In deze zaak gaat het om de beëindiging van een huurovereenkomst tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte met bovenwoning, waarbij de huurder een coffeeshop exploiteert. De verhuurder heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, omdat er sprake was van ernstige incidenten die de openbare orde verstoorden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder sinds 1 maart 1993 de bedrijfsruimte huurt en dat er meerdere gewelddadige incidenten hebben plaatsgevonden, waaronder beschietingen en een explosie, die verband houden met de exploitatie van de coffeeshop. De burgemeester heeft de sluiting van het pand bevolen vanwege de ernstige verstoring van de openbare orde. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder bevoegd was om de huurovereenkomst te ontbinden en dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid of strijd met de redelijkheid en billijkheid. De vordering tot ontruiming van het pand wordt toegewezen, evenals de vordering tot huurprijsverhoging en betaling van het tekort aan huurpenningen. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten.