ECLI:NL:RBZWB:2023:919

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/02/403576 / FA RK 22-5227
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Combee
  • A. Phillips
  • J. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een voogdij over een minderjarige na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voogdij over een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is overleden, en de vader is niet met het gezag belast. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om advies over de voogdij. De Raad heeft geadviseerd om de oom van [minderjarige], [naam oom 1], te belasten met de voogdij, omdat dit in het belang van [minderjarige] zou zijn. De vader heeft verzocht om met het gezag over [minderjarige] te worden belast, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder bij leven heeft aangegeven dat [naam oom 1] als voogd moest worden aangewezen. De rechtbank heeft de wens van de moeder gevolgd en [naam oom 1] benoemd tot voogd. De rechtbank heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] in haar huidige sociale omgeving kan blijven en dat de vader, ondanks het ontbreken van gezag, een rol in haar leven kan blijven spelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat [minderjarige] snel duidelijkheid heeft over haar voogdij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/403576 / FA RK 22-5227
Datum uitspraak: 14 februari 2023
Beschikking van de rechtbank over de voogdij
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.J.C. Odekerken, te Breda,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
[naam oom 1],
hierna te noemen: [naam oom 1] ,
wonende te [woonplaats 2] .
De rechtbank merkt als informant aan:
[naam oom 2],
Hierna te noemen: [naam oom 2] ,
wonende te [woonplaats 3] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 18 november 2022, ingekomen bij de griffie op 18 november 2022;
- de beschikking van deze rechtbank van 16 september 2022;
- het op 11 januari 2023 ontvangen verweerschrift, tevens houdend zelfstandig verzoek van mr. Odekerken;
- het op 17 januari 2023 ontvangen e-mailbericht van de vader.
1.2
Op 17 januari 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- namens de vader, mr. Odekerken;
- [naam oom 1] ;
- [naam oom 2] ;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.
[minderjarige] heeft op 13 januari 2023 met de voorzitter gesproken en op 17 januari 2023 voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de meervoudige kamer.

2.De feiten

2.1
Uit de akte van overlijden d.d. [overlijdensdatum] blijkt dat de moeder van [minderjarige] , [naam] is overleden. Zij oefende alleen het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 september 2022 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .
2.3
De moeder heeft in het gezagsregister haar broer, [naam oom 1] , aangewezen tot voogd.
2.4
[minderjarige] verblijft bij [naam oom 2] , de broer van moeder.

3.De verzoeken

3.1
De Raad verzoekt op grond van 1:253g lid 1 jo lid 3 BW, de heer [naam oom 1] , geboren op [geboortedag 2] 1978 te [geboorteplaats 2] (inmiddels de Democratische Republiek van Congo) te belasten met de voogdij over [minderjarige] .
3.2
De vader verzoekt:
I. het verzoek van de Raad af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen;
II. te bepalen dat hij met het gezag over [minderjarige] wordt belast.

