ECLI:NL:RBZWB:2023:9224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1346
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering aan werkneemster door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering aan werkneemster door het UWV. Het UWV had op 12 september 2022 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend aan werkneemster, die als volledig arbeidsongeschikt werd beschouwd. Eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, stelde dat werkneemster een IVA-uitkering had moeten ontvangen. De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar arts-gemachtigde en het UWV door mr. M. van Grinsven.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat werkneemster per 25 juli 2022 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank baseert zich op medische rapporten van artsen van het UWV, die de beperkingen van werkneemster hebben beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van werkneemster, voortvloeiend uit de ziekte Moyamoya en psychische klachten, correct zijn vastgesteld. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de beoordeling van het UWV in twijfel trekken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van werkneemster terecht heeft vastgesteld op 100% zonder dat er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1346 WIA

uitspraak van 21 december 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats 1] , eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda).
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[werkneemster], te [plaats 2] , werkneemster.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan werkneemster.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 12 september 2022, met ingang van 25 juli 2022, een loongerelateerde WIA-uitkering aan werkneemster toegekend, op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 10 januari 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de in het besluit van 12 september 2022 vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid in stand gelaten. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar arts-gemachtigde, [naam 1] en voor het UWV is mr. M. van Grinsven verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Niet-ontvankelijkheid beroep werkneemster
2. De rechtbank heeft werkneemster in de gelegenheid gesteld om als derde partij deel te nemen aan deze procedure. Werkneemster heeft op 6 april 2023 op de brief van de rechtbank gereageerd en heeft hierin aangegeven dat ook zij beroep wenst in te stellen. Voor zover werkneemster beoogd heeft om ook beroep in te stellen tegen het bestreden besluit, is dat beroep niet-ontvankelijk. Werkneemster heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 september 2022. Alleen al hierom kan zij geen beroep instellen tegen het bestreden besluit [1] . Werkneemster heeft in beroep geen zienswijze ingediend.
Omvang geschil
3. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat werkneemster per 25 juli 2022 100%, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beroep
4. De rechtbank is van oordeel dat het UWV werkneemster per 25 juli 2022 terecht volledig, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt beschouwt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2
Werkneemster is werkzaam geweest als persoonlijk begeleidster voor gemiddeld 27,82 uur per week. Voordat werk is zij op 27 juli 2020 uitgevallen door lichamelijke klachten. Aan het einde van de wachttijd heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft bij besluit van 12 september 2022 aan werkneemster de in overweging 1.1 aangegeven WIA-uitkering toegekend. In het bestreden besluit heeft het UWV die beslissing in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts [2] en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
[arts] heeft het dossier bestudeerd en heeft werkneemster onderzocht tijdens het spreekuur op 31 augustus 2022. Bij het psychisch onderzoek constateerde de arts dat werkneemster een gedeprimeerde en af en toe suïcidale indruk maakte. Het bewustzijn was normaal en werkneemster wist met enige moeite haar aandacht vast te houden. Bij het lichamelijk onderzoek blijken geen bijzonderheden. Uit het dossier leidt de arts af dat werkneemster lijdt aan de ziekte Moyamoya en dat zij hiervoor een keer per kwartaal onderzocht wordt waarbij regelmatig een MRA van het cerebrum wordt gemaakt. Werkneemster heeft als gevolg van Moyamoya in mei 2020 op verschillende plekken meerdere herseninfarcten gehad. Inmiddels wordt zij intensief behandeld met medicatie, heeft zij een traject met revalidatie ondergaan en wordt zij ook psychologisch ondersteund. De arts stelt als diagnose Cerebro vasculaire aandoening: status na multipele kleine herseninfarcten, obesitas en een depressieve episode. De belangrijkste beperkingen van werkneemster zijn het beperkt vasthouden en verdelen van de aandacht, herinneren, en het overschatten van eigen mogelijkheden. Zij is aangewezen op werk in een voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige storingen of onderbrekingen, deadlines of productiepieken. Zij is aangewezen op werk zonder verhoogd handelingstempo en zonder verhoogd persoonlijk risico. Werkneemster is beperkt in het hanteren van emotionele problemen van zichzelf en van anderen en sterk beperkt in het omgaan met conflicten. Zij is niet geschikt voor werkzaamheden met beroepsmatig vervoer en beperkt voor trillingsbelasting. [arts] stelt een urenbeperking van maximaal twee uur per dag en werkneemster mag ook niet in de avond en in de nacht werken. [arts] verwacht verbetering van de belastbaarheid in het komende jaar of het jaar erop.
