bevestigingen en andere documenten en handelingen opgesteld en/of verricht ter voorbereiding op en/of voorafgaand aan en/of in verband met deze overeenkomst.
De Algemene Voorwaarden Mammoet bestaan uit de Algemene Voorwaarden Vereniging Verticaal Transport -versie januari 2010. Voor specifieke werkzaamheden of diensten welke niet specifiek genoemd zijn in de Algemene Voorwaarden Vereniging Verticaal Transport - versie januari 2010 zijn aanvullende bijzondere voorwaarden van toepassing welke zijn afgeleid van de in de betreffende markt gebruikelijke standaardvoorwaarden. De Algemene Voorwaarden Vereniging Verticaal Transport - versie januari 2010 en de aanvullende bijzondere voorwaarden tezamen worden genoemd: de Algemene Voorwaarden Mammoet 2010.
Deze voorwaarden Mammoet 2010 zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam onder [dossiernummer] . De Algemene Voorwaarden Mammoet kan men vinden op de internetsite www.mammoet.com en deze worden desgevraagd kosteloos toegezonden.
Toepasselijkheid van andere voorwaarden wordt nadrukkelijk afgewezen.
(…)’
Mammoet heeft bij e-mail van 6 juli 2018 als bijlage een ‘Agreed deviation’ gestuurd en het volgende aan [gedaagde in conventie] meegedeeld.
‘Ik heb me vandaag nog even verdiept in de materie en kom er achter dat er in 2013!! al de nodige communicatie over en weer is geweest m.b.t. de Algemene Voorwaarden. Bijgaand document schijnt na diverse overleggen het resultaat te zijn.
Zullen we dit document gebruiken als uitgangspunt om het contract te formaliseren?’
Hierop heeft [gedaagde in conventie] bevestigend per email geantwoord.
Mammoet heeft bij e-mail van 17 juli 2018 het volgende aan [gedaagde in conventie] meegedeeld.
‘Allereerst bedankt voor het prettige gesprek en het feit dat we overeenstemming hebben over het contract voor het werk Dow Farmsum. Zoals vanmorgen besproken zijn er mogelijkheden om eind week 33 de tank te laden en in week 34 richt DOW te transporteren. Ik begreep van je dat DOW inmiddels wat strubbelingen heeft en het werk mogelijk wat naar achteren schuift. Begin week 31 (15 kalenderdagen voor eerst mogelijke transportdatum) horen we hier meer over.
De inkoopopdracht is akkoord met de volgende overeengekomen wijzigingen en aanvullingen:
Onze referentie document [referentienummer] is van toepassing.
Laatste alinea pagina 1 van opdrachtbevestiging 37301 komt te vervallen/is niet van toepassing.
Tekening 0010076855-16-F-G02 maakt onderdeel uit van de overeenkomst
De lading/last is door u verzekert, waarbij u nog controleert of dit ook geldt voor zee transport.
Alle nautische engineering en Surveyor zit in scoop Mammoet. (exclusief verzekering )
De in de opdracht vermelde rapportages hebben alleen betrekking op door Mammoet uit te voeren en gevoerde werkzaamheden,
De algemene voorwaarden van GCA worden vervangen door de overeengekomen voorwaarden in de bijlage. M.u.v. artikel 9, de lading is verzekert door [gedaagde in conventie] BV
Daarnaast gaat bekijken of de bijgevoegde AV kunnen dienen voor een Multi Service Agreement tussen [gedaagde in conventie] BV en Mammoet Nederland BV.’
Bij deze email is als bijlage een ‘Agreed deviation’ gevoegd. Hierop is door Mammoet een wijziging ten opzichte van de op 6 juli gestuurde ‘Agreed deviation’ aangebracht.
i. In artikel 15 van de beide versies van de ‘Agreed deviation’ is het volgende bepaald.
‘De 1e paragraaf wordt vervangen door:
De Opdrachtnemer is aansprakelijk voor alle directe schade, die aan of door de geleverde diensten ontstaat ten gevolge van fouten of gebreken in de geleverde diensten volgens de regels van het Nederlands burgerlijk recht.
(…)
Er wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:
Partijen zijn jegens elkaar niet aansprakelijk voor enig(e) gederfde winst, gemist gebruik, verlies van contracten en / of economisch verlies.
(…)’
De aan Mammoet verstrekte opdracht omvat o.a. het kantelen van de tankdelen op het terrein van [gedaagde in conventie] , het over de weg transporteren van de tankdelen naar de kade nabij het bedrijfsterrein van [gedaagde in conventie] , het laden en zeevasten van de tankdelen op een ponton, het watertransport (buitengaats) vanaf [plaats] naar Farmsum, het lossen van de tankdelen en transporteren naar de aangegeven positie op het terrein van Dow Chemical en het hijsen en dan terug kantelen van de tankdelen. De tankdelen moeten liggend op hun kant worden getransporteerd aangezien dit de enige manier is om door de zeesluis bij Delfzijl te gaan. Verder is in de opdracht begrepen het verzorgen van alle binnen deze scope noodzakelijke transport- en hijsplannen en alle noodzakelijke engineering. Voor de gehele opdracht is een prijs van € 155.000,00 exclusief BTW overeengekomen.
Het bovendeel van de tank is door Mammoet op 20 augustus 2018 succesvol getransporteerd.
Mammoet heeft een transportplan tankbodem 7000192682 0010078784 09 T03 1/1 02 d.d. 21 augustus 2018 opgesteld. In het transportplan staat vermeld dat de integriteit van de lading de verantwoordelijkheid van [gedaagde in conventie] is.
Op 21 augustus 2018 is het transport van de tankbodem uitgevoerd. Zeer kort na aanvang van het transport is de tankbodem bij het nemen van een bocht beschadigd geraakt, meer specifiek is de steunring nabij een las gescheurd waardoor de steunring werd onderbroken, is de tankwand geknikt en is de tankwand over één zijde van het zadel gezakt.
Het transport is daarom onderbroken. De tankbodem is door een kraanwagen van Mammoet geborgen en terug naar de werf van [gedaagde in conventie] vervoerd.
[gedaagde in conventie] heeft de schade aan de tankbodem bij haar verzekeraar Interpolis gemeld.
De tankbodem is door [gedaagde in conventie] gerepareerd en nadien op andere wijze succesvol door Mammoet vervoerd.
Mammoet heeft aan [gedaagde in conventie] de volgende facturen gestuurd:
[factuurnummer 1] d.d. 11 oktober 2018 ad € 99.666,54
[factuurnummer 2] d.d. 11 oktober 2018 ad € 98.423,28
[factuurnummer 3] d.d. 31 oktober 2018 ad € 13.915,00
[factuurnummer 4] d.d. 14 november 2018 ad € 112.530,00
[factuurnummer 5] d.d. 15 november 2018 ad € 45.336,00
[factuurnummer 6] d.d. 15 november 2018 ad € 6.996,07
[factuurnummer 7] d.d. 26 november ad € 37.510,00
[factuurnummer 8] d.d. 21 januari 2019 ad € 31.000,00
Derhalve in totaal € 445.376,89 (inclusief BTW).
Van de factuur van € 112.530,00 heeft [gedaagde in conventie] op 17 december 2018 een bedrag van € 112.350,00 voldaan.
Interpolis heeft expertisebureau DEKRA ingeschakeld teneinde aard, oorzaak en toedracht van de schade te onderzoeken. DEKRA heeft een (tweede) verslag van expertise van 3 april 2019 opgemaakt (productie 6 van [gedaagde in conventie] ).
Mammoet heeft [gedaagde in conventie] bij brief van 19 juli 2019 gesommeerd om een resterend bedrag van € 333.026,89 te voldoen.
[gedaagde in conventie] heeft onderzoek laten doen naar de oorzaak van de schade door Free Engineering. Free Engineering heeft op 2 september 2019 een definitief rapport uitgebracht (productie 6 van Mammoet).
In het rapport van Free Engineering staat onder meer het volgende vermeld:
‘(…)
1.3
Executive summary
The actual transport plan carried out by MAMMOET differs from the proposals. The bearing capacity of the SPMT’s is larger than within the original proposal. Also the SPMT’s are aligned more efficient in relation to the transport saddles in order tot reduce effects from cantilever loading on the cambered steel transport beams at which the saddles are resting. The re-arrangement of the SPMT’s in relation to the COG of the tank, results in an unequal distribution of loads onto the SPMT’s and therefore possibly an unequal response.
Moreover, the above should influence the load envelope on the transport plan, which it does not. If the load envelope had been modified it would be immediately clear that the transport was NOT fit for purpose. The wooden transport saddles themselves are still cantilever loaded, the effects of which are however negligible. All load effects according to the original transport plan by MAMMOET are taken into account.
From the structural results it can be clearly concluded that with the loading conditions taken into account the tank structure has sufficient strength capacity and stability to remain intact.
The angle bar obtains the largest peak stresses, with a maximum of about 328 MPa, resulting in a UF of 0.92, hence within material limits. The stress peak is very localized and causes no danger for global buckling or yield failure. Stresses in the angle bar at mid-span between support saddles and transport cable attachment reach about 192 MPa [UF = 0.54]. Note that the stresses in the adjacent tank shell plating are significant lower and reach up to 30 MPa [UF = 0.09].
Peak stresses occur in the transport cable attachment and are due to out of plane bending effects, caused by to the use of a doubling plate. The out of plane bending has some effects on the tank shell plating, but it is shown that these are very local effects and do NOT contribute to global buckling or yield failure. Highest stresses in the tank shell plating are about 88 MPa [UF = 0.26] at the fillet weld between trunnion double plate and tank shell plating.
The sensitivity of the tank structure to changes in preloading force in the transport cable is negligible. This is mostly due to the fact no slag can be added to the spring element in the FEM model.
The sensitivity of the tank structure to changes in lashing force however is significant, i.e. stresses increase rapidly as the lasting force is increased. Note that at a certain amount of lashing force, the yield strength of the angle is exceeded. This will however not immediately lead to failure since the material will be subjected to kinematic hardening. The tensile limit stress will not be reached by this.
The resistance to buckling is about 4.72 for the first buckling mode to occur.
The own frequency of the tank structure is about 0.93 Hz for the first vibration mode to occur.
(…)’
Mammoet heeft in december 2019 ten laste van [gedaagde in conventie] diverse beslagen laten leggen.
Ter opheffing van de gelegde beslagen heeft [gedaagde in conventie] op 28 januari 2020 de niet door haar betwiste facturen voldaan en heeft zij een bankgarantie gesteld voor een bedrag van € 250.000,00.
De navolgende facturen worden nog door [gedaagde in conventie] betwist en zijn niet voldaan:
[factuurnummer 1] d.d. 11 oktober 2018 ad € 99.666,54
[factuurnummer 2] d.d. 11 oktober 2018 ad € 98.423,28
[factuurnummer 3] d.d. 31 oktober 2018 ad € 13.915,00
[factuurnummer 5] d.d. 15 november 2018 ad € 45.336,00
Derhalve in totaal € 257.340,82 (inclusief BTW).
Op 5 juni 2020 heeft Mammoet aan [gedaagde in conventie] een drietal facturen gestuurd wegens meerwerk met de factuurnummers [factuurnummer 9] , [factuurnummer 10] en [factuurnummer 11] voor een bedrag van in totaal € 161.191,66.
Deze drie facturen zijn niet door [gedaagde in conventie] voldaan.
Interpolis en DEKRA hebben Ingenieursbureau Holland Engineering Consultants (hierna: HEC) verzocht om onder meer de bevindingen en berekeningen van Free Engineering te beoordelen. Op 5 maart 2021 heeft HEC een rapport uitgebracht (productie 56 van Mammoet) en heeft HEC een schriftelijke reactie op de Executive Summary van Free Engineering gegeven (productie 57 van Mammoet).
In het rapport van HEC van 5 maart 2021 staat onder meer vermeld:
‘(…)
1 Samenvatting
Tijdens het vervoer van de onderhelft van een opslagtank is deze bezweken. DEKRA, die de schadeoorzaak onderzoekt in opdracht van de verzekeraar, heeft ons gevraagd eindige-elementenanalyses van de tank tijdens het vervoer uit te voeren en een analyserapport van Free Engineering B.V. te beoordelen.
Hiervoor is een niet-lineair eindige-elementenmodel van de tank tijdens het transport (zoals door Mammoet gepland) gemaakt. De tank is hierbij op zijn kant op twee zadels en spreaderbeams geplaatst. Met dit model zijn zes verschillende eindige- elementenanalyses (FEM, FEA) uitgevoerd. Deze analyses laten zien dat de stabiliteit van het tankdeel op de zadels met de opgegeven transportbelastingen onvoldoende is. Er is grote kans op bezwijken en het tankdeel is op deze manier feitelijk niet zonder grote kans op ontstaan van schade te transporteren. In de analyses is de richting van de horizontale langsbelasting willekeurig gekozen. De vorm van bezwijken wordt door deze belastingsrichting bepaald. Omdat het bodemdeel vrijwel symmetrisch is, veroorzaakt dit (behalve dan de uitknikkant) geen significante verschillen.
De onderzochte constructie is dus niet geschikt voor transport op de geplande uitvoeringsmethode van Mammoet. De veiligheidsfactoren zijn te laag of afwezig en de gevoeligheid voor verstoringen is erg groot wat in dit geval heeft geleid tot instabiliteit. De uiteindelijke oorzaak van grootschalig bezwijken is hoogstwaarschijnlijk een las in de isolatiering van onvoldoende kwaliteit.
De eerder uitgevoerde analyses door Free Engineering B.V. zijn onzorgvuldig uitgevoerd met een onjuiste conclusie als gevolg. Voornaamste redenen van de onjuiste uitkomsten zijn het negeren van de stijfheidsveranderingen door grote vervormingen, het onjuist classificeren van spanningen en het ontbreken van veiligheidsfactoren bij de beoordeling van de resultaten.
(…)
4.7
Beoordelingscriteria
Beoordelingscriteria zijn afgeleid uit de “Fitness of Service” FFS-1 (ref 5) “Protection against plastic collapse” en Protection against local failure”. Het type analyse dat hierin wordt beschreven is een elastisch-plastische analyse waarbij de belasting wordt opgevoerd tot instabiliteit of lokaal bezwijken. Hierbij moet een veiligheidsfactor van 2.4 worden gehaald (voor ontwerp volgens EN13345, voor global collapse) Voor lokaal bezwijken geldt een factor van 1.7. Voor de lassen wordt daarbij in FFS-1 ook nog een “weld joint efficiency factor” gebruikt, die voor een goede stompe las tussen de 1.0 (volledig geïnspecteerd, radiologisch) en 0.7 (niet geïnspecteerd), of 0.6, voor een eenvoudige stompe las, ligt. Deze veiligheidsfactoren zijn nodig omdat dergelijke analyses uitgaan van een geometrie zonder verstoringen en imperfecties, perfecte modellering, perfect materiaal enz.
Een ander logisch criterium voor de transporteerbaarheid is dat er geen grootschalige plasticiteit (materiaalvloei) mag optreden, ook al zou dit mogelijk toch een stabiele toestand zijn. Als dit gebeurt zal er namelijk ook een aanzienlijke blijvende vervorming zijn, hetgeen niet toelaatbaar wordt geacht. Lokale spanningspieken en lokale plastische rekken kunnen worden opgevangen door het omringende materiaal en zullen geen significante blijvende vervormingen veroorzaken en zijn toelaatbaar.
(…)
7 Conclusies
1) De onderzochte constructie is niet geschikt voor transport op de geplande (en uitgevoerde) wijze.
2) De eerder uitgevoerde eindige-elementenanalyses door Free Engineering B.V. zijn onzorgvuldig uitgevoerd met een onjuiste conclusie als gevolg.
Alleen al door de belasting van zwaartekracht wordt de constructie in de transportpositie zwaar belast en treedt er lokaal plastische vervorming op, maar die leidt niet tot significante blijvende vervormingen, maar de spanningen zijn al niet toelaatbaar.
De algehele stijfheid is laag en de marges tot instabiliteit zijn erg klein. Zowel met als zonder sjorbanden buigt de constructie snel uit en voldoet deze niet aan enige minimale veiligheidsfactor. De twee staalkabels zijn, doordat ze geen drukkrachten kunnen opnemen, niet geschikt om de constructie rond te houden.
De ontoereikende stijfheid en sterkte van het bodemdeel van de tank (en met name van de open zijde) is de hoofdoorzaak van de schade. Er is geen onvoorziene externe kracht op het bodemsegment aanwezig geweest en toch is het bezweken.