4.De standpunten

4.1
Namens de Raad is naar voren gebracht dat sinds het raadsrapport is afgerond, de afstand tussen [minderjarige] en haar vader verder is vergroot. [minderjarige] is bijna 17 jaar en heeft haar hele leven samengeleefd met haar moeder en de familie van de moeder. Er is in het onderzoek gekeken naar de verschillende wensen en mogelijkheden om in het gezag/ de voogdij over [minderjarige] te voorzien. Leidend daarbij is de aantekening, en dus de wens van de moeder, om [naam oom 1] te belasten met het gezag over [minderjarige] op het moment dat zij zou komen te overlijden. Die wens is bij leven en welzijn vastgelegd. [minderjarige] geeft veel om de mensen om haar heen en heeft ook sterke loyaliteitsgevoelens richting haar vader. Die is te pas en te onpas in haar leven betrokken geweest. Haar stabiele basis is hier in Nederland. [minderjarige] heeft het fijn bij het gezin van [naam oom 2] . Zij heeft in [plaats] haar school en sociale leven. Zij heeft veel angst dat haar vader haar, bij toewijzing van zijn verzoek, naar België zal halen. Daarnaast heeft de vader forse uitspraken gedaan, waardoor de Raad ervan overtuigd is dat met het volgen van de wens van de moeder het meest tegemoet gekomen wordt aan de belangen van [minderjarige] . De Raad kan zich de pijn van [minderjarige] heel goed voorstellen als de vader aangeeft dat hij geen vader meer voor haar kan zijn als hij niet met het gezag wordt belast. Een beschikking van de rechtbank waarbij bepaald is dat je gezag hebt maakt je geen vader, dat moet daaromheen gebeuren, aldus de Raad. De vader had zich het afgelopen jaar kunnen inzetten om de band met [minderjarige] verder op te bouwen, maar het lijkt erop alsof hij zijn inspanningen laat afhangen van de uitkomst van deze procedure. Zo is gebleken dat de vader, sinds het advies van de Raad, zich wat meer heeft teruggetrokken. De Raad heeft oog gehad voor de neutrale positie die de GI inneemt in deze situatie, maar benadrukt dat een natuurlijk persoon binnen de familiesfeer altijd voorrang geniet boven een neutraal persoon. Daarbij is de wens van de moeder, die wordt ondersteund door [minderjarige] , leidend geweest. De Raad verwacht dat als de vader en beide broers van de moeder met elkaar het gesprek aangaan, er afspraken gemaakt kunnen worden over de toekomst. [minderjarige] heeft haar moeder verloren en het is in haar belang dat zij daarnaast niet het contact met andere familieleden verliest.
4.2
De vader stelt dat er na het overlijden van de moeder een discussie is gerezen tussen hem en de familie van de moeder over de zorg voor [minderjarige] . De vader stelt dat er altijd sprake was van een redelijk tot goed contact met de moeder en dat hij en de moeder waar nodig overleg hadden over zaken die [minderjarige] aangingen. Volgens de vader heeft de moeder op haar sterfbed aan hem verklaard dat zij graag zou zien dat na haar overlijden de vader voor [minderjarige] zou gaan zorgen. Dit is op video vastgelegd en ook gedeeld met de betrokkenen. De vader is er nadien achter gekomen dat de moeder haar broer [naam oom 1] al eerder als voogd heeft aangewezen. De feitelijke verzorging en opvoeding gebeurt door een andere broer van de moeder. Hierdoor wordt de vader buitenspel gezet, althans dat is zijn gevoel. Dat de vader de wens heeft om met het gezag te worden belast, betekent niet dat hij [minderjarige] ook naar Brussel wil halen om in zijn gezin op te nemen. Dat is namelijk niet te bedoeling van de vader. Hij wil [minderjarige] niet weghalen uit haar huidige sociale omgeving. Dit neemt overigens niet weg dat hij [minderjarige] graag in de buurt wil hebben, maar hij begrijpt de wens van [minderjarige] en respecteert deze. Namens de vader is daarbij tijdens de mondelinge behandeling aangevuld dat er sprake is van een moeizame verstandhouding tussen hem en de broers van de moeder. Dat is volgens de vader ook de reden dat het contact tussen hem en [minderjarige] is verwaterd. Als de vader niet met het gezag belast wordt dan heeft hij geen voet meer tussen de deur, zal hij (nog verder) buitenspel gezet worden en dat zal ongetwijfeld consequenties hebben voor het contact wat hij met [minderjarige] heeft. De stelling dat de vader de afgelopen jaren een beperkte rol heeft gehad in het leven van [minderjarige] behoeft nuance. Zo heeft de vader middels een procedure getracht een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te laten stellen. Er zijn toen afspraken gemaakt, maar uiteindelijk bleek de moeder daar niet achter te staan. De vader wil graag invulling geven aan zijn vaderrol en [minderjarige] helpen bij het nemen van beslissingen. Mocht de rechtbank beslissen om de vader niet met het gezag te belasten, dan verzoekt de vader de GI als neutrale partij te belasten met de voogdij.
4.3
Namens de GI is naar voren gebracht dat er sprake is van minimaal contact tussen de vader en [minderjarige] . Dit komt enerzijds doordat [minderjarige] het druk heeft met school en anderzijds door de druk van deze procedure. De GI vervult geen actieve rol in het contact tussen [minderjarige] en haar vader dus zij is niet op de hoogte hoe dit precies wordt ingevuld. De GI heeft gezorgd voor een aanmelding bij [zorginstelling] ten behoeve van het organiseren van hulp vanuit de voorziening voor pleegzorg bij [naam oom 2] . Deze screening loopt. De GI merkt op dat de inhoud van het raadsrapport de toch al broze verhoudingen nog verder op scherp heeft gezegd. De GI was niet bekend met het standpunt van de vader dat hij zich neer zou leggen bij een verblijf van [minderjarige] in [plaats] .
4.4
[naam oom 2] heeft verklaard dat het naar omstandigheden goed gaat met [minderjarige] . Zij heeft haar plaats bij hen gevonden en kan bij hen blijven wonen. Zij zit in een rouwproces, maar pakt ondanks dat haar school op en ook heeft ze sociale contacten. [naam oom 2] betwist uitdrukkelijk dat hij of zijn broer [naam oom 1] contact tussen [minderjarige] en haar vader in de weg staat. [naam oom 2] is bereid om de vader thuis te ontvangen en wil zelfs [minderjarige] naar Brussel brengen om contact te faciliteren. De vader gaat daar echter niet op in. De vader heeft forse uitspraken gedaan. Dat heeft veel impact gehad op [minderjarige] , die ook het verlies van haar moeder moet verwerken. Het is moeilijk voor haar om daarmee om te gaan. [naam oom 2] heeft de vader uitgenodigd om het gesprek aan te gaan, maar de vader houdt dit af en wil alleen met [minderjarige] spreken.
4.5
[naam oom 1] heeft verklaard dat hij bereid is om de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. [minderjarige] blijft dan bij het gezin van [naam oom 2] wonen. Hij is van mening dat de vader zijn verantwoordelijkheid moet nemen voor [minderjarige] . Er is in de vier maanden voordat de moeder overleed normaal contact geweest tussen [minderjarige] en haar vader, totdat haar moeder overleed. In de periode daarvoor was er sprake van zeer weinig contact. [naam oom 1] betreurt het dat vader forse en voor [minderjarige] kwetsende uitspraken heeft gedaan bij de Raad. [naam oom 1] benadrukt dat als [minderjarige] contact met haar vader wil, hij dat zeker zal stimuleren. [naam oom 1] is verrast door het gewijzigde standpunt van de vader dat hij [minderjarige] in Nederland wil laten wonen.
4.6
[minderjarige] heeft bij de rechtbank aangegeven dat alles in het raadsrapport is opgenomen.

5.De beoordeling

Van rechtswege gezagsverhoudingen
5.1
De rechtbank dient allereerst vast te stellen wie van rechtswege met het gezag is belast en of deze personen nog steeds met gezag zijn belast. Op 1 mei 2011 is het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKBV 1996) voor Nederland in werking getreden. [minderjarige] is echter hiervoor geboren. Op het moment van haar geboorte was het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 (hierna: HKBV 1961) van toepassing. Ingevolge artikel 3 HKBV 1961 wordt een gezagsverhouding die van rechtswege voortvloeit uit de interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is in alle Verdragsstaten erkend. De rechtbank dient derhalve vast te stellen welke nationaliteit [minderjarige] heeft.
5.2
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] in ieder geval de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank stelt ook vast dat beide ouders niet in Nederland geboren zijn. Zo is de vader in de Republiek Congo geboren en de moeder in [geboorteplaats 3] . Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de moeder voor de komst naar Europa de Burundese nationaliteit bezat en de vader de Congolese nationaliteit. Daardoor rijst de vraag of [minderjarige] mogelijk (ook) een andere nationaliteit heeft. Uit de standpunten van partijen is gebleken dat beide ouders voor de geboorte van [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen. Tijdens de mondelinge behandeling is gesteld dat beide ouders geen handelingen hebben verricht om afstand te doen van hun oorspronkelijke nationaliteit.
5.3
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit vrijwillig verkregen. Op grond van artikel 26 jo. 1 Congolese Nationaliteitswet 2004 verliest de vader van rechtswege zijn Congolese nationaliteit indien hij vrijwillig een vreemde nationaliteit aanneemt.
5.4
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit vrijwillig verkregen. Op grond van artikel 15 sub a jo. de laatste alinea Wetsdecreet nr. 1/93 van 10 augustus 1971 betreffende de Wet op de Burundese Nationaliteit verliest een persoon van rechtswege de Burundese nationaliteit indien hij vrijwillig een vreemde nationaliteit aanneemt.
5.5
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat ten tijde van de geboorte van [minderjarige] beide ouders alleen in het bezit waren van de Nederlandse nationaliteit. Dit betekent dat [minderjarige] ook alleen de Nederlandse nationaliteit bezit. De vraag wie van rechtswege met het gezag is belast wordt derhalve door het Nederlandse recht beheerst.
5.6
Ten tijde van de geboorte van [minderjarige] stond alleen de moeder in familierechtelijke betrekking tot [minderjarige] . Op grond van artikel 1:253b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is alleen de moeder van rechtswege met het gezag belast. Op 31 juli 2022 is de moeder van [minderjarige] overleden. Hierdoor is er na haar overlijden een gezagsvacuüm ontstaan en moet er in het gezag over [minderjarige] worden voorzien.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.7
Aangezien de vader in België woont, draagt deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank dient derhalve eerst vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de vader. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de bevoegdheidsregels van de Brussel II-ter Verordening nu het verzoek na 1 augustus 2022 is ingediend. De rechtbank ontleent haar internationale bevoegdheid in dit geval aan de hoofdregel in artikel 7 lid 1 Brussel II-ter, namelijk de gewone verblijfplaats van het kind is in Nederland.
5.8
Op grond van artikel 15 HKBV 1996 is het Nederlands recht van toepassing op dit verzoek als zijnde de
lex fori.
Inhoudelijke beoordeling
5.9
Bij beschikking van 16 september 2022 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .
5.1
De rechtbank is verzocht zich uit te laten over een definitieve gezagsvoorziening over [minderjarige] .
5.11
Ingevolge artikel 1:253g BW kan de rechter ambtshalve bepalen dat, indien van de ouders diegene overlijdt die het gezag over hun minderjarige kind alleen uitoefent, de overlevende ouder of een derde met het gezag over het kind wordt belast. De overlevende ouder heeft in dit geval een voorkeurspositie.
5.12
De moeder van [minderjarige] heeft, bij leven en welzijn, op 16 juli 2018 een aantekening laten opnemen in het gezagsregister, waarmee zij [naam oom 1] als beoogd voogd heeft aangewezen om na haar overlijden de voogdij over [minderjarige] uit te oefenen (artikel 1:292, eerste lid, BW en art. 1:244 BW).
5.13
Deze aanwijzing leidt niet automatisch tot de verplichting om ook daadwerkelijk op de door de moeder voorgestane wijze in de voogdij te voorzien. Om de voogdij te aanvaarden moet de aangewezen persoon de voogdij aanvaarden door het afleggen van een verklaring bij de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling van 17 januari 2023 heeft [naam oom 1] zich bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
5.14
