ECLI:NL:RBZWB:2023:9190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
10670039 VV EXPL 23-68 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en toegang tot gehuurde kamer in kort geding

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] over de vraag of er een huurovereenkomst tot stand is gekomen. [eiser] vordert toegang tot een kamer die hij zou huren van [gedaagde], die deze toegang weigert. De kantonrechter oordeelt dat er inderdaad een huurovereenkomst is ontstaan door aanbod en aanvaarding, ondanks dat de overeenkomst niet door beide partijen is ondertekend. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] toe, omdat hij een spoedeisend belang heeft bij toegang tot de kamer. De rechter stelt vast dat [gedaagde] de sleutels moet afgeven en [eiser] toegang moet verlenen. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van dwangsommen indien hij hier niet aan voldoet. De proceskosten worden ook aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 7 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10670039 \ VV EXPL 23-68
Vonnis in kort geding van 7 december 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
in deze zaak procederende met toevoeging onder [nummer] ,
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of er tussen [eiser] en [gedaagde] een huurovereenkomst tot stand is gekomen, waardoor [gedaagde] aan [eiser] de toegang tot een kamer aan de [adres] in [plaats] moet verschaffen en de sleutels daarvan aan [eiser] moet afgeven. [gedaagde] betwist dat er een huurovereenkomst tot stand is gekomen.
1.2.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat er tussen [eiser] en [gedaagde] een huurovereenkomst tot stand is gekomen en zal de vorderingen van [eiser] toewijzen. De kantonrechter zal hieronder in het vonnis uitleggen waarom dat zo is.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 8 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de aanhouding van de zaak om te kijken of er tussen partijen afspraken gemaakt kunnen worden
- de e-mailberichten van 22 en 23 november 2023 van de gemachtigde van [eiser] , waarin wordt gevraagd een vonnis te wijzen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] . In de woning bevinden zich diverse kamers, die door [gedaagde] worden verhuurd.
3.2.
[gedaagde] heeft voor één van die kamers een huurovereenkomst opgesteld voor [eiser] , met ingangsdatum 1 juni 2023. [eiser] heeft deze overeenkomst (twee keer) ondertekend, waarna deze overeenkomst door [gedaagde] op 19 juni 2023 is ontvangen.
3.3.
Tussen de gemachtigde van [eiser] en [gedaagde] is er (in ieder geval) vanaf 21 juni 2023 via de mail contact geweest over de afgifte van de sleutels aan [eiser] . Ook is tussen [eiser] en [gedaagde] hier (in ieder geval) vanaf 13 juli 2023 per WhatsApp contact over geweest.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat – dat [gedaagde] hem binnen 24 uur na betekening van het vonnis vrije en onbelemmerde toegang tot de gehuurde kamer aan de [adres] te [plaats] verschaft, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. Volgens [eiser] is er tussen [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij aan [eiser] een kamer wordt verhuurd per 1 juni 2023. [eiser] heeft al een maand huur betaald, maar de kamer is nog niet ter beschikking gesteld door [gedaagde] . Ook heeft [eiser] de sleutels nog niet ontvangen, zodat hij daarvan afgifte vordert.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] had de intentie om een huurovereenkomst met [eiser] te sluiten, maar de verstandhouding en de communicatie met [eiser] is zodanig verslechterd dat [gedaagde] heeft afgezien om een overeenkomst te sluiten. Volgens [gedaagde] is er pas sprake van een huurovereenkomst op het moment dat de sleutels zijn overhandigd en de kamer is geïnspecteerd in het bijzijn van [eiser] . [gedaagde] heeft meerdere malen geprobeerd een afspraak in te plannen voor de overdracht van de sleutels, maar [eiser] heeft hier niet aan meegewerkt. Vervolgens heeft [eiser] [gedaagde] daarvoor verwezen naar de advocaat van [eiser] en ook daarna is het niet gelukt om een afspraak te maken. Ook is niet voldaan aan het vereiste uit de huurovereenkomst om die overeenkomst voor 1 juni 2023 in tweevoud ondertekend aan [gedaagde] te retourneren. [gedaagde] heeft de overeenkomst pas op 19 juni 2023 ontvangen. Tevens is de huurovereenkomst niet door [gedaagde] ondertekend.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval. De vordering betreft het toegang verlenen tot een kamer op grond van een overeenkomst, die naar haar aard als spoedeisend kan worden gezien. Bovendien heeft [eiser] onweersproken gesteld dat hij geen andere verblijfplaats heeft waar hij kan verblijven en dat ook de gemeente hem dreigt uit te schrijven, omdat hij feitelijk niet aan de [adres] in [plaats] verblijft. Dit laatste zou betekenen dat [eiser] zijn ziektekostenverzekering verliest.
Toets in kort geding
5.2.
Vervolgens overweegt de kantonrechter dat voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist is dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn. Ook moet in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Er is een huurovereenkomst tot stand gekomen
5.3.