Het ontbreken van veiligheidsmarges heeft ertoe geleid dat door de licht wisselende belastingen tijdens het manoeuvreren de zwakste schakel bezweken is, een slechte las in het isolatieprofiel B aan de open zijde van het tankdeel. Te zien aan de manier van bezwijken is deze las zeer bros geweest, waardoor een abrupte breuk optrad.
De onderzochte constructie is dus niet geschikt voor transport op de geplande (en uitgevoerde) wijze met een horizontale spankabel en geplaatst op twee houten zadels. De gevoeligheid voor verstoringen is erg groot en de marges tot falen klein. De uiteindelijke oorzaak van grootschalig bezwijken is hoogstwaarschijnlijk een las van onvoldoende kwaliteit.
De eerder uitgevoerde eindige-elementenanalyses door Free Engineering B.V. zijn onzorgvuldig uitgevoerd met een onjuiste conclusie als gevolg. Voornaamste reden van de onjuiste uitkomsten zijn het negeren van de stijfheidsveranderingen door grote vervormingen, het onjuist classificeren van spanningen en het ontbreken van veiligheidsfactoren bij de beoordeling van de resultaten.
(…)’
Op 15 januari 2022 heeft Free Engineering een reactie gegeven op het rapport van HEC (productie 25 van [gedaagde in conventie] ).
De conclusie van deze reactie luidt als volgt.
‘(…)
Uit het voorgaande kan geconcludeerd dat de werkelijke belastingcondities in de tweede fase van het transport de door Mammoet opgegeven limieten vergaand hebben overschreden. Het is tevens te concluderen dat de oorzaak van het falen niet ligt bij een enkele belastingsconditie die overschreden is maar door een samenloop van meerdere overschrijdingen. Er zijn door Mammoet bij dit transportplan geen verdere documenten bijgevoegd die aanleiding geven tot nader onderzoek dan wel beoordeling van veiligheidsfactoren en/of bepaling van de transportlimieten.
(…)’
Tussen [gedaagde in conventie] en Interpolis is bij deze rechtbank een procedure aanhangig onder zaaknummer C/02/374234/HA ZA 20-389. In de zaak van [gedaagde in conventie] tegen Interpolis heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden gelijktijdig met de onderhavige zaak. In zaak van [gedaagde in conventie] tegen Interpolis is tevens vonnis bepaald op vandaag.
3.2.
Mammoet legt aan haar vordering tot betaling van het bedrag van € 257.340,82 ten grondslag dat zij na het incident op 21 augustus 2018 bergingswerkzaamheden, vervoerswerkzaamheden en meerwerk heeft verricht, zodat [gedaagde in conventie] gehouden is het nog openstaande factuurbedrag van in totaal € 257.340,82 aan haar te voldoen.
Mammoet legt aan haar vordering tot betaling van het bedrag van € 161.191,66 ten grondslag dat de overeengekomen prijs van € 155.000,00 is gebaseerd op de scope van het werk en dat zich na het sluiten van de overeenkomst nadat eind augustus 2018 het eerste transport was gestaakt als gevolg van het incident op 21 augustus 2018, kostenverhogende omstandigheden, dan wel veranderingen in de overeengekomen scope van het werk, hebben voorgedaan die hebben geleid tot meerwerk van € 161.191,66.
Mammoet stelt dat op grond van artikel 6.4 van haar algemene voorwaarden over voornoemde bedragen de overeengekomen rente van 1,5% per maand is verschuldigd.
Mammoet stelt dat zij niet aansprakelijk is voor de door [gedaagde in conventie] geleden schade. Mammoet stelt dat tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde in conventie] voor de uit te voeren werkzaamheden een ladingverzekering met afstand van regres zou afsluiten. Mammoet stelt verder dat de oorzaak van de schade aan het bodemdeel niet het vervoer is maar de ongeschiktheid van het bodemdeel voor het wegtransport (en het zeetransport).
3.3.
[gedaagde in conventie] betwist de verschuldigdheid van de gevorderde bedragen. [gedaagde in conventie] voert aan dat zij geen opdracht voor de gefactureerde werkzaamheden heeft gegeven. [gedaagde in conventie] betwist de omvang van de kosten. Volgens [gedaagde in conventie] zijn de algemene voorwaarden van Mammoet niet overeengekomen, althans vernietigbaar. Voor zover aan Mammoet enige vordering zou toekomen, beroept [gedaagde in conventie] zich op opschorting en verrekening van haar betalingsverplichting met haar vordering tot schadevergoeding op Mammoet.
[gedaagde in conventie] voert verder als verweer en ter onderbouwing van haar vordering tot schadevergoeding aan dat Mammoet toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van de vervoersopdracht. De uitgevoerde werkzaamheden zijn noodzakelijk geworden omdat Mammoet tekort is geschoten in de uitvoering van de transportopdracht. De kosten moet Mammoet dan ook zelf dragen. [gedaagde in conventie] voert dat Mammoet eigenmachtig is afgeweken van haar transportplan waardoor de tankbodem beschadigd is geraakt. Als gevolg van het handelen van Mammoet heeft [gedaagde in conventie] schade geleden ten bedrage van € 324.533,41, bestaande uit de arbeidskosten met betrekking tot de berging van de tankbodem, de kosten van het daadwerkelijke herstel van de tankbodem, de onderzoekskosten, de extra opslagkosten en de aan DOW Chemical verschuldigde boete. Voor zover in conventie enig bedrag toewijsbaar zou zijn, neemt de schade met dat bedrag toe, aldus [gedaagde in conventie] .
[gedaagde in conventie] stelt verder dat dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en dat Mammoet gehouden is deze aan haar te vergoeden.
[gedaagde in conventie] stelt verder dat Mammoet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door beslag te leggen en dit beslag niet tijdig op te heffen nadat [gedaagde in conventie] vervangende zekerheid had aangeboden zodat [gedaagde in conventie] gehouden was een kort geding te starten. [gedaagde in conventie] stelt dat zij door de handelwijze van Mammoet schade heeft geleden bestaande uit de kosten voor de bankgarantie, de advocaatkosten en de deurwaarderskosten.
3.4.
Tussen partijen staat vast dat op 21 augustus 2018 tijdens het vervoer over de weg de tankbodem beschadigd is geraakt. Beoordeeld dient te worden of Mammoet aansprakelijk is voor deze beschadiging.
3.5.
Nu Mammoet zich bij een en dezelfde overeenkomst tegenover [gedaagde in conventie] heeft verbonden dat het vervoer deels over de weg en deels over zee zal geschieden is sprake van een overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer in de zin van artikel 8:40 BW.
Op grond van artikel 8:41 BW gelden voor ieder deel van het vervoer de op dat deel toepasselijke rechtsregels. De vraag of Mammoet jegens [gedaagde in conventie] aansprakelijk is voor schade die is ontstaan tijdens het vervoer over de weg, moet worden beantwoord aan de hand van de in titel 13 van boek 8 BW opgenomen wetsbepalingen.
Op grond van artikel 8:1095 BW is de vervoerder verplicht de ten vervoer ontvangen zaken in de staat waarin hij hen heeft ontvangen ter bestemming af te leveren. Op de vervoerder rust een resultaatsverplichting en indien hij deze plicht niet nakomt is hij schadeplichtig, tenzij hij zich kan beroepen op een wettelijke of contractuele uitsluitingsgrond.
Op de vervoerder rust de bewijslast van een hem disculperende omstandigheid. In de artikelen 8:1098-1101 BW wordt nader geregeld op welke wijze de vervoerder zich op een bevrijdende omstandigheid kan beroepen en worden omstandigheden genoemd waarvan vermoed wordt dat de daaruit voortvloeiende schade door de vervoerder niet kan worden voorkomen.
3.6.
Op de mondelinge behandeling heeft Mammoet gesteld dat sprake is van wettelijke vermoedens, te weten artikel 8:1101 onder a BW over de verpakking en artikel 8:1099 onder c BW over de aard van bepaalde zaken al dan niet in combinatie met onder b de behandeling of stuwing door de afzender. [gedaagde in conventie] betwist dat sprake is van wettelijke vermoedens. Gelet hierop had het op de weg van Mammoet gelegen haar stelling feitelijk te onderbouwen, dit heeft zij echter nagelaten. De stelling van Mammoet wordt dan ook gepasseerd.
3.7.
Mammoet stelt verder dat partijen van de wettelijke regeling zijn afgeweken. Volgens Mammoet brengt artikel 15 van de Agreed deviation met zich dat [gedaagde in conventie] dient te bewijzen dat de ontstane schade het gevolg is van fouten of gebreken in de door Mammoet geleverde diensten.
3.8.
Tussen partijen is in geschil welke versie van de Agreed deviation tussen hen geldt.
Volgens Mammoet geldt de door haar als productie 2d overgelegde versie en volgens [gedaagde in conventie] de door haar als productie 1 overgelegde versie van de Agreed deviation.
Over dit geschil hoeft echter niet te worden geoordeeld omdat de inhoud van artikel 15 van de beide versies hetzelfde is. In artikel 15 van de beide versies van de Agreed deviation is bepaald dat de opdrachtnemer aansprakelijk is voor alle directe schade, die aan of door de geleverde diensten ontstaat ten gevolge van fouten of gebreken in de geleverde diensten volgens de regels van het Nederlands burgerlijk recht.
3.9.
Op grond van artikel 8:1102 BW is ieder beding waarin (kort gezegd) wordt afgeweken van de aansprakelijkheid van de vervoerder die voortkomt uit artikel 8:1095 BW of van de bewijslast nietig, tenzij dit beding uitdrukkelijk en anders dan door een verwijzing naar in een ander geschrift voorkomende bedingen, is aangegaan bij een in het bijzonder ten aanzien van het voorgenomen vervoer aangegane en in een afzonderlijk geschrift neergelegde overeenkomst. Een door partijen beoogde afwijking van het aansprakelijkheidsregime en de bewijslast is dus gebonden aan strikte voorwaarden. Niet kan worden volstaan met een loutere verwijzing naar elders gedeponeerde voorwaarden. De afwijking kan slechts uitdrukkelijk worden gerealiseerd door voor het betreffende vervoer een (raam)overeenkomst aan te gaan waarbij van die afwijking schriftelijk moet blijken.
Dat de Agreed deviation geen dergelijke overeenkomst betreft, voert [gedaagde in conventie] niet aan.
[gedaagde in conventie] betwist dat in artikel 15 van de Agreed deviation de bewijslast is gewijzigd.
3.10.
De rechtbank stelt voorop dat het voor de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld naar vaste rechtspraak aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
3.11.
Partijen stellen niet dat er tussen hen over het bepaalde in artikel 15 van gedachten is gewisseld en stellen ook niet welke bedoeling zij hadden.
Gelet hierop komt naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval aan een taalkundige uitleg van de bewoordingen van artikel 15 doorslaggevende betekenis toe. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 15 niet volgt dat [gedaagde in conventie] moet bewijzen dat de ontstane schade het gevolg is van fouten of gebreken in de door Mammoet geleverde diensten. In artikel 15 is ‘slechts’ vastgelegd dat Mammoet aansprakelijk is voor alle directe schade, die aan of door de geleverde diensten ontstaat ten gevolge van fouten of gebreken in de geleverde diensten volgens de regels van het Nederlands burgerlijk recht.
Of de ontstane schade het gevolg is van fouten of gebreken in de door Mammoet geleverde diensten, dient gelet op de bewoordingen van artikel 15 te worden vastgesteld volgens de regels van het Nederlands recht, en dus aan de hand van de in titel 13 van boek 8 BW opgenomen wetsbepalingen. Dit betekent dus dat er geen afwijking is van de wettelijke regeling. Omstandigheden die meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan het bepaalde moet worden gehecht, zijn niet gebleken.
3.12.
Mammoet dient dan ook gemotiveerd te stellen en vervolgens te bewijzen, indien dit voldoende gemotiveerd is betwist, dat de schade aan het bodemdeel niet is ontstaan door het door haar uitgevoerde vervoer. In dit verband is relevant dat tussen partijen vaststaat dat [gedaagde in conventie] verantwoordelijk is voor de ‘Structural integrity of the load’. Dit brengt met zich dat [gedaagde in conventie] er voor dient te zorgen dat het bodemdeel voldoende geschikt is voor de wijze van vervoer door Mammoet, en dus niet dat Mammoet er voor dient te zorgen dat de wijze van vervoer geschikt is voor het bodemdeel.
Vaststaat dat door Mammoet een transportplan is opgesteld. In het transportplan staan de condities waarmee tijdens het vervoer over de weg en over zee rekening moet worden gehouden.
3.13.
Mammoet stelt dat de schade aan het bodemdeel is ontstaan omdat het bodemdeel niet geschikt was voor het wegtransport (en het zeetransport). [gedaagde in conventie] diende er voor te zorgen dat het bodemdeel voldoende stevig/stijf was en/of dat het bodemdeel van een deugdelijke ondersteuning was voorzien, zodat het bodemdeel zonder schade vervoerd kond worden. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. Ter onderbouwing van haar stelling beroept Mammoet zich onder meer op het door haar als productie 56 overgelegde rapport van Holland Engineering Consultants (hierna: HEC) van 5 maart 2021 en het als productie 57 overgelegde commentaar van HEC op de ‘Executive summary’ van Free Engineering.
3.14.
[gedaagde in conventie] betwist dat het bodemdeel niet geschikt was voor het wegtransport zoals Mammoet dat diende uit te voeren en voert aan dat de schade aan de bodemdeel is ontstaan omdat Mammoet zonder overleg is afgeweken van het transportplan. Ter onderbouwing van haar verweer beroept [gedaagde in conventie] zich op het rapport van Free Engineering dat door Mammoet als productie 6 is overgelegd en de door haar als productie 25 overgelegde reactie van Free Engineering van 15 januari 2022 op productie 56 van Mammoet.
3.15.
Ter onderbouwing van haar verweer dat Mammoet van het transportplan is afgeweken voert [gedaagde in conventie] aan dat Mammoet het aantal assen van de SPMT’s van 6 naar 8 heeft gewijzigd. Het transport is dus uitgevoerd met een ander voertuig, waarvan niet op voorhand is nagegaan of dat voertuig ‘suitable for the intended transport’ was. Door deze afwijking is de lengte van de SPMT-combinatie toegenomen van 9 naar 12 meter. Hoe langer het voertuig, hoe groter het hoogteverschil is dat op een hellend vlak tussen de voorkant en de achterkant bestaat. Dit heeft volgens de berekening van Free Engineering tot gevolg dat de ruit van de beschikbare stabiliteit kleiner wordt: de maximale toelaatbare hellingshoek van het wegdek neemt af van 7% naar 5,2%.
3.16.
Mammoet erkent dat gebruik is gemaakt van trailers met 8 assen in plaats van 6.
Mammoet stelt deze wijziging iedere relevantie mist met het ontstaan van de schade. De grotere en bredere trailers bieden alleen maar méér stabiliteit. [gedaagde in conventie] geeft niet meer dan de theoretische stelling ‘hoe langer het voertuig, hoe groter het hoogteverschil is dat op een hellend vlak tussen de voorkant en de achterkant ontstaat.’ Deze argumentatie gaat volgens Mammoet direct al mank door de onjuiste veronderstelling dat het dek van de trailer parallel aan het (verondersteld schuine) wegdek zou liggen. Dat is niet het geval: daarom worden nu juist voor transport als dit trailers ingezet waarvan het dek ‘level’ kan worden gehouden. De trailers zijn gekoppeld waardoor sprake is van één platform waar de lading op staat. Het vervoer naar de kade vindt in een slakkengang plaats en er loopt een operator mee die het platform onderweg vlak houdt. Dat doet hij door met de bediening doorlopend en telkens wanneer nodig een of meer van de vier zones (A t/m D) wat omhoog of omlaag te brengen, zoals ook aangegeven op het transportplan. De 2% scheefstand waar in het transportplan rekening mee wordt gehouden is niets meer dan een marge, maar van zodanige scheefstand was in de praktijk geen sprake, laat staan een tweemaal zo grote als waar Free Engineering en [gedaagde in conventie] in hun theoretische benadering van uit gaan.
3.17.
[gedaagde in conventie] betwist vervolgens niet dat door het levelen van het dek van de SPMT’s de berekening van Free Engineering relevantie mist omdat hierdoor het dek gelijk blijft en er geen bewegingen en extra krachten optreden waardoor er schade kan ontstaan. [gedaagde in conventie] voert aan dat de omstandigheid dat het levelen handmatig is gebeurd de kans op fouten en beschadigingen van de lading aanzienlijk heeft vergroot en dat een fout bij het levelen geenszins ondenkbaar is. Dit is onvoldoende. [gedaagde in conventie] kan niet volstaan met het uiten van vermoedens en veronderstellingen. [gedaagde in conventie] had een standpunt dienen in te nemen door (gemotiveerd) aan te voeren dat er fouten zijn gemaakt bij het levelen. Dit heeft [gedaagde in conventie] echter nagelaten.