[verzekeringsarts b&b] heeft eveneens het dossier bestudeerd, inclusief de medische bezwaargronden van eiseres. De verzekeringsarts b&b heeft op 2 januari 2023 gerapporteerd dat werkneemster een vaataandoening heeft in de hersenen die al geleid heeft tot cva’s met restverschijnselen. Zij is in staat tot fysieke inspanningen, maar er zijn forse psychische klachten met intensievere behandeling. [verzekeringsarts b&b] ziet – voor zover het de beperkingen zelf betreft – geen aanleiding om af te wijken van de beoordeling van [arts] . Voor wat betreft de beoordeling van de ‘duurzaamheid’ van de beperkingen werkt [verzekeringsarts b&b] in de rapportage het beoordelingskader ‘Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen’ (beoordelingskader) uit. Volgens [verzekeringsarts b&b] is verbetering van de belastbaarheid niet uitgesloten [3] . De verzekeringsarts b&b maakt hierbij een onderscheid tussen enerzijds de beperkingen als gevolg van de ziekte van Moyamoya en anderzijds de hierdoor ontwikkelde depressieve klachten. De beperkingen als gevolg van Moyamoya betreffen vooral het persoonlijk en sociaal functioneren en deze beperkingen zullen waarschijnlijk gelijk blijven. De beperkingen door de depressie hebben eveneens betrekking op het persoonlijk en sociaal functioneren, maar voor de depressie krijgt werkneemster psychologische behandeling aangevuld met door de psychiater voorgeschreven medicatie. De behandeling is niet enkel gericht op stabilisatie en dus is in beginsel de verwachting gerechtvaardigd dat de belastbaarheid zal toenemen. Ter onderbouwing van de verwachting van verbetering het komende jaar [4] of erna [5] verwijst de verzekeringsarts b&b naar de fysieke activiteiten van werkneemster, het door haar verrichte vrijwilligerswerk, de eigen verwachting van werkneemster in combinatie met haar behandelingstrouw en het opvolgen van adviezen van haar behandelaars.
De beperkingen en de belastbaarheid van werkneemster zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 september 2022.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b niet is ingegaan op de in bezwaar al aangevoerde gronden ten aanzien van de beoordelingspunten ‘vasthouden van de aandacht’ [6] , ‘herinneren’ [7] , ‘uren per dag’ [8] en ‘uren per week’ [9] . In bezwaar is namens eiseres hierover aangevoerd dat een beperking voor het ‘vasthouden van de aandacht’ niet aan de orde is, omdat dit aspect bij een eerder gehouden neuropsychologisch onderzoek (NPO) in orde was. In plaats van een beperking voor ‘herinneren’ aan te nemen, kunnen de problemen bij het onthouden van informatie onder beoordelingspunt 1.8.7 van de FML [10] gebracht worden. Bij de urenbeperking gaat eiseres uit van een urenbeperking van maximaal vier uur per dag en twintig uur per week. Verder heeft de verzekeringsarts b&b ten onrechte geen fictieve FML opgesteld voor de uit het NPO voortvloeiende duurzame beperkingen.
4.3
De rechtbank vat de gronden van eiseres zo op dat eiseres stelt dat het UWV aan werkneemster een IVA-uitkering had moeten toekennen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Uit de rapporten van de arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door werkneemster gestelde klachten, waaronder de beperkingen door de ziekte van Moyamoya en de psychische beperkingen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De in beroep herhaalde gronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Voor wat betreft het beoordelingspunt ‘vasthouden van de aandacht’ volgt uit de rapportage van [arts] al dat hij waargenomen heeft dat werkneemster enige moeite had bij het vasthouden van de aandacht. Tijdens het spreekuur heeft zij haar moeder ter ondersteuning meegenomen en die heeft af en toe het gesprek overgenomen. Uit de resultaten van het NPO volgt dat werkneemster bij de verschillende concentratietesten weliswaar veelal een gemiddeld resultaat haalde, maar het tempo is bij veel testen lager dan gemiddeld. De rechtbank kan de beoordeling door de verzekeringsarts b&b op dit punt dan ook volgen.
‘Herinneren’ definieert het CBBS bij beoordelingspunt 3 van categorie 1 van de FML als ‘het op elk gewenst moment kunnen reproduceren van informatie, die onmisbaar is voor het dagelijks functioneren’. Uit het interpretatiekader volgt dat een verminderde inprenting en geheugen veel voorkomt bij psychiatrische, neurologische en neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. De conclusie van het NPO stelt dat werkneemster met name problemen heeft op het gebied van zelfstandige reproductie van verbale informatie, inprenting van een grotere hoeveelheid visuele informatie en zelfstandige reproductie daarvan. Uit de beoordeling door de verzekeringsarts b&b blijkt dat de verzekeringsarts b&b deze conclusies beter vindt aansluiten bij de beperking van beoordelingspunt 3 van categorie 1 van de FML dan de door eiseres aangegeven beperking op beoordelingspunt 8.7 van categorie 1 van de FML. Uit de toelichting op het CBBS volgt dat het door eiseres aangegeven beoordelingspunt een restcategorie is en bedoeld voor opmerkingen van de verzekeringsarts zoals ‘niet in de horeca’ of ‘geen eindverantwoordelijkheid’. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in het in stand houden van de beperking voor ‘herinneren’.
Voor wat betreft de urenbeperking leidt de rechtbank uit het dagverhaal van werkneemster af dat zij in de ochtend opstartproblemen heeft door de slaapmedicatie en dat zij een deel van de tijd op de werkervaringsplek (twee uren) ook nog moet pauzeren. Gelet hierop kan de rechtbank de overwegingen van de verzekeringsarts b&b volgen voor wat betreft de gestelde urenbeperking.