De rechtbank stelt vast dat de Raad een uitgebreid advies heeft uitgebracht over de vraag wie in zijn optiek belast dient te worden met het gezag/de voogdij over [minderjarige] . Daarbij heeft de Raad ook gekeken naar de optie om de vader met het gezag te belasten. Kort samengevat heeft de Raad verklaard dat het belang van [minderjarige] zich ertegen verzet dat vader met het gezag over [minderjarige] wordt belast. De vader heeft, ten tijde van het advies en bij de Raad, aangegeven dat hij de dagelijkse zorg en opvoeding van [minderjarige] wil dragen, wat zou betekenen dat [minderjarige] bij zijn gezin in Brussel zou gaan wonen. De vader is hier in zijn verweerschrift en bij de mondelinge behandeling op teruggekomen en heeft aangegeven dat hij geenszins van plan is om [minderjarige] uit haar huidige sociale omgeving weg te halen. Dit neemt niet weg dat dit veel impact heeft gehad op [minderjarige] . De mogelijkheid dat zij, indien de vader met het gezag over haar belast wordt, alsnog op ieder moment naar Brussel zou moeten vertrekken als de vader dat zou willen, zorgt voor veel onrust bij haar. [minderjarige] wil haar school in [plaats] afmaken en heeft daar haar hele sociale leven. Daarnaast heeft de vader forse uitspraken gedaan over de gevolgen als hij niet met het gezag over [minderjarige] belast wordt. De vader lijkt onvoldoende inzicht te hebben in de belevingswereld van [minderjarige] en wat voor haar belangrijk is.
De rechtbank kan dit advies van de Raad volgen, wat leidt tot de beslissing dat het verzoek van de vader om hem met het gezag te belasten, zal worden afgewezen. Met de Raad kan de rechtbank begrijpen dat de beslissing om hem niet met het gezag over [minderjarige] te belasten voor de vader heel moeilijk is, maar spreekt daarbij de hoop uit dat de vader in staat is om zich te richten op een duurzame en ontspannen relatie met [minderjarige] . Hij is en blijft ook zonder gezag de vader van [minderjarige] en het is voor haar belangrijk dat hij een rol speelt in haar leven. [naam oom 2] , bij wie [minderjarige] woont, heeft aangegeven dat hij bereid is om het contact tussen [minderjarige] en haar vader te faciliteren.
5.15
Namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat indien hij niet belast wordt met het gezag, hij, gezien de onderlinge verhoudingen, graag zou zien dat de GI belast blijft met de voogdij over [minderjarige] . De rechtbank stelt vast dat dit verzoek niet aan de rechtbank voorligt. De Raad heeft de rol van de GI echter wel meegenomen in haar advies en de rechtbank kan dit advies volgen. Hieruit blijkt dat de onderlinge verstandhoudingen complex zijn, maar dat de GI daarin niet heeft geïnvesteerd, mede omdat de betrokkenen onderling zelf zaken regelen. Daarbij heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij evenmin een rol hebben in het contact tussen [minderjarige] en haar vader omdat dit ook naar hun eigen behoeften wordt ingevuld.
5.16
De Raad heeft de rechtbank verzocht om [naam oom 1] met het gezag te belasten. De rechtbank overweegt dat dit ook de wens is van de moeder die zij heeft laten aantekenen in het gezagsregister. Deze wens wordt ook door [minderjarige] ondersteund. De Raad heeft in haar advies mee laten wegen dat [naam oom 1] altijd intensief bij de moeder en [minderjarige] betrokken is geweest en [minderjarige] serieus neemt in haar wensen en behoeften. Hij zal niet belast zijn met de dagelijkse zorg en behoeften, maar kan het verblijf van [minderjarige] binnen het netwerk ( [naam oom 2] en [naam tante]) ondersteunen. De rechtbank kan het advies van de Raad onderschrijven en acht het benoemen van [naam oom 1] tot voogd over [minderjarige] onder de huidige omstandigheden het meest in haar belang. Dit betekent dat het verzoek van de Raad zal worden toegewezen.
5.17
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.18
De rechtbank vindt het belangrijk dat [minderjarige] zelf van de rechtbank te horen krijgen wat er in deze procedures wordt beslist, maar ook dat de overige betrokkenen weten wat de rechtbank hierover aan [minderjarige] terugkoppelt. Hierna zal de rechtbank zich daarom tot [minderjarige] richten. Deze tekst zal worden overgenomen in de brief die naar haar wordt gestuurd.
Op 13 januari 2023 heb jij een gesprek gehad met de rechter. In dat gesprek heb jij verteld wat je van de zaak vond. De rechter heeft daarna op 17 januari 2023 samen met nog twee andere kinderrechters eerst met jou en daarna met je ooms [naam oom 1] en [naam oom 2] , de advocaat van je vader, de voogdes van de Stichting Jeugdbescherming Brabant en een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming gesproken. De rechtbank heeft naar iedereen geluisterd en daarna goed nagedacht over haar besluit.
De rechtbank vindt het belangrijk dat er iemand is die voor jou de belangrijke beslissingen kan nemen. Je moeder heeft voor haar overlijden officieel laten vastleggen dat zij wil dat jouw [naam oom 1] dit kan doen. [naam oom 1] heeft ook tegen de rechtbank gezegd dat hij dat wil doen. De rechtbank zal de wens van je moeder volgen en beslissen dat jouw [naam oom 1] belangrijke beslissingen over jou mag nemen.
De rechtbank vindt het ook belangrijk dat je duidelijkheid krijgt over de plek waar je verder kan opgroeien. Dat is bij je [naam oom 2] . Uiteraard blijft jouw vader altijd jouw vader, dat verandert niet. Jouw [naam oom 2] heeft tijdens de zitting ook aangegeven dat je vader altijd welkom is bij jullie thuis en dat hij jou, als je dat wil, ook naar Brussel wil brengen om contact met je vader te hebben.
5.19
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
benoemt de heer [naam oom 1] , geboren op [geboortedag 2] 1978 te [geboorteplaats 2] (inmiddels de Democratische Republiek van Congo), tot voogd over [minderjarige] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Combee, voorzitter, mr. Phillips en mr. Sumner, allen kinderrechters in tegenwoordigheid van Rozendaal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.