ECLI:NL:RBZWB:2023:9237

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
C/02/411321 / FA RK 23-3092
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Pellikaan, kinderrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf en voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met verwijzing naar het UHA

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.F.A. Cadot, verzocht om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar zouden hebben en om een zorg- en contactregeling met de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.P.A. van Beers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds de beëindiging van de relatie bij de vrouw wonen en dat zij de hoofdverzorger is. De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw en heeft zelf een zelfstandig verzoek ingediend voor een zorg- en contactregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 december 2023 hebben partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er overeenstemming is over bepaalde contactmomenten, maar dat er ook geschillen zijn over de zorg- en contactregeling, met name in de meivakantie en de vrijdagen in de even weken. De rechtbank heeft de ouders aangemoedigd om samen tot een oplossing te komen, maar heeft ook besloten om de verzoeken van de vrouw en de man gedeeltelijk toe te wijzen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld en een voorlopige zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in de oneven weken bij de man verblijven en in de even weken bij de vrouw.

Daarnaast heeft de rechtbank besloten om de ouders te verwijzen naar een (jeugd)hulptraject om de communicatie tussen hen te verbeteren en hen te ondersteunen in hun co-ouderschap. De rechtbank heeft de ouders geïnformeerd over de privacyaspecten van deze verwijzing en heeft hen de gelegenheid gegeven om deel te nemen aan het hulptraject. De rechtbank heeft de verdere beslissing over de zorg- en opvoedingstaken aangehouden voor een periode van zes maanden, tot de resultaten van het hulptraject bekend zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/411321 / FA RK 23-3092
Datum uitspraak: 21 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over vaststelling hoofdverblijf en verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.F.A. Cadot te Roosendaal,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.P.A. van Beers te Roosendaal.
Betreffende de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, met producties, binnengekomen bij de rechtbank op 23 juni 2023;
  • het F9-formulier d.d. 14 augustus 2023 van mr. Cadot;
  • het F9-formulier van 11 juli 2023 en 16 augustus 2023 van mr. Van Beers;
  • het op 27 november 2023 ontvangen verweerschrift van mr. Van Beers;
  • het op 8 december 2023 ontvangen wijzigingsverzoek, met producties van
  • het op 12 december 2023 ontvangen aanvullend verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van mr. Van Beers.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 december 2023. Daarbij waren partijen en hun advocaten aanwezig. Tevens was een medewerkster namens de Raad aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.2.
De man heeft de kinderen erkend. Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vrouw.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, na wijziging van haar verzoek, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vrouw;
II. een zorg- en contactregeling tussen de man en de kinderen vast te stellen, zo nodig ter wijziging van de huidige uitgevoerde zorg- en contactregeling, waarbij de kinderen bij de man verblijven:
- in de oneven weken vanaf vrijdag 12.00 uur tot maandag 8.45 uur, waarbij de man [minderjarige 1] naar school zal brengen en [minderjarige 2] naar de peuterspeelzaal;
- twee weken aaneengesloten tijdens de zomervakantie. Tijdens de overige weken zomervakantie zal de reguliere zorgregeling doorlopen, tenzij de vrouw op vakantie is;
- een week tijdens de kerstvakantie en een week tijdens de meivakantie;
- een dag extra, aaneengesloten aan het omgangsweekend tijdens de herfstvakantie en voorjaarsvakantie;
- afwisselend tijdens Pasen of Pinksteren;
- om het jaar op Hemelvaartsdag;
kosten rechtens.
3.2.
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een zorg- en contactregeling vast te stellen tussen de man en de kinderen, waarbij de kinderen bij de man verblijven:
  • in de oneven weken vanaf vrijdag 12.00 uur tot maandag 8.30/8.45 uur, waarbij de man [minderjarige 1] naar school brengt en [minderjarige 2] naar de peuterspeelzaal;
  • in de even weken op vrijdagmiddag van 12.00/12.15 uur na schooltijd/einde peuterspeelzaal tot 18.30 uur, waarbij de kinderen dan ’s middags en
  • twee weken aaneengesloten tijdens de zomervakantie, waarbij de man in de zomervakantie twee aaneengesloten weken vakantie kan ‘opnemen’ en de reguliere zorg- en contactregeling niet geldt;
  • een week tijdens de kerstvakantie;
  • afwisselend tijdens Pasen of Pinksteren, waarbij de kinderen van 9.00 uur (na het ontbijt) tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de man zijn, indien deze extra dag niet zou volgen op de reguliere zorg- en contactregeling (oneven week);
  • om het jaar op Hemelvaartsdag, waarbij de kinderen van 9.00 uur (na het ontbijt) tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de man zijn;
althans een zodanige zorg- en contactregeling als de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Wettelijk kader

4.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen -in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag- geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Ingevolge het tweede lid van artikel 1:253a BW kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
4.2.
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW een vergelijk tussen de ouders te beproeven.
Verdeling zorg en opvoedingstaken
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders het eens zijn over de
reguliere contactregelingvoor zover deze betrekking heeft op de oneven weken, namelijk dat de man en de kinderen contact hebben vanaf vrijdag 12.00 uur tot maandag 8.30/8.45 uur, waarbij de man [minderjarige 1] naar school brengt en [minderjarige 2] naar de peuterspeelzaal. Voorts zijn zij het eens over:
Pasen of Pinksteren: afwisselend, waarbij de kinderen van 9.00 uur (na het ontbijt) tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de man zijn, indien deze extra dag niet zou volgen op de reguliere zorg- en contactregeling (oneven week).
Hemelvaartsdag: de kinderen zijn om het jaar van 9.00 uur (na het ontbijt) tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de man.
4.4.
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling korte tijd geschorst om de ouders de gelegenheid te geven met elkaar in gesprek te gaan. Na hervatting van de mondelinge behandeling hebben de ouders aangegeven dat zij ook over de volgende vakanties overeenstemming hebben bereikt:
Zomervakantie:de kinderen zijn twee weken aaneengesloten bij de man en twee weken aaneengesloten bij de vrouw. Voor de overige weken geldt de reguliere regeling.
Herfstvakantie en voorjaarsvakantie: een dag extra, aaneengesloten aan het omgangsweekend. In geval deze aaneengesloten dag een maandag is, verblijven de kinderen tot 18:30 uur (na het avondeten) bij de man. In geval de aaneengesloten dag op een vrijdag is, dan verblijven de kinderen vanaf donderdag om 18:30 uur bij de man nadat zij de avondmaaltijd bij de vrouw hebben genuttigd.
Kerstvakantie: de kinderen zijn een week bij de man en een week bij de vrouw.
Voor dit jaar is afgesproken dat de kinderen vanaf maandag 25 december 2023 vanaf 12.00 uur bij de vrouw verblijven tot zondag 31 december 2023 12.00 uur. Vanaf zondag
31 december 2023 12.00 uur verblijven de kinderen bij de man tot maandag 8 januari 2024 aanvang school en peuterspeelzaal.
Daarna is het steeds om en om, dus in 2024 zijn de kinderen de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw enzovoort.
4.5.
Partijen konden het niet eens worden over de door de vrouw verzochte regeling in de meivakantie en de door de man verzochte regeling betreffende de vrijdag in de even weken en hebben dienaangaande een beslissing van de rechtbank verzocht.
4.5.1.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij heeft geconstateerd dat de kinderen erg genieten van de contacten met de man tijdens de schoolvakanties en behoefte hebben aan een uitbreiding van de contacten. Zij vindt het daarom van belang om de vakantieregeling uit te breiden. Volgens de vrouw heeft de man ook voldoende mogelijkheden om de gevraagde vakantieregeling met de kinderen door te brengen. Voor zover de man een nieuwe dienstbetrekking mocht hebben, meent de vrouw dat de regeling zodanig is ingevuld dat de man in redelijkheid de zorg voor de kinderen op zich kan nemen.
Voor wat betreft de vrijdagen in de even weken heeft de vrouw aangevoerd dat deze regeling vanaf eind juni 2023 niet meer wordt nageleefd en dat zij er ook niet meer achter staat dat dit alsnog zal gaan plaatsvinden. Reden daarvoor is het feit dat de man de kinderen structureel te laat naar school c.q. de peuterspeelzaal brengt en hen ook te laat ophaalt. De vrouw berust er inmiddels in dat het de man niet lukt structureel op tijd op school en de peuterspeelzaal te komen, maar dit betekent dan wel dat de omgang daarop dient te worden aangepast en een omgang in de even weken op de vrijdagmiddag na schooltijd niet langer behoort plaats te vinden. Daarbij is ook gebleken dat een kort omgangsmoment [minderjarige 1] belemmert. Hij heeft baat bij rust, regelmaat en structuur en heeft moeite met de wisselingen, hetgeen nog meer tot uiting komt bij de korte omgangsmomenten. Indien een regeling wordt vastgesteld waarbij ‘tijd’ minder relevant is omdat de kinderen vrij zijn en het op school ophalen van de kinderen tot een minimum zal worden beperkt dan zal dit voor de vrouw een enorme rust met zich meebrengen. De vrouw acht het dan ook noodzakelijk dat er een zorg- en contactregeling wordt vastgesteld zonder contact op de vrijdagen in de even weken.
4.5.2.
De man heeft aangevoerd dat het UWV een re-integratietraject voor hem heeft opgestart, hetgeen inhoudt dat de man op verschillende dagen en op verschillende tijden bijeenkomsten, cursussen en verplichtingen richting het UWV heeft. Daarom is het voor de man niet mogelijk zich ‘vast te leggen’. Bovendien gaat de man er vanuit dat hij op termijn weer aan het werk kan. De man vreest dat wanneer hij zich nu ‘vastlegt’, de vrouw niet bereid is mee te werken aan de wijziging van de dan geldende zorgregeling en er dan weer een procedure moet komen.
De man heeft ter onderbouwing van zijn zelfstandig verzoek betreffende de vrijdagen in de even weken aangevoerd dat de vrouw aanvankelijk ook heeft verzocht om een regeling waarbij de man in de even weken contact met de kinderen heeft op vrijdagmiddag vanaf 12.15 uur tot 18.30 uur en dat de man het daarmee eens was. De vrouw heeft haar verzoek dienaangaande gewijzigd en ingetrokken, daartoe stellende dat de man de kinderen te laat ophaalt. De man betwist dit. Het is wel eens voorgekomen dat de man te laat was, maar dat is geen reden het contact op de vrijdagmiddag in de even weken te laten vervallen. Tegenover het laten vervallen van de contacten op de vrijdagmiddagen in de even weken, heeft de vrouw haar verzoek aangepast door in de oneven weken de omgang te vervroegen van vrijdagmiddag 17.00 uur naar 12.15 uur na schooltijd/peuterspeelzaal. Naar de mening van de man geeft deze wijziging aan dat er geen reden is de omgang in de even weken op de vrijdagmiddagen te laten vervallen. Daarnaast betwist de man dat het contact op vrijdagmiddag in de even weken [minderjarige 1] zou belemmeren. De contacten tussen de man en de kinderen worden steeds als warm en prettig ervaren. De door de vrouw gestelde rust, regelmaat en structuur komt bij contact in de even weken niet in het gedrang.
4.5.3.
De Raad heeft aangegeven dat het ieders eigen verantwoordelijkheid is om zorgtaken en werk te combineren en dat de man daarover te zijner tijd met de werkgever in gesprek zal moeten gaan. Indien nodig zal de man een beroep moeten doen op zijn netwerk of op buitenschoolse opvang om de kinderen op te vangen in geval zij bij hem verblijven en hij moet werken.
4.5.4.
De rechtbank ziet in het door de man aangevoerde geen aanleiding om het door de vrouw verzochte contact tussen hem en de kinderen in de meivakantie af te wijzen. Het is in het belang van de kinderen dat zij in de schoolvakanties structureel en langer contact met hun vader kunnen hebben. Hoe de situatie van de man in de toekomst qua werk zal zijn, valt nu nog niet te voorzien. Voor het geval de man in de toekomst weer aan het werk zou kunnen gaan, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van de man is om te zijner tijd de zorg voor de kinderen te combineren met zijn werk en voor zover nodig voor opvang van de kinderen te zorgen. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de vrouw betreffende de meivakantie toewijzen.
Daarnaast ziet de rechtbank in hetgeen de vrouw heeft aangevoerd geen aanleiding om de door de man verzochte vrijdag in de even weken af te wijzen. Voorheen hadden de man en de kinderen al contact op de vrijdagen in de even weken (voorheen op de woensdagen in de even weken). De stelling van de vrouw dat de man vaak te laat is om de kinderen op te halen van school/de peuterspeelzaal valt niet te rijmen met haar gewijzigde verzoek tot contact tussen de man en de kinderen in de oneven weken vanaf 12.00 uur (dus vanuit school/peuterspeelzaal), terwijl dit voorheen 17.00 uur was.