De rechtbank gaat er dan ook rechtens vanuit dat de wijziging van het aantal assen niet heeft geleid tot overschrijding van de transportcondities en niet de oorzaak van de schade is.
3.18.
[gedaagde in conventie] stelt verder dat de twee trailers anders onder de tank zijn geplaatst dan in het transportplan vermeld. Uitgangspunt in het transportplan is dat de twee naast elkaar geplaatste SPMT’s niet recht onder de tank staan, maar zo dat (van achteren gezien) de tank links zo’n 1700 mm uitsteekt en aan de rechterkant de rand van de tank min of meer gelijk valt met de zijkant van de SPMT’s. Deze centrale plaatsing van de tank is logisch, omdat de tank niet aan beide kanten even zwaar is: de bovenkant (tijdens het transport links) is open, de onderkant is dicht, daar zit immers de bodem. Deze bodem van plaatstaal van 8 mm dik heeft uiteraard een aanzienlijk gewicht. Het zwaartepunt (COG) op de tekening staat dan ook duidelijk rechts van het midden van de tank, meer naar de dichte kant toe. De SPMT’s staan ook duidelijk niet centraal onder de beide transportzadels: onder het rechter transportzadel staat een SPMT getekend, maar het linker transportzadel, aan de open kant van de tank, wordt duidelijk niet direct ondersteund: die trailer/SPMT staat veel meer naar binnen. Van dit onderdeel van het transportplan is Mammoet tijdens het transport zonder overleg afgeweken: op de afbeelding op pagina 23 van het rapport van Free Engineering is te zien dat zowel onder het linker, als onder het rechter transportzadel een SPMT is geplaatst. Dit is een ernstige en aan Mammoet verwijtbare afwijking van het transportplan: het rekening houden met zwaartepunten bij het transport van dergelijke grote en zware objecten is één van de kerntaken van Mammoet bij de engineering en uitvoering van het transport. De verschuiving van het zwaartepunt van de tank ten opzichte van de SPMT’s tussen het transportplan en het daadwerkelijke transport is ongeveer 2.148 mm, oftewel ruim 2 meter op een breedte van de tank van 9 meter. Dit leidt tot een verschuiving van de ruit van de beschikbare stabiliteit van 2,148%. De ruit van de beschikbare stabiliteit verschuift naar beneden ten opzichte van het transportplan van Mammoet.
3.19.
Mammoet stelt dat het tankdeel, de transportzadel waar dit in rust en de load spreaders die daar dwars onder liggen een eenvoudig statisch bepaald systeem vormen. Het verplaatsen (of spiegelen) van dit systeem heeft geen invloed op de krachtverdeling binnen dit systeem of op de krachtwerking op het tankdeel. Het verweer dat het linker transportzadel, aan de open kant van de tank, op de tekening niet direct wordt ondersteund, terwijl in de praktijk de (bredere) trailers ook onder het linker transportzadel stonden mist iedere relevantie. De transportzadels geven de kracht op het tankdeel; als gesteld worden de transportzadels ondersteund door de load spreaders die daar dwars onder liggen. Hoe de trailers exact onder de load spreaders staan is niet van invloed op de op het tankdeel uitgeoefende krachten, al helemaal niet gelet op het relatief geringe gewicht van de lading ten opzichte van het draagvermogen van de trailers. [gedaagde in conventie] geeft ook niet aan waarom en hoe dat dan het geval zou zijn. De beweringen van Free Engineering omtrent ‘verschuiving van het zwaartepunt van de tank’ zijn onjuist en doen niet ter zake. Bovendien haalt Free Enginering stabiliteit en uitgeoefende krachten door elkaar.
3.20.
[gedaagde in conventie] herhaalt vervolgens haar verweer en voert aan dat het voor zich mag spreken dat de positie van de zadels onder de tank en de positie van de tank op de SPMT’s van belang is vanwege het zwaartepunt van de tank. Het zwaartepunt is essentieel voor de stabiliteit van de tank. Op het moment dat het zwaartepunt niet meer in het midden van het transportmiddel ligt maar naast het midden leidt dit tot instabiliteit. Dat de trailers groter of breder zijn, zorgt er niet ineens voor dat de stabiliteit wordt gewaarborgd, aldus [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] reageert echter niet op de stelling van Mammoet dat het tankdeel, de transportzadel waar dit in rust en de load spreaders die daar dwars onder liggen een eenvoudig statisch bepaald systeem vormen en dat het verplaatsen (of spiegelen) van dit systeem geen invloed heeft op de krachtverdeling binnen dit systeem of op de krachtwerking op het tankdeel. [gedaagde in conventie] betwist slechts dat het veranderen van de trailers onder de tank geen invloed heeft op het transport. Dit is onvoldoende. [gedaagde in conventie] had haar verweer nader dienen te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten.
Het verweer van [gedaagde in conventie] dat wijziging van de positie van de SPMT’s tot de schade heeft geleid, wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen. De rechtbank stelt vast dat deze wijziging niet heeft geleid tot overschrijding van de transportcondities en niet de oorzaak van de schade is.
3.21.
[gedaagde in conventie] voert verder aan dat de feitelijk op de transportroute aanwezige hoogteverschillen groter zijn dan de waarden waar Mammoet in haar transportplan rekening mee heeft gehouden. Op basis van hoogtemetingen die zijn uitgevoerd blijkt het hoogteverschil in de lengterichting tussen twee punten op de route zodanig veel groter dat de hiervoor noodzakelijke stabiliteit geen 2% is maar ruim 4%. Dit betekent dat het vierkant van de noodzakelijke stabiliteit ruim tweemaal zo groot wordt in de lengterichting, waardoor het vierkant van vorm verandert en langwerpig wordt.
3.22.
Mammoet stelt dat de hoogteverschillen op de transportroute niet hoger zijn geweest dan voorzien. Bovendien zijn hoogteverschillen niet relevant. [gedaagde in conventie] en Free Engineering miskennen dat het trailerdek met de hydraulische bediening door de operator die met het transport meeloopt vlak wordt gehouden; de capaciteit van de ingezette trailers is ruim voldoende om hoogteverschillen als door [gedaagde in conventie] gesteld te overbruggen. De 2% die in het transportplan wordt aangehouden is niets meer dan een marge. [gedaagde in conventie] en Free Engineering interpreteren deze (al dan niet bewust) verkeerd.
3.23.
[gedaagde in conventie] handhaaft vervolgens haar standpunt dat de scheefstand in het wegdek groter was dan de 2% waarmee in het transportplan rekening is gehouden. [gedaagde in conventie] betwist echter niet dat het trailerdek met de hydraulische bediening door de operator, die met het transport meeloopt, vlak wordt gehouden en dat de capaciteit van de ingezette trailers is ruim voldoende is om hoogteverschillen als door [gedaagde in conventie] gesteld te overbruggen.
[gedaagde in conventie] voert slechts aan dat door het handmatig vlak houden het risico op fouten en daardoor schade een stuk groter is. [gedaagde in conventie] voert echter niet aan dat de operator een fout heeft gemaakt bij het vlak houden van het trailerdek. Het verweer van [gedaagde in conventie] is dan ook onvoldoende feitelijk onderbouwd.
Het verweer van [gedaagde in conventie] dat het verschil in de hoogteverschillen tot schade heeft geleid, wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen. De rechtbank stelt vast dat de hoogteverschillen op het traject niet hebben geleid tot een overschrijding van de transportcondities en niet de oorzaak van de schade zijn.
3.24.
[gedaagde in conventie] voert nog aan dat door het grotere aantal assen, het verschoven zwaartepunt en een groter hoogteverschil de ruit van de beschikbare stabiliteit is verschoven. Hiervoor is reeds overwogen dat de drie genoemde omstandigheden niet hebben geleid tot de ontstane schade aan de tankbodem. Gelet hierop behoeft dit verweer geen bespreking meer.
3.25.
[gedaagde in conventie] voert ten slotte nog aan dat de last ongelijk over de twee SPMT’s is verdeeld, wat eveneens gevolgen heeft voor de stabiliteit, nu er geen aanwijzingen zijn dat de SPMT’s zodanig gekoppeld zijn dat deze zich niet ongelijk kunnen gedragen. Ter onderbouwing beroept zij zich op het rapport van Free Engineering.
3.26.
Mammoet stelt dat de trailers juist wel waren gekoppeld en er sprake was van één stabiel platform waar de lading op rustte.
3.27.
[gedaagde in conventie] weerspreek dit vervolgens niet. Het verweer dat de ongelijke verdeling van de lading tot de schade heeft geleid, wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
3.28.
In de reactie van Free Enginering van 15 januari 2022 staat nog vermeld dat door Mammoet bij het vervoer spanbanden zijn gebruikt en dat het opspannen van het bodemdeel met de spanbanden een zeer nadelig effect heeft gehad op de integriteit van het bodemdeel. Het gebruik van spanbanden staat volgens Free Engineering niet vermeld op het transportplan.
De rechtbank constateert dat [gedaagde in conventie] in de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, aanvoert dat de spanbanden en de transportzadels niet relevant zijn voor de schade. Thans stelt [gedaagde in conventie] dat de spanbanden zijn aangetrokken en dat dit van invloed is geweest.
3.29.
Vaststaat dat de spanbanden in onderling overleg zijn aangebracht. Volgens [gedaagde in conventie] was het feitelijk zo dat Mammoet eerst de zadels op de SPMT/trailer heeft geladen en daarna de tankbodem daarop heeft gezet. Daarmee kon het transport plaatsvinden. [gedaagde in conventie] stelt dat zij uit praktisch oogpunt heeft voorgesteld de zadels met een spanband aan de tank vast te maken, zodat de tank met zadels en al van de SPMT/trailer kon worden getild en in één beweging op de ponton kon worden geplaatst (punt 34 conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie). [gedaagde in conventie] heeft dus zelf voorgesteld om de zadels met een spanband aan de tank vast te maken. Gelet hierop en de omstandigheid dat [gedaagde in conventie] verantwoordelijk is voor de integriteit van de lading, had het op haar weg gelegen om Mammoet tijdig te informeren dat de lading zodanig was geconstrueerd dat de spanbanden niet op de wijze konden worden bevestigd zoals Mammoet had gedaan. Mammoet hoefde er geen rekening mee te houden dat de additionele krachten van de spanbanden tot problemen zou leiden. Dat het strak trekken van de spanbanden een nadelig effect zou hebben gehad op de integriteit van het bodemdeel, kan Mammoet dan ook niet worden verweten. Overigens heeft [gedaagde in conventie] de stelling van Mammoet dat door het doorbuigen van het bodemdeel door haar eigen gewicht de spanbanden voorafgaand aan het bezwijken al los hingen en dus geen kracht meer uitoefenden onvoldoende gemotiveerd betwist.
3.30.
Uit het vorenstaande volgt dat er geen afwijkingen van het transportplan zijn geweest die hebben geleid tot de schade aan het bodemdeel. Voor zover de bevestiging van spanbanden al tot schade heeft geleid, treft Mammoet hier geen verwijt.
3.31.
Mammoet heeft haar stelling dat het bodemdeel niet geschikt was voor het transport zoals zij dat volgens het transportplan zou uitvoeren onderbouwd met de rapportages van DEKRA en HEC, [gedaagde in conventie] heeft zich verweerd tegen deze stelling door te wijzen op de rapportages van Free Engineering. HEC en Free Engineering hebben gereageerd op elkaars rapporten. Volgens HEC volgt uit de door haar uitgevoerde eindige-elementenanalyses dat het bodemdeel niet geschikt is voor transport op de geplande uitvoeringsmethode door Mammoet vanwege een grote kans op bezwijken. De veiligheidsfactoren zijn te laag of afwezig en de gevoeligheid voor verstoringen is erg groot, wat heeft geleid tot instabiliteit. De uiteindelijke oorzaak van het grootschalig bezwijken is volgens HEC waarschijnlijk een las in de isolatiering van onvoldoende kwaliteit. Ten aanzien van de rapportage van Free Engineering met een andersluidende conclusie wijst Mammoet met name op het ontbreken van veiligheidsfactoren en op onjuiste aannames ten aanzien van de stijfheid van de zadels en het niet rekening houden met een zwakke las. HEC heeft ten aanzien van de eindige elementenanalyse van Free Engineering opgemerkt dat veiligheidsfactoren ontbreken en er voorts op gewezen dat de uitkomsten onjuist zijn door het negeren van stijfheidsveranderingen door grote vervormingen en het onjuist classificeren van spanningen.
3.32.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mevrouw [naam 1] bevestigd dat [gedaagde in conventie] in haar sterkteberekening voor tijdens het vervoer geen veiligheidsfactoren hanteert omdat er geen afzonderlijke normen voor zijn. Er zou een handmatige berekening zijn gemaakt waarbij volgens haar gerekend is met de krachten in het transportplan. Niet duidelijk is met welke onderdeel van het vervoersplan, bij conclusie van antwoord is aangeven dat [gedaagde in conventie] heeft beoordeeld of het bodemdeel geschikt was voor het transport rekening houdende met de belastingen die in het rapport van Hebo Maritiemservice staan in verband met het zeetransport. De krachten bij zeetransport zijn vele malen hoger. In haar reactie van 15 januari 2022 geeft Free Engineering aan dat [gedaagde in conventie] mocht aannemen dat de door Mammoet opgeven limieten inclusief dynamische en partiële veiligheden zijn en dat HEC ten onrechte veiligheidsfactoren toepast uit de API-579-1 omdat de API geen veiligheidsfactoren geeft voor transportcondities.
3.33.
Bij het beantwoorden van de vraag of het bodemdeel bestand was tegen de bij het transport mogelijk optredende krachten dient in de daarvoor uit te voeren berekeningen rekening te worden gehouden met veiligheidsfactoren. Veiligheidsfactoren in sterkteberekeningen dienen om variaties in metaalsterkte, metaaldikte, sterkte van lassen, imperfecties in het model waarmee wordt gerekend et cetera te verdisconteren en zijn vast bestanddeel van toe te passen sterkteberekeningen. De enkele omstandigheid dat bij transport andere krachten op treden dan bij het voorziene gebruik maakt niet dat er geen veiligheidsfactoren toegepast dienen te worden. Bij transport treden ook dynamische krachten op, om welke reden het niet voor de hand ligt om geen veiligheidsfactoren toe te passen. Dat HEC is uitgegaan van onrealistische veiligheidsfactoren of deze op onjuiste wijze in haar berekeningen heeft toegepast is door [gedaagde in conventie] en Free Engineering niet gespecificeerd en onderbouwd aangevoerd.
Volgens Free Engineering mocht [gedaagde in conventie] uit de opgave van condities in het transportplan zonder vermelding van veiligheidsfactoren concluderen dat die niet van toepassing zijn. Hoewel deze stelling niet relevant is voor de juistheid van het toepassen van veiligheidsfactoren in sterkteberekeningen, dient de rechtbank ook op deze stelling in te gaan. [gedaagde in conventie] diende na te gaan of de constructie voldoende stevig was om te vervoeren conform het vervoersplan en de daarin opgegeven condities en het lag dan ook op haar weg om daartoe een sterkteberekening te maken. Met de opgave van de krachten door Mammoet kon zij die ook maken. Als constructeur van het bodemdeel diende [gedaagde in conventie] daartoe een sterkteberekening te maken en in die berekening veiligheidsfactoren toe te passen in verband met variaties in metaalsterkte, metaaldikte, sterkte van lassen et cetera. Mammoet kon volstaan met het opgeven van condities.
3.34.
De rechtbank volgt de conclusies van HEC nu deze naar haar oordeel onvoldoende onderbouwd weerlegd worden door Free Engineering. De rechtbank deelt de visie van HEC dat bij de berekeningen rekening dient te worden gehouden met veiligheidsfactoren. Gezien de optredende vervorming zoals die blijkt uit de berekeningen van HEC dient dan ook rekening te worden gehouden met stijfheidsveranderingen. De rechtbank volgt de conclusie van HEC dat het bodemdeel niet geschikt is voor transport op de geplande uitvoeringsmethode door Mammoet vanwege een grote kans op bezwijken.
De conclusie van Free Engineering dat het bezwijken slechts te verklaren is door een samenloop van meerdere overschrijdingen van de door Mammoet opgegeven transportlimieten deelt de rechtbank niet nu, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, deze overschrijdingen onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd en daarvan niet is gebleken.
3.35.