Aan de kantonrechter ligt de vraag voor of er tussen [gedaagde] en [eiser] een huurovereenkomst tot stand is gekomen, waardoor [gedaagde] de vrije en onbelemmerde toegang tot de [adres] aan [eiser] dient te verschaffen en aan hem de sleutels moet afgeven. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dit het geval.
5.4.
Een huurovereenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding, is vormvrij en hoeft niet schriftelijk (met handtekeningen) te worden aangegaan. Ook kan het bestaan van een huurovereenkomst blijken uit de feitelijke gedragingen van betrokken partijen. Vast staat dat [gedaagde] aan [eiser] een schriftelijke huurovereenkomst heeft aangeboden en dat [eiser] deze overeenkomst heeft geaccepteerd. Omdat een overeenkomst niet schriftelijk hoeft worden aangegaan, is het dus niet noodzakelijk dat er een handtekening van zowel [gedaagde] als [eiser] op de (schriftelijke) overeenkomst staat. [gedaagde] heeft een aanbod gedaan waarbij de belangrijkste essentialia staan vermeld, zoals het adres van de kamer, de huurprijs en de ingangsdatum van de overeenkomst. [eiser] heeft de inhoud van deze overeenkomst geaccepteerd, zo blijkt uit de handtekening. Door het aanbod en de aanvaarding is er een overeenkomst tot stand gekomen. Dat [eiser] de overeenkomst pas ná 1 juni 2023 aan [gedaagde] heeft teruggestuurd, is niet relevant voor de totstandkoming van die huurovereenkomst. Uit het door [gedaagde] overgelegde mailbericht van 22 juni 2023 blijkt dat [gedaagde] bereid was om de huurovereenkomst op 1 juli 2023 in te laten gaan, en daarna zelfs nog op een later moment. Dit volgt ook uit de door [gedaagde] overgelegde WhatsApp-berichten. Hierin valt te lezen dat [gedaagde] ook ná 1 juni 2023 nog bereid was om een afspraak in te plannen met [eiser] om de sleutels over te dragen en een inspectieronde te maken. Zelfs op 19 augustus 2023 was [gedaagde] hiertoe nog bereid. Dus naast het feit dat er een overeenkomst tot stand is gekomen door aanbod en aanvaarding, volgt het bestaan van de overeenkomst ook uit de feitelijke gedragingen van [gedaagde] ná 1 juni 2023. Bovendien kan niet gezegd worden dat [eiser] de voorwaarde dat de schriftelijke huurovereenkomst voor 1 juni 2023 teruggestuurd moest worden, had moeten begrijpen als een ontbindende voorwaarde. Aannemelijk is dat de gestelde datum alleen relevant was voor de ingangsdatum van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft na 1 juni 2023 in samenspraak met [eiser] de ingangsdatum van de huurovereenkomst opgeschoven. [gedaagde] is dus zelf op dat moment ook niet uitgegaan van een ontbindende voorwaarde. Pas toen het niet lukte om een afspraak te maken voor de sleuteloverdracht is [gedaagde] teruggekomen op zijn aanbod een huurovereenkomst aan te gaan. Dat is te laat. De huurovereenkomst bestond toen al en kan alleen nog worden beëindigd door ontbinding of opzegging via de daarvoor geldende wettelijke regels.
[gedaagde] moet de toegang tot het gehuurde verlenen aan [eiser] en de sleutels afgeven
5.5.
Omdat tussen [gedaagde] en [eiser] een huurovereenkomst tot stand is gekomen, is voldoende aannemelijk dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure zal slagen. De vorderingen dat [gedaagde] aan [eiser] vrije en onbelemmerde toegang tot de gehuurde kamer moet verlenen en de sleutels aan hem moet geven zullen daarom worden toegewezen.
5.6.
Voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordeling om [eiser] vrije en onbelemmerde toegang te verlenen voldoet, vordert [eiser] dwangsommen. Dit vordert [eiser] als extra drukmiddel zodat [gedaagde] de veroordeling zal nakomen. De kantonrechter zal ook de gevorderde dwangsommen toewijzen. Dit houdt in dat als [gedaagde] niet meewerkt om [eiser] toegang te verlenen, hij een dwangsom van € 100,00 per dag moet betalen voor iedere dag dat [gedaagde] niet meewerkt, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt.
[gedaagde] moet de kosten van de procedure betalen
5.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eiser] . Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het hierna vast te stellen salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding.
5.8.
De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- verschotten BRP (incl. btw) € 0,71
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 529,00 (conform Liquidatietarieven kanton)
- nakosten €
132,00
Totaal € 747,71

6.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan [eiser] vrije en onbelemmerde toegang tot het gehuurde aan de [adres] te [plaats] te verschaffen,
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat hij niet aan de veroordeling om vrije en onbelemmerde toegang te verschaffen voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van de sleutels van het gehuurde aan [eiser] ,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 747,71. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023.