Niet gebleken is dat in de FML van 9 september 2022 de beperkingen van werkneemster zijn onder- of overschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.4
Om de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid te beoordelen, maakt het UWV gebruik van het in overweging 4.2 aangehaalde beoordelingskader. Partijen zijn het erover eens dat dit beoordelingskader van toepassing is. Kort zakelijk weergegeven, beoordeelt de verzekeringsarts als
eerste stapof verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Onder herstel wordt dan verbetering van de functionele mogelijkheden en daarmee de belastbaarheid verstaan. Dat is het geval als sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Als de eerste stap niet leidt tot kwalificatie van duurzame arbeidsongeschiktheid, is verbetering van de belastbaarheid niet uitgesloten en volgt de volgende stap. Bij de
tweede stapbeoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. Er is ofwel een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden dan wel is verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten. Indien in het eerst komende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht, beoordeelt de verzekeringsarts als
derde stapof, en zo ja, in hoeverre, die de verbetering van de belastbaarheid na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Alsdan zijn er weer twee mogelijkheden, namelijk dat er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden (hiervan is alleen sprake bij een behandeling, waarvan vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid) ofwel verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Volgens eiseres heeft werkneemster kort voor de beoordeling per einde wachttijd nog een psychiater bezocht en heeft deze geen depressie gediagnosticeerd. Op basis van de duurzame beperkingen door Moyamoya dient een IVA-uitkering te worden toegekend. De verzekeringsarts b&b heeft geen duurzame arbeidsongeschiktheid aangenomen. Weliswaar zijn de beperkingen die op Moyamoya zijn terug te voeren duurzaam, maar dit betreft maar een deel van de oorzaak van de beperkingen. De rest van de beperkingen kan herleid worden tot de door de ziekte ontstane psychische beperkingen. Werkneemster krijgt voor haar psychische klachten een gerichte behandeling inclusief medicatie. De rechtbank maakt hieruit op dat het gaat om een behandeling die gericht is op verbetering van de belastbaarheid. De rechtbank kan de redenering van de verzekeringsarts b&b volgen en neemt hierbij mede in acht dat de arts-gemachtigde van eiseres werkneemster – in tegenstelling tot de verzekeringsarts – niet zelf heeft onderzocht. Bovendien acht de rechtbank het niet doorslaggevend dat de psychiater bij het aangehaalde contact geen depressie heeft gediagnosticeerd. Bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gaat het om de beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. De verdeling van de oorsprong van de beperkingen (Moyamoya of een depressie) is dan ook niet relevant. Waar het om gaat bij de tweede en derde stap van het beoordelingskader is of er in het jaar na de beoordeling of erna nog verbetering van de belastbaarheid verwacht kan worden en niet in geschil is dat werkneemster de betreffende behandeling ook ondergaat. Het UWV heeft op goede gronden geen duurzame arbeidsongeschiktheid aangenomen.
4.5
Eiseres heeft in bezwaar en beroep tevens bepleit dat het UWV een fictieve FML moet opstellen om na te gaan of alleen al de duurzame beperkingen leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts b&b heeft in beroep aangegeven dat dit enkel gebeurt in uitzonderingsgevallen, namelijk alleen bij ernstige beperkingen die nooit meer zullen verbeteren door welke behandeling dan ook en deze beperkingen hoogstwaarschijnlijk tot volledige arbeidsongeschiktheid leiden. Omdat de verzekeringsarts b&b de door de ziekte van Moyamoya ontstane duurzame beperkingen [11] niet als ernstig beschouwt, is er volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van uitzonderlijk ernstige beperkingen bij een uitzonderlijk medisch stabiele situatie zonder behandelmogelijkheden. De rechtbank kan dit volgen.
Mate van arbeidsongeschiktheid
5. Omdat werkneemster op de datum in geding geen feitelijke verdiensten heeft en het UWV ook niet voldoende theoretisch geduide functies kan aanwijzen geldt een mate van 100% arbeidsongeschiktheid. Eiseres betwist dat niet, dus de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het UWV terecht geoordeeld dat sprake is van volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid. Werkneemster heeft daarom per 25 juli 2022 recht op een loongerelateerde WGA-uitkering, en niet op een IVA-uitkering. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 juli 2022 heeft vastgesteld op 100% arbeidsongeschiktheid. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2023 door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De rapportage is gecontrasigneerd door verzekeringsarts [naam 2] .
3.Stap 1 van het beoordelingskader.
4.Stap 2 van het beoordelingskader.
5.Stap 3 van het beoordelingskader.
6.Beoordelingspunt 1 van categorie 1 van de FML.
7.Beoordelingspunt 3 van categorie 1 van de FML.
8.Beoordelingspunt 2 van categorie 6 van de FML.
9.Beoordelingspunt 3 van categorie 6 van de FML.
10.Onderdeel van de specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid, het betreft dan beperkingen die niet onder beoordelingspunt 8.1 tot en met 8.6 van categorie 1 van de FML gebracht kunnen worden.
11.Onder andere geen sterke wisseling in werkzaamheden, een lichte geheugenbeperking, hanteren conflicten.