Uit het vorenstaande volgt dat Mammoet voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd en [gedaagde in conventie] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en dus is komen vast te staan dat de schade aan het bodemdeel niet is ontstaan door het uitgevoerde vervoer maar is ontstaan omdat het bodemdeel niet geschikt was voor het wegtransport.
3.36.
Mammoet is dan ook niet aansprakelijk voor de door [gedaagde in conventie] gestelde schade verband houdende met het vervoer. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook op grond van de naar het oordeel van de rechtbank tussen partijen overeengekomen beperking van aansprakelijkheid en overigens de wettelijke beperking van aansprakelijkheid voor schade bij wegtransport en de overeengekomen gehoudenheid van [gedaagde in conventie] om zich te verzekeren tegen transportschade met een uitsluiting van regres jegens Mammoet, Mammoet ook op die grond niet met succes aangesproken kan worden op de door [gedaagde in conventie] geleden schade.
de vorderingen van Mammoet
3.37.
Beoordeeld dient te worden of de door Mammoet gefactureerde bedragen terecht zijn.
Mammoet stelt dat [gedaagde in conventie] na vermindering van eis een bedrag van € 257.340,82 inclusief BTW (vordering a. van Mammoet) is verschuldigd en daarnaast een bedrag van € 161.191,66 aan meerwerk (vordering b. van Mammoet).
3.38.
[gedaagde in conventie] heeft ten aanzien van meerdere (posten op de) facturen aangevoerd dat deze niet zijn verschuldigd omdat de in rekening gebrachte kosten zijn gemaakt omdat Mammoet een fout heeft gemaakt bij het vervoer. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen volgt dat dit verweer wordt verworpen.
vordering a. van Mammoet
3.39.
Het bedrag van € 257.340,82 betreft de navolgende vier facturen:
  • [factuurnummer 1] d.d. 11 oktober 2018 ad € 99.666,54
  • [factuurnummer 2] d.d. 11 oktober 2018 ad € 98.423,28
  • [factuurnummer 3] d.d. 31 oktober 2018 ad € 13.915,00
  • [factuurnummer 5] d.d. 15 november 2018 ad € 45.336,00
3.40.
De - afzonderlijke onderdelen/posten van de - facturen zullen hierna worden beoordeeld voor zover deze worden betwist.
[factuurnummer 1] d.d. 11 oktober 2018 ad € 99.666,54
3.41.
Mammoet stelt dat zij in opdracht van [gedaagde in conventie] bergingswerkzaamheden heeft verricht en als productie 23 heeft zij een specificatie van de werkzaamheden overgelegd. Mammoet stelt dat vanwege het spoedeisende karakter van de uit te voeren bergingswerkzaamheden de opdracht niet schriftelijk is vastgelegd.
3.42.
[gedaagde in conventie] betwist dat zij opdracht voor deze werkzaamheden heeft gegeven.
3.43.
Vast staat dat de tankbodem nadat deze beschadigd was geraakt, midden op de weg stond en uiteraard niet midden op de weg kon blijven staan. [gedaagde in conventie] stelt dat de tankbodem voor herstel moest worden teruggebracht naar het terrein van [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] kon de tankbodem niet zelf terugbrengen. Vaststaat dat Mammoet de tankbodem heeft teruggebracht naar het terrein van [gedaagde in conventie] en dat [gedaagde in conventie] dit heeft laten gebeuren. Uit het vorenstaande blijkt dat [gedaagde in conventie] al dan niet stilzwijgend opdracht aan Mammoet heeft gegeven om de bergingswerkzaamheden te verrichten.
3.44.
[gedaagde in conventie] voert aan dat zij nooit een plan van aanpak heeft gezien. Aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij. Niet door [gedaagde in conventie] is betwist dat de bergingswerkzaamheden een spoedeisend karakter hadden. [gedaagde in conventie] voert aan dat er geen onderbouwing van de kosten is gegeven. Mammoet heeft als productie 23 een specificatie van de werkzaamheden overgelegd, zodat het op de weg van [gedaagde in conventie] ligt gemotiveerd aan te voeren welke werkzaamheden onterecht in rekening zijn gebracht.
3.45.
[gedaagde in conventie] voert daartoe aan dat de post ‘Dow Farsum’ onterecht is omdat er geen werkzaamheden in Farmsum zijn verricht, de berging vond immers plaats in [plaats] .
Op dit verweer heeft Mammoet op de mondelinge behandeling niet gereageerd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bedragen € 70,00, € 647,50, € 578,13, € 439,38 en € 1.250,00 onterecht bij [gedaagde in conventie] in rekening zijn gebracht.
3.46.
[gedaagde in conventie] voert verder aan dat Mammoet onder de post ‘kosten hebo’ aanzienlijke kosten voor de huur van een ponton, te weten 4 maal € 716,25, opvoert. Het ponton was echter niet nodig voor de berging. Het enige was dat het topdeel van het ponton getild moest worden en op de kant gezet, waarna het ponton niet meer nodig was. Het is volstrekt onduidelijk waarom het ponton nog vier dagen ter plaatse moest blijven. Dit geldt eens te meer voor de sleepboot en personeel, die Mammoet eveneens voor vier volle dagen in rekening brengt tegen het niet-onderbouwde tarief van € 3.250,00 per dag voor de sleepboot en € 520,00 per dag voor het personeel. Het was volstrekt onnodig om de sleepboot gedurende de berging paraat te houden tegen deze hoge kosten, Mammoet had eenvoudig de sleepboot kunnen afroepen zodra duidelijk was wanneer het ponton leeg zou zijn geweest. Dan waren deze kosten niet gemaakt, in elk geval niet in deze omvang.
3.47.
Gelet op dit verweer had het op de weg van Mammoet gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat de opgevoerde kosten te maken hebben met de berging en te stellen waarom deze kosten zijn gemaakt. Dit heeft Mammoet echter nagelaten zodat de ‘kosten hebo’ van € 2.865,00, € 13.000,00 en € 2.080,00 zullen worden afgewezen.
3.48.
Dit betekent dat terzake de bergingskosten een bedrag van € 72.315,20 terecht in rekening is gebracht (€ 76.267,63 minus € 70,00, € 647,50, € 578,13, € 439,38, € 1.250,00, € 2.865,00, € 13.000,00 en € 2.080,00 = € 55.337,62 vermeerderd met 8% algemene kosten en 21% BTW).
[factuurnummer 2] d.d. 11 oktober 2018 ad € 98.423,28
3.49.
Mammoet stelt deze factuur betrekking heeft op de werkzaamheden die zij heeft gemaakt tot aan de berging. Ondanks het feit dat het vervoer niet kon worden voltooid als gevolg van het ontbreken van ‘structural integrity of the load’ zijn deze kosten wel door Mammoet gemaakt. Een specificatie van de kosten is door [gedaagde in conventie] als productie 15 overgelegd. Door Mammoet zijn haar standaard (markconforme) tarieven gehanteerd.
3.50.
[gedaagde in conventie] voert aan dat voor het gehele transport een vaste prijs van € 155.000,00 exclusief BTW is overeengekomen. Deze prijs is door Mammoet niet gespecificeerd. In de specificatie die bij de factuur hoort zijn echter kosten van inzet van mensen en materieel wel gespecificeerd, zodat het erop lijkt dat Mammoet de bewuste werkzaamheden nu in regie wil afrekenen. Onduidelijk is echter of de inzet van mensen en materieel afwijkt van de door Mammoet aan de overeengekomen prijs van € 155.000,00 ten grondslag gelegde berekening.
3.51.
De rechtbank begrijpt dat het deel van de overeengekomen prijs van € 155.000,00 exclusief BTW voor het bodemdeel, door Mammoet is besteed aan het tweede vervoer van het bodemdeel omdat met betrekking tot het tweede vervoer van het bodemdeel door Mammoet alleen maar meerwerk in rekening is gebracht. Mammoet stelt overigens ook in punt 8.8 van de conclusie van repliek, houdende vermindering van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie, dat zij in het kader van het transport na het herstel van het bodemdeel, de in de originele scope overeengekomen bedragen aan [gedaagde in conventie] heeft gefactureerd (die zijn betaald).
Vaststaat dat het eerste vervoer van het bodemdeel deels heeft plaatsgevonden en dat Mammoet hiervoor kosten heeft gemaakt. Het ligt op de weg van [gedaagde in conventie] om gemotiveerd aan te geven dat deze kosten onterecht zijn.
3.52.
[gedaagde in conventie] voert aan dat het niet duidelijk is of in de aanbieding van Mammoet de inzet van 2 keer een 300-tons kraan, 1 keer een 500-tons kraan en 2 keer een 70-tons kraan zijn inbegrepen, of de inzet van die vijf hijskranen nodig was om het transport conform het transportplan uit te voeren, of Mammoet in haar aanbieding daarbij ook steeds (de nu gevorderde) kosten voor aan- en afvoer van die hijskranen heeft opgenomen en of de gehanteerde tarieven marktconform zijn en aansluiten bij de prijs die voor het gehele transport is overeengekomen. Dit geldt eveneens voor de ingezette ‘roller 8 lijner’, dit is kennelijk de SPMT waarop de tankdelen zijn getransporteerd. Conform het transportplan zou een 6-assig vervoermiddel worden ingezet, zodat ook de vraag relevant is wat een marktconforme prijs hiervoor is, nu hier heel duidelijk is dat ander materieel (met een ander prijskaartje?) is ingezet dan het uitgangspunt.
[gedaagde in conventie] voert verder aan dat het bedrag van € 11.495,00 voor ‘project engineering Assen’ niet verder wordt onderbouwd dan door vermelding van 121 maal 95 en stelt zij de vraag voor welk bedrag deze post was opgenomen in het bedrag van € 155.000,00 en waarom alle werkzaamheden volledig opnieuw moeten worden gedaan. Dit geldt volgens [gedaagde in conventie] eveneens voor de post ‘project manager’ van € 6.250,00.
3.53.
Hiervoor heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat Mammoet het bedrag van € 155.000,00 niet heeft besteed aan het eerste vervoer, zodat het verweer van [gedaagde in conventie] op dit punt wordt verworpen. Ten aanzien van de door Mammoet in rekening gebrachte tarieven geldt dat het op de weg van [gedaagde in conventie] ligt om gemotiveerd te stellen dat deze niet marktconform zijn. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. Zij stelt enkel een vraag en uit vermoedens. Gelet op de specificatie van Mammoet kan [gedaagde in conventie] hier niet mee volstaan.
Deze verweren worden dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
3.54.
[gedaagde in conventie] voert verder aan dat de door Mammoet in rekening gebrachte volledige projectengineering en projectleiding, de rechtbank begrijpt ten bedrage van € 11.495,00, ook zijn inbegrepen in de overeengekomen prijs van € 155.000,00 en als meerwerk zijn opgenomen in de factuur van € 45.336,00 als ‘extra engineering’.
3.55.
Mammoet reageert niet op dit verweer, terwijl het op haar weg had gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat het bedrag van € 11.495,00 niet twee keer in rekening is gebracht. Nu Mammoet dit heeft nagelaten, dient het bedrag van € 11.495,00 buiten beschouwing te worden gelaten.
3.56.
[gedaagde in conventie] betwist verder dat er ‘extra losuren’ van € 212,50 zijn gemaakt voor het lossen van 2 spreaders.
3.57.
Mammoet reageert niet op dit verweer, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. De kosten van € 212,50 dienen dan ook buiten beschouwing te worden gelaten.
3.58.
Ten aanzien van de post ‘kosten hebo’ voert [gedaagde in conventie] aan Mammoet 4 maal een dagprijs van € 716,25 in rekening brengt, terwijl dit slechts twee dagen betreft.
Verder wordt tweemaal een dagtarief gerekend voor een sleepboot terwijl een sleepboot helemaal niet nodig was ten tijde van het laden van de beide tankdelen op die dagen: het ponton lag gewoon vast aan de kade en zou hoe dan ook twee dagen liggen, tot alles geladen was. De sleepboot hoefde daar niet naast te liggen en personeel voor de sleepboot was die dagen ook niet nodig. Voor zover [gedaagde in conventie] weet was de bewuste sleepboot bovendien kapot. De dagprijs is op geen enkele manier onderbouwd en komt [gedaagde in conventie] erg hoog voor. Zij weet dat voor een ponton een huur gerekend wordt van niet meer dan € 400,00 per dag terwijl Mammoet € 716,25 rekent.
3.59.
Gelet op het gevoerde verweer had het op de weg van Mammoet gelegen om gemotiveerd te stellen dat de sleepboot en het personeel wel nodig waren. Dit laat Mammoet echter na zodat deze kosten van € 6.500,00 en € 1.040,00 zullen worden afgewezen.
Mammoet stelt ook niet dat het ponton meer dan twee dagen nodig was.
De rechtbank constateert dat op de specificatie ook maar twee data worden genoemd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er twee dagen huur ten onrechte in rekening zijn gebracht. Dat de huurprijs van € 716,25 niet markconform is, is door [gedaagde in conventie] onvoldoende aangevoerd. Het enkele verweer dat [gedaagde in conventie] weet dat voor een ponton niet meer dan een huur van € 400,00 per dag wordt gerekend is onvoldoende. Een offerte is door [gedaagde in conventie] niet overgelegd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen.
Dit betekent dat de bedragen van € 1.432,50 (2 keer € 716,25), € 6.500,00 en € 1.040,00 zullen worden afgewezen.
3.60.
Ten slotte voert [gedaagde in conventie] aan dat zij de omvang van de kosten van aan- en afvoer van rijplaten en draglineschotten, die nodig waren voor het transport in Farmsum, niet herkent en dat de kosten voor het vooral aan- en afvoeren van dit materiaal zeer hoog voorkomen. Het is immers een kwestie van de rijplaten op een vrachtwagen naar de bestemming rijden en deze ter plekke lossen. [gedaagde in conventie] formuleert vervolgens een aantal vragen. [gedaagde in conventie] vraagt zich af waarom het aan en/of afvoeren van rijplaten de ene keer € 8.925,00 (35 keer € 225,00) kost en een andere keer € 3.100,00 (4 keer € 775,00). Zij vraagt zich af waarom deze post er twee keer op staat. [gedaagde in conventie] vraagt zich verder af dat wanneer de inzet van een zware vrachtwagen (die de wagen met de tank van 50 ton moest trekken) € 150,00 per uur kost (volgens hetzelfde overzicht van Mammoet), het aan- en afvoeren van rijplaten en draglineschotten dan € 15.000,00 (nog los van de huur van dit materiaal) kost, wat gelijk staat aan de inzet van een zware vrachtwagen gedurende 100 (!) uur. Deze bedragen zijn volstrekt niet marktconform, aldus [gedaagde in conventie] .
3.61.
Dit verweer wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen. Het enkele uiten van vermoedens en veronderstellingen is onvoldoende. [gedaagde in conventie] had een gemotiveerd standpunt dienen in te nemen.
3.62.
Dit betekent dat terzake de kosten tot aan de berging een bedrag van € 71.398,65 terecht in rekening is gebracht (€ 75.316,25 minus € 11.495,00, € 212,50, € 1.432,50, € 6.500,00 en € 1.040,00 = € 54.636,25 vermeerderd met 8% algemene kosten en 21% BTW).
[factuurnummer 3] d.d. 31 oktober 2018 ad € 13.915,00
3.63.
Mammoet stelt dat [gedaagde in conventie] deze factuur niet betwist, doch bij dupliek voert [gedaagde in conventie] onder meer aan dat het onduidelijk is waarop de gefactureerde werkzaamheden betrekking hebben.
3.64.
Het is aan Mammoet om haar vordering feitelijk te onderbouwen. Dit laat Mammoet echter na. Mammoet legt de betreffende factuur ook niet over. Evenmin is een specificatie overgelegd. Het bedrag van € 13.915,00 zal dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd worden afgewezen.
[factuurnummer 5] d.d. 15 november 2018 ad € 45.336,00
3.65.
Mammoet stelt dat zij in het kader van het transport na het herstel van het bodemdeel, de in de originele scope overeengekomen bedragen aan [gedaagde in conventie] heeft gefactureerd (die zijn betaald). Mammoet stelt dat er sprake is geweest van meerwerk. Als productie 24 legt zij een specificatie van het meerwerk over en als productie 25 een overzicht van de gefactureerde bedragen.
Mammoet stelt dat zij met een kostenverhogende wijziging van de scope is geconfronteerd. Als producties 26, 27 en 28 legt Mammoet de in dit verband gewisselde e-mails over. De specificatie van de factuur (productie 24 van Mammoet) is gelijk aan het bij de e-mail van 13 november 2018 (productie 27 van Mammoet) gevoegde gefactureerde meerwerkoverzicht, dat [gedaagde in conventie] op dit datum om 17:09 uur is toegezonden. De kosten zijn niet (gespecifieerd) door [gedaagde in conventie] betwist, aldus Mammoet.
3.66.
[gedaagde in conventie] betwist dat zij op 30 oktober 2018 akkoord is gegaan met de in rekening gebrachte prestaties. Er is door [gedaagde in conventie] gereageerd op een overzicht dat bepaalde posten (voorwaardelijk) akkoord waren, maar de factuur sluit niet aan bij dat overzicht. Bovendien is [gedaagde in conventie] destijds nogal met de rug tegen de muur gezet om akkoord te geven, want Mammoet heeft als voorwaarde voor het uitvoeren van het transport gesteld dat er eerst overeenstemming zou zijn over het meerwerk. Anders zou Mammoet het transport niet uitvoeren en zou de schade van [gedaagde in conventie] alleen maar oplopen. Van een bindend akkoord is dan ook geen sprake.
3.67.
[gedaagde in conventie] betwist niet dat er wijziging van de scope heeft plaatsgevonden die tot een kostenverhoging leidt. Vaststaat dat [gedaagde in conventie] een meerwerkkostenoverzicht heeft ontvangen van Mammoet. Uit de emailwisseling blijkt dat [gedaagde in conventie] er mee heeft ingestemd dat de wijziging van de scope tot een prijsverhoging zou leiden. Artikel 7:755 BW vereist niet dat overeenstemming over de prijs van het meerwerk is bereikt. Mammoet heeft dan ook voldaan aan haar waarschuwingsplicht van artikel 7:755 BW.
Gelet op de door Mammoet overgelegde specificatie van het meerwerk, ligt het op de weg van [gedaagde in conventie] de betreffende posten gemotiveerd te betwisten.
3.68.
[gedaagde in conventie] voert aan dat op post 2
‘Extra engineering adhv nieuwe COG’s en gewichten + nieuwe uitgangspunten’van de gefactureerde bedragen (dit betreft post 1 van het meerwerkoverzicht door Mammoet overgelegd als productie 26) door haar geen integraal akkoord is gegeven. Mammoet heeft ook nooit onderbouwd voor welke door [gedaagde in conventie] gevraagde afwijking welke extra engineering nodig zou zijn geweest.
3.69.
Dit is onvoldoende. In de e-mail van 1 november 2018 heeft Mammoet aan [gedaagde in conventie] ten aanzien van dit punt op het meerwerkoverzicht het volgende meegedeeld:
‘1. In basis zijn nieuwe documenten + nieuwe COG’s + nieuwe zwaartepunten + nieuwe werkzaamheden de basis van dit ingediende meerwerk. Ook zijn er, nadat we op jullie verzoek al gestart waren met de engineering, 2 of 3 keer nieuwe uitgangspunten bijgekomen. (op 1 Okt nieuwe gewichten zadels, op 5 Okt nieuwe gegevens over het bodemdeel, en over de werkwijze te DOW, op 5 Okt wederom nieuwe gewichten) dit is hierin verwerkt.’
Het verweer van [gedaagde in conventie] dat Mammoet haar nooit een onderbouwing van de extra engineering heeft gegeven, wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
Dat [gedaagde in conventie] geen integraal akkoord op deze post heeft gegeven, is geen grond deze kosten buiten beschouwing te laten. [gedaagde in conventie] voert niet aan dat de kosten onredelijk zijn.
3.70.
Ten aanzien van de gefactureerde post 3
‘Schrijven nieuwe method statement’(dit betreft post 2 van het meerwerkoverzicht, productie 26 van Mammoet) voert [gedaagde in conventie] aan dat zij niet akkoord is gegaan met deze post. [gedaagde in conventie] voert aan dat zij aan Mammoet heeft meegedeeld dat met het schrijven van het method statement de eerste keer een beduidend lager bedrag gemoeid was, zodat zij heeft gevraagd om een nadere toelichting, maar dat die er niet is gekomen.
3.71.
Dit is onvoldoende. In de e-mail van 1 november 2018 heeft Mammoet de volgende toelichting op post 2 van het meerwerkoverzicht gegeven.
‘2. Dat klopt, hier zit een extra locatie bezoek bij in met de beschrijving van nu een behoorlijk aantal extra stappen tbv het lossen op locatie DOW. (bedrag gebaseerd op werkelijke gemaakte uren)’
Gelet hierop had [gedaagde in conventie] feiten en omstandigheden dienen te stellen op grond waarvan blijkt dat deze post niet in rekening mag worden gebracht. Dit heeft zij echter nagelaten.
3.72.
[gedaagde in conventie] voert ten aanzien van de gefactureerde posten 5 t/m 9
‘Laden en kantelen bij de carousel ipv laden met bovenloopkraan [gedaagde in conventie] : inzet 130 tonner vervalt; extra inzet 400 Tonner op 06-11-2018//08.30 uur tot 17.00 uur; Extra inzet spanbok incl. aan en afvoer; Extra inzet 250 tonner op 06-11-2018//08.00 uur tot 17.30 uur en Extra hijsplan (zit al in post engineering)’(posten 3 t/m 7 van het meerwerkoverzicht, productie 26 van Mammoet) aan dat zij heeft aangegeven dat het bodemdeel bij de tweede transportpoging op een andere locatie stond, zodat daarmee inderdaad een inzet van ander materiaal logisch is. [gedaagde in conventie] stelt dat wel door haar is aangegeven dat over de uren nader gesproken diende te worden en over alle meerwerkposten overeenstemming moest worden bereikt.
3.73.
Dit verweer wordt verworpen. Dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de omvang van de kosten, is geen grond deze buiten beschouwing te laten. [gedaagde in conventie] voert niet aan dat de in rekening gebrachte kosten onterecht of onredelijk zijn.
3.74.
Ten aanzien van de gefactureerde post 16
‘Zadels eerst op het ponton hijsen met met 70 tonner + diverse werkzaamheden ondersteuningsframe inzet op 06-11-2018 tot en met 09-11-2018’(post 12 van het meerwerkoverzicht, productie 26 van Mammoet) voert [gedaagde in conventie] aan dat zij akkoord is gegaan met een bedrag van € 660,00 en niet met het vervolgens in rekening gebrachte bedrag van € 4.318,00. [gedaagde in conventie] voert ten aanzien van post 34
‘Extra kleppen in te zetten bij transport DOW Farmsum (ivm horizontaal rijden), huur 7-11-2018 tm wk 50 meegenomen’(post 14 op het meerwerkoverzicht, productie 26 van Mammoet) aan dat zij akkoord is gegaan met een bedrag van € 300,00 en dat vervolgens een bedrag van € 3.450,00 is gefactureerd. Ten aanzien van post 36
‘Zwaardere kraan (700 tonner ipv 500 tonner) voor het lossen op terrein DOW (verschil in tarief) + extra draaiuren omdat dit langer gaat duren + uitloop naar zaterdag 17-11’(posten 16 en 17 op het meerwerkoverzicht, productie 26 van Mammoet) voert [gedaagde in conventie] aan dat zij akkoord heeft gegeven op inzet van een zwaardere kraan en twee uur extra inzet van die kraan maar dat Mammoet vervolgens meer heeft gefactureerd dan het in beginsel akkoord bevonden bedrag. Ook ten aanzien van post 37
‘Extra inzet staartkraan (250 tonner) voor het kantelen direct aan de kade DOW’(post 18 op het meerwerkoverzicht, productie 26 van Mammoet) voert [gedaagde in conventie] aan dat een ander bedrag is gefactureerd dan het bedrag waarmee [gedaagde in conventie] akkoord is gegaan.
3.75.
Deze verweren worden verworpen. Vergelijking van het meerwerkoverzicht (productie 26 van Mammoet) met het overzicht van het gefactureerde meerwerk (productie 27 van Mammoet) wijst uit dat er uiteindelijk meer uren zijn gefactureerd dan vermeld in het meerwerkoverzicht. Ten aanzien van post 16 geldt dat er geen 6 uur maar 38,25 uur in rekening is gebracht. Ten aanzien van post 34 geldt dat er geen 2 dagen maar 5 dagen in rekening zijn gebracht en ten aanzien van post 36 geldt dat er geen 10 uren en 2 uren in rekening zijn gebracht maar twee keer 10 uren. Ten aanzien van post 37 geldt dat er geen 1 dag van 10 uren is gefactureerd maar 2 dagen van 10 uren. De kosten zijn dus hoger geworden. Dat (in beginsel) akkoord is gegeven op bepaalde bedragen betekent niet dat de meerwerkkosten beperkt zijn tot die bedragen. [gedaagde in conventie] deelt zelf in de e-mail van 31 oktober 2018 mee dat het totaalbedrag aan meerwerkkosten nog moest worden afgestemd. Afstemming over het totaalbedrag heeft kennelijk niet meer plaatsgevonden. Dit betekent echter niet dat Mammoet geen recht heeft op betaling van de uitgevoerde werkzaamheden. Gelet op het gespecifieerde overzicht van de gefactureerde bedragen had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om aan te voeren dat er meer is gefactureerd dan feitelijk uitgevoerd. [gedaagde in conventie] voert echter niet aan dat de gefactureerde bedragen niet overeenstemmen met de uitgevoerde werkzaamheden of dat deze kosten niet redelijk zijn. De in rekening gebrachte kosten zijn dan ook verschuldigd.
3.76.
Ten aanzien van post 41
‘Extra te verwijderen obstakels terrein DOW niet in budget opgenomen = stelpost’(post 20 op het meerwerkoverzicht, productie 26 van Mammoet) voert [gedaagde in conventie] aan dat het een stelpost van € 3.000,00 betreft en dat Mammoet nimmer enige verantwoording over de invulling heeft gegeven.
3.77.
Dit verweer wordt verworpen. In de e-mail van 31 oktober 2018 (productie 26 van Mammoet) heeft [gedaagde in conventie] aangegeven dat deze stelpost van € 3.000,00 akkoord is. Dit bedrag is ook door Mammoet gefactureerd. De voorlopige schatting komt dus overeen met de werkelijke kosten. Het had op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om gemotiveerd aan te voeren dat dit bedrag onredelijk is. Dit heeft [gedaagde in conventie] echter nagelaten.
3.78.
[gedaagde in conventie] is dan ook gehouden de [factuurnummer 5] d.d. 15 november 2018 ad € 45.336,00 volledig te voldoen.
3.79.
Uit het vorenstaande volgt dat de onder a. gevorderde hoofdsom toewijsbaar is tot een bedrag van € 189.049,85 (€ 72.315,20 + € 71.398,65 + € 45.336,00).
vordering b. van Mammoet
3.80.
Het bedrag van € 161.191,66 betreft de navolgende drie facturen (productie 21 van [gedaagde in conventie] ):
  • [factuurnummer 9] d.d. 5 juni 2020 ad € 20.255,40
  • [factuurnummer 10] d.d. 5 juni 2020 ad € 90.266,00
  • [factuurnummer 11] d.d. 5 juni 2020 ad € 50.670,26
3.81.
Mammoet stelt dat de overeengekomen prijs van € 155.000,00 is gebaseerd op de scope van het werk. Na het sluiten van de overeenkomst hebben zich kostenverhogende omstandigheden voorgedaan, dan wel was sprake van veranderingen in de overeengekomen scope van het werk. De afspraak in de overeenkomst was kort gezegd het transporteren, lossen, hijsen en plaatsen van twee tankdelen, een topdeel en bodemdeel, beide gekanteld op de zijde. De geplande periode van uitvoering was september/oktober 2018 gedurende één aaneengesloten periode. Na het incident eind augustus 2018 heeft [gedaagde in conventie] aangegeven dat het tweede transport van het bodemdeel in een sterk vernieuwde/gewijzigde vorm moest plaatsvinden. Het bodemdeel moest voor het wegvervoer naar de kade horizontaal worden geplaatst (in plaats van op de zijde) en de uitvoering van de werkzaamheden na aankomst bij DOW werden gewijzigd, waaronder het direct kantelen van de tankdelen na aankomst bij DOW). Volgens de nieuwe planning en werkwijze van [gedaagde in conventie] zou het vertrek vanuit [plaats] op 5 november 2018 plaatsvinden, het transport op locatie Delfzijl op 7 november 2018 en het plaatsen van het bovenste deel van de tank op het onderste deel van de tank op 8 november 2018.
Mammoet stelt dat zij bij de eerste contacten met [gedaagde in conventie] in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden duidelijk heeft aangegeven dat de door [gedaagde in conventie] gewenste afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke scope als meer- of minderwerk dienden te worden verrekend. Ter onderbouwing heeft Mammoet als productie 30 een e-mail van 24 september 2018 overgelegd.
Mammoet stelt dat er vervolgens de nodige mailcorrespondentie tussen partijen met betrekking tot (de gevolgen van de) gewijzigde scope hebben plaatsgevonden.
Als productie 31 legt Mammoet de correspondentie in de periode van 28 september 2018 tot en met 5 oktober 2018 over, als productie 32 de correspondentie in de periode van 26 oktober 2018 tot en met 1 november 2018 en als productie 24 de correspondentie op 1 en 2 november 2018.
3.82.
[gedaagde in conventie] beroept zich op rechtsverwerking. [gedaagde in conventie] stelt dat daartoe dat Mammoet eerder drie facturen heeft gestuurd, twee gedateerd op 11 oktober 2018 en één gedateerd op 15 november 2018, die het leeuwendeel van de vordering van Mammoet betreffen. Partijen hebben in onderling overleg getracht tot een oplossing te komen. Dat is niet gelukt waarna Mammoet eind 2019 beslag heeft gelegd voor alle op dat moment openstaande facturen en is zij tot dagvaarding over gegaan. Op geen enkel moment heeft Mammoet laten doorschemeren dat er naast de reeds in rekening gebrachte kosten nog extra kosten zouden zijn waarop zij aanspraak zou gaan maken.
De drie eerdere facturen stralen gelet op de omschrijving allemaal een integrale eindafrekening uit, welke uitstraling is bevestigd doordat Mammoet in de periode daarna zowel in rechte als buiten rechte uitsluitend aanspraak heeft gemaakt op betaling van deze facturen. Pas ruim zes maanden nadat de onderhavige procedure was gestart, heeft Mammoet nog meer meerwerkkosten ingediend en deze facturen uiteindelijk pas één jaar na de start van deze procedure onderdeel gemaakt van het geschil.
Mammoet heeft zich gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van het recht. Vanwege de eindeloze discussie tussen partijen ten aanzien van het schadeongeval waarbij de meerwerkkosten niet één keer ter sprake zijn gekomen en een juridische procedure is gestart waar deze extra meerwerkkosten tot december 2020 evenmin onderdeel van uitmaakten, heeft Mammoet bij [gedaagde in conventie] het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat Mammoet haar aanspraak op betaling van meerwerkkosten niet meer geldend zou maken. Ook zou het de positie van [gedaagde in conventie] onredelijk benadelen ingeval Mammoet deze aanspraak alsnog geldend zou maken. Verder stelt [gedaagde in conventie] dat het daadwerkelijk uitgevoerde transport ook nog eens € 133.216,00 duurder is geworden dan de oorspronkelijk overeengekomen prijs, hetgeen volstrekt onaannemelijk is en ook buiten iedere proportie en redelijkheid, zeker gelet op het moment waarop deze extra claim wordt gemeld.
3.83.
Van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn als de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Daarvoor is de enkele omstandigheid dat de schuldeiser gedurende lange tijd heeft stilgezeten onvoldoende; er dient sprake te zijn van bijkomende omstandigheden.
3.84.
Niet door [gedaagde in conventie] is betwist de stelling van Mammoet dat de werkzaamheden pas in januari 2019 zijn afgerond en dat de drie eerdere facturen in oktober/november 2018 zijn verstuurd. Reeds op grond hiervan kunnen de drie eerdere facturen niet als een eindafrekening kwalificeren. Dat omstandigheden dat Mammoet de drie latere facturen pas op 5 juni 2020 heeft verstuurd en niet eerder melding zou hebben gemaakt van deze meerwerkkosten, zijn onvoldoende voor rechtsverwerking. Voor rechtsverwerking is immers alleen tijdsverloop niet voldoende.
Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagde in conventie] onredelijk in haar positie wordt benadeeld of dat haar positie wordt verzwaard indien Mammoet haar aanspraak alsnog geldend zou maken, zijn onvoldoende gesteld en gebleken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Mammoet voert aan dat zij alle relevante stukken heeft ingebracht en dat zij [gedaagde in conventie] ruim de tijd heeft geboden om hiervan kennis te nemen. Mammoet heeft [gedaagde in conventie] in mei 2020 op de hoogte gesteld van haar vordering en op 2 september 2020 heeft [gedaagde in conventie] bij monde van haar advocaat een eerste reactie gegeven op de nagezonden facturen waarna Mammoet op 6 november 2020 per brief de kostenposten op de facturen, met stukken, nader heeft toegelicht. Vervolgens heeft nader overleg tussen de advocaten van partijen begin december 2020 geleid tot de conclusie dat de nagezonden facturen onderdeel moeten uitmaken van de procedure en heeft Mammoet de eisvermeerdering ingesteld, aldus Mammoet. Gelet hierop had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om haar stelling dat haar positie door de eisvermeerdering onredelijk wordt benadeeld of verzwaard te onderbouwen. Dit heeft [gedaagde in conventie] echter nagelaten. Van rechtsverwerking is dus geen sprake. Dat het uiteindelijke transport duurder is geworden dan de oorspronkelijk overeengekomen prijs is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, geen reden anders te oordelen.
3.85.
Bij antwoordakte eisvermeerdering betwist [gedaagde in conventie] in zijn algemeenheid dat de scope van de werkzaamheden van Mammoet is gewijzigd en dat Mammoet haar tijdig heeft gewezen op de noodzaak van de daaruit voortvloeiende prijsverhoging. Volgens [gedaagde in conventie] vallen de gestelde meerwerkwerkzaamheden onder de omschrijving van de werkzaamheden van Mammoet in de contractstukken (de inkoopopdracht van [gedaagde in conventie] , de aanvullende werkzaamheden, de opdrachtbevestiging van Mammoet) met de overeengekomen prijs van € 155.000,00.
3.86.
Het verweer van [gedaagde in conventie] wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen. [gedaagde in conventie] betwist immers niet dat het bodemdeel voor het wegvervoer naar de kade horizontaal moest worden geplaatst (in plaats van op de zijde), dat de uitvoering van de werkzaamheden na aankomst bij DOW werden gewijzigd, waaronder het direct kantelen van de tankdelen na aankomst bij DOW) en dat de uitvoering niet meer gedurende één aaneengesloten periode zou plaatsvinden.
Verder staat in de als productie 30 door Mammoet overgelegde e-mail van 24 september aan [gedaagde in conventie] het volgende:
‘(…) Gezien de uitgangspunten veranderen zal de volledige engineering opnieuw gedaan moeten worden (oa het gewicht, de zwaartepunten, de wijze van transport, de posities waar de tanks nu liggen en de wijze hoe we de tank op het terrein DOW gaan behandelen)
De hieruit voorkomende afwijkingen tov de huidige scope zullen we als meer- of minderwerken verrekenen met de afgesproken scope. (…)’
Verder staat in de als productie 31 door Mammoet overgelegde e-mail van 5 oktober 2018 aan [gedaagde in conventie] het volgende:
‘(…) Ik lees dat er inmiddels een duidelijke scopewijziging is. Wij zullen de financiële consequenties en mogelijkheden van deze scope wijziging in beeld brengen en willen hier overeenstemming over hebben voordat er buitenactiviteiten gaan plaatsvinden. (…)’
In het licht hiervan had [gedaagde in conventie] haar verweer nader dienen te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten. [gedaagde in conventie] heeft nog ten aanzien van afzonderlijke posten van de drie facturen verweer gevoerd. Hierna zullen de afzonderlijke posten van de drie facturen, voor zover deze worden betwist, worden beoordeeld.
[factuurnummer 9] d.d. 5 juni 2020 ad € 20.255,40
post 0010 extra betrokkenheid surveyor
3.87.
Mammoet stelt dat deze kosten betrekking hebben op de extra betrokkenheid van een surveyor en dat [gedaagde in conventie] hiermee akkoord is gegaan.
3.88.
[gedaagde in conventie] voert aan dat alle kosten gerelateerd aan het watertransport, waaronder de kosten voor de surveyor, zijn inbegrepen in de prijs van € 155.000,00. Deze kosten vallen onder de oorspronkelijke scope van de werkzaamheden van Mammoet en kunnen niet alsnog bij [gedaagde in conventie] in rekening worden gebracht.
3.89.
[gedaagde in conventie] betwist echter niet dat sprake is van een extra betrokkenheid van een surveyor. Verder geldt dat het tweede transport in sterk gewijzigde vorm heeft plaatsgevonden ten opzichte van het eerste transport. Gelet hierop lag het op de weg van [gedaagde in conventie] om feitelijk te onderbouwen dat toch geen sprake is van extra kosten. Dit heeft [gedaagde in conventie] echter nagelaten. De kosten zijn dan ook verschuldigd.
post 0020 en 0030 extra inzet 50 tonner met manbak
3.90.
Mammoet stelt dat [gedaagde in conventie] in haar mail van 14 november 2018 (productie 38 van Mammoet) heeft meegedeeld dat er een 50 tons kraan met hangbak benodigd is om de twee tankdelen op de volgende maandagochtend (19 november 2018) vrij te maken van het stalen ponton frame en dat de inzet is bevestigd door Mammoet per e-mail van 16 november 2018 (productie 39 Mammoet).
3.91.
[gedaagde in conventie] voert aan dat uit de e-mails niet blijkt dat [gedaagde in conventie] de kosten voor deze werkzaamheden op zich zou nemen maar slechts dat Mammoet zorg diende te dragen voor de uitvoering van die werkzaamheden.
3.92.
Mammoet stelt vervolgens dat de 50 tonner met manbak een door [gedaagde in conventie] gewenste toevoeging of verandering in het overeengekomen werk betreffen. Omdat het extra materieel betreft, had [gedaagde in conventie] de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging uit zichzelf moeten begrijpen.
Verder stelt Mammoet dat vanwege onstuimige weersomstandigheden de werkzaamheden op 19 november 2018 niet konden worden uitgevoerd. Mammoet heeft [gedaagde in conventie] dezelfde dag nog per e-mail geïnformeerd (productie 40 van Mammoet) dat de kosten die op 19 november 2018 zijn gemaakt (waaronder de 50 tonner met manbak) zouden worden doorberekend aan [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] heeft naar aanleiding van deze e-mail niet geklaagd, noch heeft zij op andere wijze aan Mammoet laten blijken dat de kosten niet voor haar rekening kwamen.
3.93.
Bij antwoordakte handhaaft [gedaagde in conventie] haar standpunt dat uit de e-mails van 14 en 16 november 2018 niet blijkt dat [gedaagde in conventie] de kosten voor deze werkzaamheden op zich zou nemen. [gedaagde in conventie] betwist echter niet de nieuwe stelling van Mammoet dat vanwege weersomstandigheden de werkzaamheden op 19 november 2018 niet konden worden uitgevoerd en dat Mammoet haar heeft meegedeeld dat de gemaakte kosten zouden worden doorberekend aan [gedaagde in conventie] . Op grond hiervan is [gedaagde in conventie] de kosten voor de 50 tonner met manbak verschuldigd.
post 0040 extra kadehuur
3.94.
Mammoet stelt dat deze post betrekking heeft op een verlenging van de kadehuur op 19 november 2018 in verband met stilstand ten gevolge van onstuimige weersomstandigheden. Mammoet stelt dat uit een e-mail van 1 november 2018 (productie 34 van Mammoet) blijkt dat er in afwijking van hetgeen partijen zijn overeengekomen in de overeenkomst, is overeengekomen dat [gedaagde in conventie] de demurrage van het vaartransport voor haar rekening en risico neemt (in [plaats] en Farmsum). Volgens Mammoet is deze afspraak bevestigd in een e-mail van 19 november 2018 (productie 40 van Mammoet), waaruit blijkt dat het weer en wind risico bij [gedaagde in conventie] ligt.
De omvang van de huurkosten van de kade volgen volgens Mammoet uit een e-mail van 16 november 2018 (productie 41 van Mammoet).
3.95.
[gedaagde in conventie] voert aan dat uit de opdrachtbevestiging volgt dat alle kosten gerelateerd aan het watertransport voor rekening komen van Mammoet (productie 2c van Mammoet).
Bij antwoordakte voert [gedaagde in conventie] aan dat uit de e-mails van 1 en 2 november 2018 niet volgt dat partijen zouden zijn overeengekomen dat de demurrage voor rekening zou komen van [gedaagde in conventie] . Mammoet heeft [gedaagde in conventie] bovendien niet gewezen op deze meerwerkpost met betrekking tot de kadehuur en de noodzaak van de daaruit voortvloeiende kosten. Bovendien kon [gedaagde in conventie] uit deze correspondentie op geen enkele manier afleiden dat er een aanvullend bedrag van € 1.540,00 bij haar in rekening zou worden gebracht met betrekking tot de kadehuur. [gedaagde in conventie] voert aan dat de keuze om het transport wegens het onstuimig weer niet door te laten gaan niet aan [gedaagde in conventie] is maar aan Mammoet als deskundige, zodat de daarmee gepaard gaande aanvullende kosten niet bij [gedaagde in conventie] in rekening kunnen worden gebracht. De in rekening gebrachte fee van 10% ten behoeve van de administratie komt niet voor rekening van [gedaagde in conventie] omdat deze kosten niet zijn gemaakt.
[gedaagde in conventie] voert verder aan dat in voornoemde e-mailcorrespondentie van 1 en 2 november 2018 duidelijk is te zien in welke mate Mammoet [gedaagde in conventie] onder druk zet om op zeer korte termijn akkoord te geven op diverse vermeende meerwerkposten. Mammoet maakt gebruik, althans misbruik, van het feit dat [gedaagde in conventie] onder hoge druk stond om verdere vertraging te voorkomen en de tankdelen zo snel mogelijk af te leveren bij DOW.
3.96.
In de als productie 40 door Mammoet overgelegde e-mail van 19 november 2018 van Mammoet aan [gedaagde in conventie] staat het volgende vermeld:
‘Zoals zojuist besproken ligt het weer en wind risico conform eerder gemaakte afspraken met [naam 2] en [naam 3] bij [gedaagde in conventie] .
Vanmorgen is door [gedaagde in conventie] besloten het opbouwen van de kraan vandaag te annuleren. Omdat het personeel en materiaal al aanwezig was laten we wel alvast iedereen de veiligheidsfilm kijken.
Wel wil ik erop wijzen dat de gemaakte kosten voor vandaag zullen worden doorberekend aan [gedaagde in conventie] .
(…)’
De inhoud van deze e-mail is door [gedaagde in conventie] niet weersproken. Op grond hiervan komt de extra kade huur als gevolg van de weersomstandigheden voor rekening van [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] voert weliswaar aan dat zij zich onder druk gezet voelde om hiermee in te stemmen, maar van een ongeoorloofde druk van de kant van Mammoet is niet gebleken. [gedaagde in conventie] stelt hierover niets concreet. Overigens heeft [gedaagde in conventie] de stelling van Mammoet dat door de vertraging in de uitvoering van de werkzaamheden de kans op slecht weer was toegenomen niet betwist. Dat daardoor het risico op slecht weer bij [gedaagde in conventie] kwam te liggen is dan ook niet onredelijk.
Niet door [gedaagde in conventie] is betwist dat in de e-mail van 16 november 2018 de kosten staan vermeld. Verder betwist [gedaagde in conventie] niet dat Heuvelman administratiekosten in rekening heeft gebracht, zodat deze kosten eveneens in rekening kunnen worden gebracht.
Deze post is dan ook verschuldigd.
post 0050 t/m 0100 2 uur stilstand 750 tonner, 500 tonner, 100 tonner, truck, conventioneel roller en de project manager en de overige crew
3.97.
Mammoet stelt dat de tarieven in rekening zijn gebracht in verband met stilstand tijdens het hijsen en lossen op 18 januari 2019. Als productie 42 legt Mammoet het uitvoerdersrapport over. Hieruit blijkt volgens Mammoet dat de heer [naam 4] om 9.15 uur contact heeft opgenomen met engineers van [gedaagde in conventie] om nadere inlichtingen te vragen over (mogelijke) vervorming van de tank. Door [gedaagde in conventie] is naar aanleiding van dit contact een spandraad gemonteerd welke vervorming van de tank tegen diende te gaan. De hijswerkzaamheden hebben door deze interruptie echter wel tot 11.00 uur stilgelegen.
De stilstand is door [gedaagde in conventie] erkend in een door de heer [naam 4] ondertekend stilstandrapport (productie 43 van Mammoet). Conform hetgeen is overeengekomen had [gedaagde in conventie] de verplichting om er zorg voor te dragen dat de tankdelen voldoende geschikt waren voor de uitvoeringsmethode van Mammoet. Extra uren veroorzaakt door derden en buiten de invloed van Mammoet worden pro rata verrekend, zo is bepaald op pagina 6 van de opdrachtbevestiging van Mammoet (productie 2c van Mammoet). Ook op grond van het bepaalde in artikel 7:760 lid 2 BW komen deze kosten voor rekening van [gedaagde in conventie] .
3.98.
[gedaagde in conventie] voert aan dat de aanpassing en stilstand volledig te wijten zijn aan het materieel en de engineering door Mammoet. Mammoet had een spreader met een verkeerde lengte ingezet waardoor de hijskabels niet in het verlengde van de tankwanden omhoog liepen. [gedaagde in conventie] heeft de aantekeningen ondertekend zodat het transport na de verandering kon worden voortgezet. Dat een handtekening van [gedaagde in conventie] nodig was voor de voortzetting van het transport geeft opnieuw aan dat zij door Mammoet onder druk gezet werd om in een zeer korte termijn akkoord te geven op bepaalde zaken. [gedaagde in conventie] heeft nimmer getekend voor het in rekening brengen van de kosten vanwege de stilstand van het materieel en de crew. [gedaagde in conventie] betwist de omvang van de kosten. De kosten van de crew zitten inbegrepen in de kosten voor het materieel en kunnen niet afzonderlijk in rekening worden gebracht. Ook deze meerwerkkosten vallen onder de oorspronkelijke scope van de werkzaamheden van Mammoet.
3.99.
Op de mondelinge behandeling betwist Mammoet dat zij een spreader met verkeerde lengte heeft ingezet. De werkwijze bij DOW werd tijdens de opdracht gewijzigd. De tank moest direct in de eindpositie gekanteld worden en zo vervoerd worden. In dit verband moest Mammoet extra materieel (waaronder een extra spreader) inzetten. Deze afwijking van de scope heeft tot extra kosten geleid.
3.100. [gedaagde in conventie] reageert hier niet meer op, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Dat Mammoet een spreader met verkeerde lengte heeft ingezet wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen. Vaststaat dat [gedaagde in conventie] het stilstandrapport heeft ondertekend. Dat sprake was van een ongeoorloofde druk van de kant van Mammoet om te tekenen, is niet gebleken. Nu [gedaagde in conventie] het stilstandrapport heeft ondertekend valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat de kosten van de stilstand en aanpassing niet voor rekening van [gedaagde in conventie] dienen te komen. Dat de werkzaamheden in de scope van de overeenkomst zitten, wordt dan ook gepasseerd.
Gelet op de specificatie van de kosten op de factuur, had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen de omvang van de kosten gemotiveerd te betwisten. Dit heeft [gedaagde in conventie] echter nagelaten. Dat de kosten van de crew zijn inbegrepen in de kosten voor het materieel, is door [gedaagde in conventie] evenmin feitelijk onderbouwd.
Deze posten zijn dan ook terecht door Mammoet in rekening gebracht.
3.101. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde in conventie] gehouden is de factuur met [factuurnummer 9] d.d. 5 juni 2020 ad € 20.255,40 te voldoen.
factuur nummer [factuurnummer 10] d.d. 5 juni 2020 ad € 90.266,00
posten 0010 t/m 0040 inzet extra hulpkraan (400 tonner)
3.102. Mammoet stelt dat er door de sterk gewijzigde uitvoering van het tweede transport extra kranen nodig waren ten opzichte van de oorspronkelijke scope. De noodzaak om een extra hulpkraan in te zetten komt direct voort uit een wijziging in de gewichten, zoals door [gedaagde in conventie] gecommuniceerd per e-mail van 1 oktober 2018 (productie 31 van Mammoet). Zoals uit de tekst van de e-mail blijkt, betreft het aanvullende gewichten die niet reeds zijn meegenomen in de overeenkomst en de daarin opgenomen scope. Op het meerwerkoverzicht is onder punt 4 de extra inzet van een 400 tonner genoemd, waarbij wordt uitgegaan van één werkdag. [gedaagde in conventie] heeft de inzet van de extra 400 tonner op 31 oktober 2018 goedgekeurd met het volgende bericht: ’23 t/m 7. Inderdaad, het Onderdeel staat op andere locatie. Verschil in capaciteit van de kranen is door Mammoet aangegeven, echter het aantal uur in overleg. Akkoord voor aanpassing.’ [gedaagde in conventie] sluit de e-mail af met de tekst: ‘totaalbedrag aan meerwerkkosten samen af te stemmen.’ Een combinatie van onwerkbaar weer en vertraging in de voorbereidende werkzaamheden aan de zijde van [gedaagde in conventie] , heeft ertoe geleid dat de extra kraan langer dan de beoogde 10 uur moest worden ingezet. Als productie 46 legt Mammoet de kraanbonnen over.
3.103. [gedaagde in conventie] voert aan dat uit productie 31 volgt dat Mammoet hijs- en transportplannen dient te maken, hetgeen ook onder de scope van de werkzaamheden van Mammoet valt. Dit volgt volgens [gedaagde in conventie] ook uit de e-mail van 4 oktober 2018. [gedaagde in conventie] is niet tijdig gewezen op het meerwerk en gewaarschuwd voor de noodzaak van de uit deze werkzaamheden voortvloeiende kosten van maar liefst € 15.600,00 exclusief BTW. Deze kosten zijn bovendien buitenproportioneel. In het meerwerkoverzicht zijn met betrekking tot de 400 tonner slechts € 4.000,00 opgenomen hetgeen in geen enkele verhouding staat met de vermeende meerwerkpost van € 15.600,00. Bovendien is deze post al opgenomen in de meerwerkfactuur die op 15 november 2018 aan [gedaagde in conventie] is toegezonden.
3.104. [gedaagde in conventie] betwist niet dat zij op 31 oktober 2018 de inzet van de extra 400 tonner heeft goedgekeurd. [gedaagde in conventie] was dus op de hoogte van het meerwerk. [gedaagde in conventie] betwist ook niet dat sprake was van onwerkbaar weer en vertraging in de voorbereidende werkzaamheden aan de zijde van [gedaagde in conventie] . Dat als gevolg hiervan meer kosten zijn gemaakt dan in het meerwerkoverzicht staan vermeld, ligt voor de hand. Gelet hierop en de door Mammoet als productie 46 overgelegde kraanbonnen, lag het op de weg van [gedaagde in conventie] om gemotiveerd aan te voeren dat de in rekening gebrachte kosten onterecht zijn. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. Dat dit meerwerk is opgenomen in de meerwerkfactuur van 15 november 2018 van € 45.336,00 is door [gedaagde in conventie] niet nader onderbouwd. Het gefactureerde meerwerkoverzicht (productie 27 van Mammoet) betreft een bedrag van € 96.968,00 waarvan € 45.336,00 op 15 november 2018 in rekening is gebracht. Op het gefactureerde meerwerkoverzicht staat onderaan het bedrag van € 96.968,00 aan totaal meerwerk en als
‘totaal akkoord op 13-11’het bedrag van € 45.336,00. De rechtbank leidt hieruit af dat de op 13-11 akkoord bevonden bedragen van in totaal € 45.336,00 op 15 november 2018 zijn gefactureerd. Bij de posten extra inzet 400 tonner staat vermeld
‘ingediend 13-11 conform akkoord 2-11 [naam 3] ’. Gelet hierop had [gedaagde in conventie] haar verweer nader dienen te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten.
Deze posten zijn dan ook terecht gefactureerd.
posten 0050 t/m 0070 extra huur ponton (met sleepboot/duwboot)
3.105. Mammoet stelt dat sprake is van vertraging door extra werkzaamheden aan de zijde van [gedaagde in conventie] . Het vertrek vanuit [plaats] stond gepland op dinsdag 6 november 2018 maar dat kon niet plaatsvinden omdat de surveyor nog geen goedkeuring had gegeven.
Pas op 14 november 2018 heeft de surveyor het benodigde certificaat aan [gedaagde in conventie] gegeven. In de opdrachtbevestiging is opgenomen dat het tarief exclusief het gebruik van de kade en kosten te [plaats] is en exclusief vertragingen buiten de schuld van Mammoet. Dit is bevestigd per e-mail van 2 november 2018 (productie 34 van Mammoet) waarin staat ‘ [gedaagde in conventie] gaat akkoord met de demurrage als blijkt dat het ponton niet vanuit [plaats] kan vertrekken, als blijkt dat wij geen goedkeuring krijgen van de surveyor’.
3.106. [gedaagde in conventie] betwist dat zij akkoord is gegaan met deze demurrage kosten. Dit volgt volgens haar niet uit de e-mail van 2 oktober 2018. Volgens [gedaagde in conventie] vallen de kosten onder de scope van de overeenkomst. [gedaagde in conventie] voert verder aan dat de kosten buitenproportioneel zijn en dat de kosten reeds op 15 november 2018 in rekening zijn gebracht.
3.107. Gelet op de inhoud van de opdrachtbevestiging en de e-mail van 2 november 2018 lag het op de weg van [gedaagde in conventie] om haar verweer dat zij niet akkoord is gegaan met de demurrage kosten nader te onderbouwen. Het verweer van [gedaagde in conventie] dat de kosten buitenproportioneel zijn, is eveneens onvoldoende feitelijk onderbouwd. Gelet op de onderbouwing en specificatie van de kosten is een blote ontkenning onvoldoende.
Dat deze kosten reeds op 15 november 2018 in rekening zijn gebracht, wordt ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd. Ten aanzien van deze post geldt eveneens dat op het gefactureerde meerwerkoverzicht staat vermeld
‘ingediend 13-11 conform akkoord 2-11 [naam 3] ’, waaruit de rechtbank afleidt dat deze kosten nog niet op 15 november 2018 zijn gefactureerd, zodat [gedaagde in conventie] haar verweer had dienen toe te lichten.
3.108. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde in conventie] gehouden is de factuur met nummer [factuurnummer 10] d.d. 5 juni 2020 van € 90.266,00 te voldoen.
factuur nummer [factuurnummer 11] d.d. 5 juni 2020 ad € 50.670,26
posten 0010 t/m 0030 extra huur twee spreaders, extra inzet supervisors en extra inzet conventioneel transport
3.109. Mammoet stelt dat het laden op het ponton, na voorbereidende werkzaamheden van [gedaagde in conventie] , zou plaatsvinden op 6 november 2018. Deze werkzaamheden zijn op het laatste moment door [gedaagde in conventie] geannuleerd omdat de berekeningen van [gedaagde in conventie] waren afgekeurd door de surveyor, waardoor de benodigde certificaten niet beschikbaar waren.
Mammoet heeft [gedaagde in conventie] per e-mail van 2 november (productie 44 van Mammoet) geïnformeerd dat de supervisor (en 70 tonner) voor maandag waren geannuleerd, maar dit gezien de late annulering (na 17.00 uur) hier wel kosten uit voortvloeien die in rekening zouden worden gebracht.
Op 6 november 2018 bleek dat [gedaagde in conventie] haar voorbereidende werkzaamheden, welke noodzakelijk waren voor Mammoet om met haar werkzaamheden van start te kunnen gaan, niet tijdig te hebben afgerond.
Door de vertraging in de voorbereidende werkzaamheden en de slechte weersomstandigheden, heeft Mammoet pas op 9 november 2018 haar werkzaamheden kunnen uitvoeren.
Alle kosten die verband houden met vertragingen komen voor rekening van [gedaagde in conventie] . Dit blijkt uit de inhoud van de overeenkomst, de e-mail van 6 november 2018 waaruit blijkt dat er door de vertraging die is opgetreden in de voorbereidende werkzaamheden van [gedaagde in conventie] meerkosten in rekening zouden worden gebracht (productie 45). Op het moment van de e-mail van 6 november 2018 was nog niet bekend wat de impact van de vertragingen op de werkzaamheden van Mammoet zouden zijn. Mammoet kon derhalve geen indicatie geven van de meerkosten. Dit laat uiteraard onverlet dat de kosten voor de extra huur van de spreaders, de extra inzet van supervisors en conventioneel transport terecht in rekening is gebracht bij [gedaagde in conventie] .
3.110. [gedaagde in conventie] voert aan dat door Mammoet de indruk wordt gewekt dat [gedaagde in conventie] het materieel en het laden heeft geannuleerd. In de praktijk heeft de door Mammoet ingeschakelde surveyor geen tijdig akkoord gegeven voor het te verrichten transport. Dat deze keuring na 17.00 uur heeft plaatsgevonden valt niet aan [gedaagde in conventie] toe te rekenen. Mammoet heeft immers één en ander opgelijnd voordat zij wist of de surveyor akkoord zou geven. De hiermee gepaard gaande kosten kunnen niet bij [gedaagde in conventie] in rekening worden gebracht.
In de e-mail van 2 november 2018 wijst Mammoet niet op het te verrichten meerwerk althans de noodzaak van de daaruit voortvloeiende kosten van € 10.105,00, terwijl dat wel in de rede had gelegen, althans had het in de rede gelegen daarop in de e-mail van 5 november 2018 te wijzen. Mammoet had genoeg mogelijkheden om [gedaagde in conventie] over de extra kosten te informeren.
[gedaagde in conventie] voert aan dat de keuze om het transport wegens de weersomstandigheden niet door te laten gaan niet aan [gedaagde in conventie] is maar aan Mammoet als deskundige, zodat de daarmee gepaard gaande aanvullende kosten niet bij [gedaagde in conventie] in rekening kunnen worden gebracht.
[gedaagde in conventie] betwist dat de meerwerkkosten met betrekking tot het personeel zijn gemaakt en zij betwist de hoogte van deze post. Deze kosten zijn immers inbegrepen in de tarieven voor het materieel.
Volgens [gedaagde in conventie] zijn de posten 0010 t/m 0030 reeds inbegrepen in de posten 0010 t/m 0040 van factuur [factuurnummer 10] .
3.111. [gedaagde in conventie] betwist niet dat de berekeningen van [gedaagde in conventie] zijn afgekeurd door de surveyor en dat daardoor de benodigde certificaten niet beschikbaar waren. Dit valt [gedaagde in conventie] toe te rekenen. Niet door [gedaagde in conventie] is betwist dat Mammoet al voorbereidende werkzaamheden had verricht. Feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat dit voor rekening en risico komt van Mammoet, zijn gesteld noch gebleken.
Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat Mammoet er rekening mee had moeten houden dat de berekeningen van [gedaagde in conventie] zouden worden afgekeurd, zijn evenmin gesteld of gebleken. Niet is betwist de stelling van Mammoet dat het voor haar op vrijdag aan het einde van de middag heel onverwachts kwam dat de werkzaamheden niet op maandag 5 november 2018 konden worden uitgevoerd.
Hiervoor is reeds overwogen dat het weer en wind risico conform eerder gemaakte afspraken bij [gedaagde in conventie] lag.
Mammoet heeft [gedaagde in conventie] per e-mail van 2 november 2018 geïnformeerd dat de supervisor (en 70 tonner) voor maandag waren geannuleerd, maar hier gezien de late annulering (na 17.00 uur) wel kosten uit voortvloeien die in rekening zouden worden gebracht.
In de e-mail van 6 november 2018 is gewezen op meerkosten als gevolg van de vertraging in de voorbereidende werkzaamheden. Dat de omvang van de kosten niet in de e-mails is vermeld betekent niet dat de werkzaamheden niet bij [gedaagde in conventie] in rekening kunnen worden gebracht. Mammoet heeft de gemaakte kosten gespecificeerd, zodat het op de weg van [gedaagde in conventie] lag gemotiveerd de omvang van de kosten te betwisten. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. [gedaagde in conventie] heeft ook niet feitelijk onderbouwd dat in de personeelskosten in de materieelkosten zijn inbegrepen.
Op de mondelinge behandeling heeft Mammoet gesteld dat de posten 0010 t/m 0030 betrekking hebben op werkzaamheden in Farmsum en de posten 0010 t/m 0040 van factuur [factuurnummer 10] op werkzaamheden in [plaats] en dus zijn de kosten niet dubbel in rekening gebracht. [gedaagde in conventie] heeft hier niet meer op gereageerd, zodat haar verweer wordt verworpen.
Deze posten zijn dan ook terecht door Mammoet gefactureerd.
posten 0040 t/m 0080 extra huur 700 tonner, 130 tonner, 3 hoogwerkers en de extra inzet van supervisors
3.112. Mammoet stelt dat in verband met de stilstand/vertraging als gevolg van onstuimige weersomstandigheden voor rekening van [gedaagde in conventie] komen. Ter onderbouwing beroept Mammoet zich op de e-mail van 19 november 2018 (productie 40 van Mammoet).
3.113. [gedaagde in conventie] voert aan dat de werkzaamheden onder de scope van de overeenkomst vallen. Uit productie 40 volgt niet dat de kosten in verband met vertraging van de werkzaamheden door het weer voor rekening zouden komen van [gedaagde in conventie] . Mammoet heeft nimmer gewezen op de noodzaak van de hieruit voortvloeiende kosten ad € 13.500,00.
[gedaagde in conventie] voert aan dat de kosten voor de 700 tonner tevens zijn inbegrepen in het meerwerkoverzicht van 15 oktober 2018 en de meerwerkfactuur van 15 november 2018. De kosten voor de 130 tonner zijn als minderwerk verrekend in het overzicht van 15 oktober 2018. De kosten voor de spanbak zijn opgenomen op het meerwerkoverzicht van 15 oktober 2018 en de meerwerkfactuur van 15 november 2018 maar zijn ook inbegrepen in post 0080 van [factuurnummer 11] . De posten 0040 t/m 0080 van [factuurnummer 11] zijn al inbegrepen in post 0040 van [factuurnummer 10] .
Verder zijn de opgevoerde personeelskosten (post 0050 en 0060) al inbegrepen in de kraantarieven.
3.114. In de als productie 40 door Mammoet overgelegde e-mail van 19 november 2018 van Mammoet aan [gedaagde in conventie] staat het volgende vermeld:
‘Zoals zojuist besproken ligt het weer en wind risico conform eerder gemaakte afspraken met [naam 2] en [naam 3] bij [gedaagde in conventie] .
Vanmorgen is door [gedaagde in conventie] besloten het opbouwen van de kraan vandaag te annuleren. Omdat het personeel en materiaal al aanwezig was laten we wel alvast iedereen de veiligheidsfilm kijken.
Wel wil ik erop wijzen dat de gemaakte kosten voor vandaag zullen worden doorberekend aan [gedaagde in conventie] .
(…)’
Gelet op de inhoud van deze e-mail had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen nader te onderbouwen dat partijen niet hebben afgesproken dat de extra kosten als gevolg van de weersomstandigheden voor rekening van [gedaagde in conventie] komen. Dit heeft [gedaagde in conventie] nagelaten. [gedaagde in conventie] voert ook niet aan dat zij Mammoet in reactie heeft meegedeeld dat de kosten voor rekening van Mammoet komen.
Op de mondelinge behandeling heeft Mammoet gesteld dat de kosten voor de 700 tonner, 130 tonner en spanbak op de meerwerkfactuur en de [factuurnummer 10] zien op meerwerk tot en met 13 november 2018. De posten 0040 t/m 0080 op de onderhavige factuur hebben betrekking op gemaakte kosten op 19 november 2018 tot en met 21 november 2018, zodat geen sprake is van dubbel factureren. Hier heeft [gedaagde in conventie] niet meer op gereageerd, zodat haar verweer dat kosten dubbel in rekening zijn gebracht wordt verworpen.
Het verweer van [gedaagde in conventie] dat de opgevoerde personeelskosten (post 0050 en 0060) al zijn inbegrepen in de kraantarieven, is niet feitelijk onderbouwd en zal eveneens worden verworpen.
De posten 0040 t/m 0080 zijn dan ook terecht bij [gedaagde in conventie] in rekening gebracht.
post 0090 extra huur 12 stoppingstonnen en schotten
3.115. Mammoet stelt dat de kosten het gevolg zijn van de wijziging in het transport, te weten dat het transporteren, lossen, hijsen en plaatsen van de twee tankdelen niet langer gedurende één aaneengesloten periode zou worden uitgevoerd, maar in twee fasen, dit conform het verzoek van [gedaagde in conventie] althans haar opdrachtgever DOW. Per e-mail van 2 november 2018 (productie 34 van Mammoet) heeft [gedaagde in conventie] expliciet akkoord gegeven op de meerkosten die zouden ontstaan doordat de twee tankdelen een aantal weken op site stonden. De extra huurkosten zijn dan ook terecht in rekening gebracht, aldus Mammoet.
3.116. [gedaagde in conventie] voert aan dat de werkzaamheden onder de scope van de overeenkomst vallen. Uit de e-mail van 2 november 2018 volgt niet dat [gedaagde in conventie] akkoord is gegaan met de meerwerkpost. Mammoet heeft haar niet gewezen op deze meerwerkposten en de noodzaak van de hieruit voortvloeiende kosten. [gedaagde in conventie] betwist dat deze kosten zijn gemaakt en zij betwist de omvang van deze kosten.
3.117. Bij e-mail van 1 november 2018 heeft Mammoet aan [gedaagde in conventie] het volgende meegedeeld:
‘(…) [gedaagde in conventie] gaat akkoord met het feit dat deze werkwijze meerwerk met zich meebrengt aangezien de tanks nu een aantal weken op site op een nader te bepalen positie op stoppingen afgezet moeten worden en wellicht later bij gereden moeten worden. Dit ongeacht of de opdrachtgever deze meerkosten wil/gaat vergoeden.’
In de e-mail van 2 november 2018 van [gedaagde in conventie] aan Mammoet staat vermeld:
‘ [gedaagde in conventie] gaat akkoord dat de 2 delen een aantal weken on site staan en dat dit eventuele meerkosten tot gevolg heeft. Na enkele weken, in overleg met Dow, wordt de hijsactie afgerond.’
Gelet hierop kan [gedaagde in conventie] niet volstaan met het verweer dat de werkzaamheden onder de scope van de overeenkomst vallen en had zij haar verweer feitelijk dienen te onderbouwen.
[gedaagde in conventie] betwist niet dat de 2 delen een aantal weken on site hebben gestaan. Gelet hierop had [gedaagde in conventie] als professionele partij kunnen en moeten begrijpen dat [gedaagde in conventie] meerwerkkosten in rekening zou brengen. Indien [gedaagde in conventie] hier niet mee akkoord wenste te gaan had zij [gedaagde in conventie] hierover voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden dienen te informeren. Gesteld noch gebleken is dat zulks is gebeurd.
Mammoet heeft de kosten gespecificeerd en gelet hierop had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen feitelijk te onderbouwen dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Dit heeft zij nagelaten. De kosten zijn dan ook voor rekening van [gedaagde in conventie] .
post 0110 stilstand personeel en kranen op 22 november 2018
3.118. Mammoet stelt dat deze kosten de stilstand van het personeel betreffen als gevolg van het feit dat er op 22 november 2018 geen werkvergunning beschikbaar was. Conform de overeenkomst is het verkrijgen van werkvergunningen op de locatie van DOW te Farmsum een verantwoordelijkheid van [gedaagde in conventie] (productie 2 c van Mammoet). Gedurende 50 minuten heeft het personeel, en daarmee ook het materieel, stilgestaan.
3.119. [gedaagde in conventie] voert aan dat het gebruik van kranen voor het hijsen en lossen onder de oorspronkelijke overeenkomst valt. [gedaagde in conventie] betwist dat het personeel en materieel 50 minuten hebben stilgestaan vanwege het ontbreken van een werkvergunning. Bovendien zijn de personeelskosten verwerkt in het tarief van de kranen.
3.120. Op de mondelinge behandeling stelt Mammoet dat stilstand nooit is inbegrepen in de tarieven voor de kranen. Van de stilstand blijkt uit het meerwerkoverzicht ‘REV 3’ (productie 59 van Mammoet). In regel 53 staat:
‘Stilstaand personeel en kranen (250 tonner en 700 tonner op 22-11 7:00-8:15 ivm niet aanwezig zijnde werkvergunning en werkvergunningshouder DOW (die om 7:50 uur binnenkwam).’Mammoet stelt dat het meerwerkoverzicht op 26 november 2018 door [naam 2] van Mammoet met [naam 4] van [gedaagde in conventie] is besproken, zodat [gedaagde in conventie] wist van de stilstand en de extra kosten die daardoor waren gemaakt. Hier heeft [gedaagde in conventie] niet meer op gereageerd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Het verweer van [gedaagde in conventie] wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
posten 0160 en 0170 extra inzet 750 tonner en supervisor
3.121. Mammoet stelt dat in de opdrachtbevestiging is overeengekomen dat het stellen van de tankdelen 2 x 2 uren in beslag zou nemen (2 uur per tankdeel). De extra inzet heeft 3 uur geduurd. Bij het stellen van de tankdelen is vertraging opgetreden omdat het topdeel niet paste op het bodemdeel. Dit was te wijten aan een afwijking in de maatvoering en een te kleine vangconstructie. [gedaagde in conventie] heeft vervolgens de vangconstructie gedeeltelijk weggeslepen met hulp van twee supervisors van Mammoet. De werkzaamheden zijn eveneens vertraagd doordat [gedaagde in conventie] geen werkvergunning gereed had voor haar eigen personeel in de hoogwerkers, de door [gedaagde in conventie] gehuurde hoogwerkers te licht waren om de lassers en een lasapparaat te dragen, het materieel van [gedaagde in conventie] faalde en er slechts 1 lasser kon lassen in plaats van de geplande 4 lassers. Zowel de 750 tonner als de supervisor hebben buiten de scope van de overeenkomst extra werkzaamheden verricht waarvoor Mammoet dient te worden gecompenseerd door [gedaagde in conventie] .
Mammoet stelt dat uit de tijdlijn zoals opgenomen in het uitvoerdersrapport van 18 januari 2019 (productie 42 van Mammoet) blijkt dat het stellen van het topdeel alleen al meer dan 4 uur in beslag heeft genomen.
3.122. [gedaagde in conventie] voert aan Mammoet haar niet heeft gewezen op dit meerwerk en de noodzaak van de daaruit voortvloeiende kosten. Dat [gedaagde in conventie] gebruik zou hebben gemaakt van de twee supervisors van Mammoet en de 750 tonner wordt door Mammoet niet onderbouwd. [gedaagde in conventie] betwist dat deze kosten zijn gemaakt en de omvang van deze kosten. Gelet op het feit dat de supervisor en het materieel al aanwezig waren op de locatie zal Mammoet bovendien geen schade hebben geleden in geval zij wel waren ingezet.
3.123. Niet door [gedaagde in conventie] is betwist dat in de opdrachtbevestiging is overeengekomen dat het stellen van de tankdelen 2 x 2 uren in beslag zou nemen (2 uur per tankdeel). Uit het uitvoerdersrapport blijkt dat het aanslaan van bodemdeel aan kraan om 08:45 uur is gestart en dat om 18:30 uur de tank zover vast is dat kraan los kan.
Bij de overige opmerkingen op de tweede pagina van het uitvoerdersrapport staat
’09:15 – 11.00 stilstand om discussie vervorming tank
14:00 – 18.30 koppelen top op bodemdeel
14:00 – 17:00 Mammoet moet [gedaagde in conventie] helpen om tank in zoekers te krijgen’.
Gelet hierop had het op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om haar verweer dat geen extra werkzaamheden zijn verricht, nader te onderbouwen. Dit heeft zij echter nagelaten. Verder had [gedaagde in conventie] als professionele partij kunnen en moeten begrijpen dat de extra werkzaamheden meerwerkkosten met zich zouden brengen en door [gedaagde in conventie] in rekening zouden worden gebracht.
Het verweer van [gedaagde in conventie] wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd verworpen.
Ook de posten 0160 en 0170 zijn terecht door Mammoet bij [gedaagde in conventie] in rekening gebracht.
3.124. Dit betekent dat [gedaagde in conventie] gehouden is de [factuurnummer 11] d.d. 5 juni 2020 € 50.670,26 te voldoen.
3.125. Uit het vorenstaande volgt dat de onder b. gevorderde hoofdsom van € 161.191,66 toewijsbaar is.
rente
3.126. Mammoet stelt primair dat [gedaagde in conventie] over de verschuldigde factuurbedragen conform artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden van Mammoet de contractuele rente van 1,5% per maand is verschuldigd.
3.127. [gedaagde in conventie] betwist dat tussen partijen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Mammoet is overeengekomen. [gedaagde in conventie] voert aan dat de algemene voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst of eerdere overeenkomsten aan haar ter hand zijn gesteld en zij beroept zich op vernietiging van (onder andere) artikel 6.4 van de algemene voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 6:233 aanhef en sub b BW.
3.128. Als de betreffende algemene voorwaarden tussen partijen zouden zijn overeengekomen dient het beroep van [gedaagde in conventie] op vernietigbaarheid van de artikel 6.4 van die voorwaarden te worden beoordeeld. Van belang daarbij is allereerst of [gedaagde in conventie] een redelijke mogelijkheid is geboden om van die voorwaarden kennis te nemen. Uit artikel 6:234 lid 1 BW volgt dat daarvoor nodig is dat de gebruiker hetzij deze voorwaarden vóór of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld, hetzij, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, vóór de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend heeft gemaakt dat de voorwaarden bij hem ter inzage liggen of bij een door hem opgegeven Kamer van Koophandel of griffie van een gerecht zijn gedeponeerd, alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden. [gedaagde in conventie] stelt onweersproken dat Mammoet haar de algemene voorwaarden niet bij of vóór de contractsluiting aan ter hand heeft gesteld terwijl zulks redelijkerwijs mogelijk was.
Mammoet stelt dat [gedaagde in conventie] op grond van artikel 6:235 BW geen beroep kan doen op de vernietigingsgrond van artikel 6:234 BW. [gedaagde in conventie] betwist dat zij een grote onderneming is in de zin van artikel 6:235 lid 1 BW. Mammoet stelt vervolgens niet gemotiveerd dat [gedaagde in conventie] een onderneming is als bedoeld in artikel 6:235 lid 1 BW, terwijl dit wel op haar weg had gelegen.
Mammoet stelt verder nog dat zij er in haar opdrachtbevestiging op heeft gewezen dat de voorwaarden op haar website beschikbaar zijn en dat op grond van artikel 6:230b onder 6 BW en in artikel 6:230c BW de algemene voorwaarden op deze wijze mogen worden verstrekt. Een beroep op de artikelen 6:230 b en 6:230c BW is echter slechts mogelijk door een dienstverrichter die diensten verricht als bedoeld in de dienstenrichtlijn 2006/1223/EG. Door Mammoet is niet betwist het verweer van [gedaagde in conventie] dat de dienstenrichtlijn niet van toepassing is op het onderhavige vervoer.
Het beroep van [gedaagde in conventie] op vernietigbaarheid van artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden slaagt dan ook. Mammoet kan derhalve geen aanspraak maken op contractuele rente.
In het midden kan dan blijven of de algemene voorwaarden van Mammoet tussen partijen zijn overeengekomen.
3.129. Tegen de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente is door [gedaagde in conventie] geen verweer gevoerd, zodat deze toewijsbaar is.
vordering c. van Mammoet (beslagkosten)
3.130. Mammoet vordert [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 3.525,88 (€ 1.755,88 voor verschotten en € 1.770,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.770,00)).
vordering e. van Mammoet (buitengerechtelijke kosten)
3.131. Mammoet maakt aanspraak op een bedrag van € 3.998,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Door Mammoet is echter niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat [gedaagde in conventie] in beginsel geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd. In dit geval is echter sprake van een handelsovereenkomst die op of na 16 maart 2013 is gesloten, waarbij de contractuele betalingstermijn is verstreken, zodat een bedrag van € 40,00 ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht.
de vorderingen van [gedaagde in conventie]
3.132. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen over de oorzaak van de schade aan het bodemdeel volgt dat vorderingen a. t/m c. van [gedaagde in conventie] dienen te worden afgewezen.
3.133. [gedaagde in conventie] legt aan vorderingen d. t/m f. het volgende ten grondslag. [gedaagde in conventie] stelt dat Mammoet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door beslag te leggen en vervolgens door, ondanks de bereidwilligheid van [gedaagde in conventie] om een voorstel te doen en een bankgarantie te stellen, toch de nadelige gevolgen van het beslag in stand te houden door een reactie op het voorstel van [gedaagde in conventie] voor onbepaalde tijd uit te stellen. [gedaagde in conventie] was vervolgens genoodzaakt een kort geding te starten om een spoedige reactie van Mammoet te ontlokken. Mammoet is dan ook gehouden de kosten die verband houden met het stellen van de bankgarantie en de advocaatkosten te voldoen.
3.134. Hiervoor is geoordeeld dat Mammoet een vordering op [gedaagde in conventie] heeft, zodat het beslag niet onrechtmatig is gelegd. Dit betekent dat de kosten met betrekking tot de gestelde zekerheid (ter opheffing van de beslagen) voor rekening van [gedaagde in conventie] dienen te blijven en er geen grond is voor een retournering van de originele bankgarantie.
3.135. De stelling van [gedaagde in conventie] dat Mammoet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld omdat zij de beslagen te laat heeft opgeheven wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd. Gebleken is dat partijen hebben onderhandeld over de opheffing van de beslagen. Dat Mammoet langer de tijd nodig had om over het voorstel van [gedaagde in conventie] na te denken dan voor [gedaagde in conventie] acceptabel was, betekent niet dat Mammoet onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie] heeft gehandeld. Dat zou slechts anders kunnen zijn indien door [gedaagde in conventie] zekerheid was aangeboden zonder nadere voorwaarden. Daarvan was echter geen sprake. Niet betwist is immers de stelling van Mammoet dat [gedaagde in conventie] aan haar bereidheid om zekerheid te stellen de voorwaarde had gekoppeld dat Mammoet hetzelfde zou doen voor haar vordering. Het is vervolgens de keuze van [gedaagde in conventie] geweest om Mammoet in kort geding te dagvaarden en vervolgens de voorwaarde van zekerheidstelling aan de zijde van Mammoet te laten vallen, zodat partijen alsnog een minnelijke regeling konden bereiken over de opheffing van de door Mammoet gelegde beslagen.
3.136. Vorderingen d. t/m f. van [gedaagde in conventie] zullen dan ook worden afgewezen.
3.137. Nu [gedaagde in conventie] geen vordering op Mammoet heeft komt [gedaagde in conventie] in conventie ook geen beroep op opschorting of verrekening toe.
proceskosten
3.138. [gedaagde in conventie] zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.139. In conventie worden de kosten aan de zijde van Mammoet op basis van de toegewezen bedragen begroot op:
- dagvaarding € 86,40
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
€ 7.801,00(3,0 punten × tarief € 1.770,00 en 1,0 punt x tarief € 2.491,00 (mondelinge behandeling))
Totaal € 12.018,40
3.140. In reconventie worden de kosten aan de zijde van Mammoet begroot op € 3.736,50 (3,0 punten x factor 0,5 x tarief € 2.491,00) aan salaris advocaat.
3.141. De rechtbank ziet geen aanleiding [gedaagde in conventie] in reconventie te veroordelen tot betaling van het door Mammoet bij dupliek in reconventie verzochte bedrag van € 20.000,00. De stellingen die [gedaagde in conventie] aan haar vordering in reconventie ten grondslag heeft gelegd stemmen grotendeels overeen met het door haar in conventie gevoerde verweer. De reactie van Mammoet in de beide procedures stemt ook grotendeels overeen. In conventie heeft Mammoet geen vergoeding van de werkelijke proceskosten gevorderd. Daarnaast heeft Mammoet geen specificatie van de gestelde kosten overgelegd. Reeds op grond hiervan is er geen reden aanwezig voor een vergoeding van € 20.000,00.
3.142. De in conventie (vordering d.) en reconventie gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar zoals in het dictum vermeld en met in achtneming van het volgende. Mammoet vordert in conventie een bedrag van € 246,00 zonder betekening en een verhoging van € 82,00 in geval van betekening. Terzake van de kosten zonder betekening wordt in conventie en reconventie het geldende tarief van € 255,00 toegewezen.
Nu de rechtbank niet meer mag toewijzen dan gevorderd zal het gevorderde bedrag van 82,00 en niet het geldende tarief van € 85,00 worden toegewezen.
3.143. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten is eveneens toewijsbaar.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan Mammoet te betalen een bedrag van € 189.049,85 (éénhonderdnegenentachtigduizend negenenveertig euro en vijfentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf de vervaldag van de facturen tot aan de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan Mammoet te betalen een bedrag van € 161.191,66 (éénhonderdéénenzestigduizend éénhonderdéénennegentig euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 23 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan Mammoet te betalen een bedrag van € 40,00 (veertig euro) aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.525,88 (drieduizendvijfhonderdvijfentwintig euro en achtentachtig cent),
4.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Mammoet tot op heden begroot op € 12.018,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.8.
wijst de vorderingen af,
4.9.
veroordeelt [eiseres in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Mammoet tot op heden begroot op € 3.736,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.10.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
4.11.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.12.
verklaart dit vonnis in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.