Daarnaast heeft de vrouw zelf ook aangegeven dat de contacten met hun vader voor de kinderen erg belangrijk zijn. Daartegenover heeft de vrouw haar stelling dat het contact op vrijdagmiddag in de even weken [minderjarige 1] belemmert en wel zodanig dat dit contact niet in zijn belang is, op geen enkele wijze onderbouwd.
De rechtbank zal het daarop betrekking hebbende zelfstandig verzoek van de man dan ook toewijzen.
Hoofdverblijf
4.6.
De vrouw heeft verzocht het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, nu de kinderen sedert het uiteengaan van partijen bij haar verblijven. De man heeft vanuit financiële overwegingen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw en heeft zich op het standpunt gesteld dat één van de kinderen op zijn adres wordt ingeschreven en het andere kind op het adres van de vrouw.
4.7.
In aanmerking genomen dat de kinderen sinds de beëindiging van de samenleving van partijen bij de vrouw wonen en zij sindsdien feitelijk hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben, de vrouw sindsdien de hoofdverzorger van de kinderen is en er in die situatie niets is veranderd, is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is deze feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met de juridische situatie. Het verzoek van de vrouw zal derhalve worden toegewezen.
Verwijzing naar hulpverlening in het kader van het uniform hulpaanbod (UHA)
4.8.
De Raad heeft geadviseerd om partijen te verwijzen naar hulpverlening in het kader van het Uniform Hulpaanbod, nu de communicatie tussen partijen niet goed verloopt en het wantrouwen is toegenomen, terwijl zij gemotiveerd zijn om samen voor de kinderen te zorgen. De Raad vraagt zich gelet op de verstandhouding tussen de ouders af of het probleem is opgelost op het moment dat de rechtbank een beslissing heeft genomen op de voorliggende verzoeken.
De rechtbank vindt het net als de Raad nodig dat voor de ouders en de kinderen een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Daarbij dient de focus in dit traject te liggen op het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen de ouders en moeten de ouders leren om vertrouwen in elkaar te krijgen. Daarnaast kan er met de ouders gekeken worden wat zij persoonlijk, maar ook van elkaar nodig hebben om hun communicatie en vertrouwen in elkaar te verbeteren.
De ouders hebben er tijdens de mondelinge behandeling mee ingestemd dat de rechtbank hen en de kinderen voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. De verwijzing heeft op 18 december 2023 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat de ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.9.
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund;
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind (lichte interventie).
De rechtbank heeft de resultaten vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is als bijlage bij deze beschikking gevoegd.
4.10.
Na afloop van het UHA-zorgtraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/de toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA-rapportage uiterlijk op de hierna in het dictum genoemde pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
4.11.
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, dan stelt de rechtbank de ouders (via hun advocaten) in de gelegenheid om zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een nadere mondelinge behandeling van de verzoeken nodig is. De advocaten dienen in hun reactie kenbaar te maken wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in deze procedure nog voorliggende verzoeken van partijen.
4.12.
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket om de volledige UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of een interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is om een onderzoek of een interventie te starten.
4.13.
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie maar op grond van de UHA-rapportage direct een advies kan geven, dan stelt de rechtbank de ouders (via hun advocaten) in de gelegenheid om zich over dit advies en over het door hen gewenste verdere verloop van deze procedure uit te laten.
4.14.
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad om dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de kinderen
komt het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen?
- in hoeverre komt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken conform het verzoek van de vrouw en het zelfstandig verzoek van de man tegemoet aan de belangen van de kinderen?
- hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
4.15.
Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet positief wordt afgesloten en de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.16.
Na een onderzoek of een interventie van de Raad, stelt de rechtbank partijen (via hun advocaten) in de gelegenheid om op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het door hen gewenste verdere verloop van deze procedure.
4.17.
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacyaspecten van de doorverwijzing. Zij hebben met het delen van de privacygegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.18.
Omdat de ouders in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het UHA-zorgtraject, beslist de rechtbank op dit moment niet definitief over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar zal zij deze voorlopig vaststellen. Iedere verdere beslissing daarover zal worden aangehouden voor de duur van zes maanden, tot de hierna in het dictum genoemde pro forma datum. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/de toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan, dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door waarop de (eind)rapportage van de zorgaanbieder uiterlijk bij de rechtbank moet worden ingediend.
4.19.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen:
1
. [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats] ,
2
. [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats]
hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw;
bepaalt dat de man en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot contact met elkaar:
- in de oneven weken vanaf vrijdag 12.00 uur tot maandag 8.30/8.45 uur, waarbij de man [minderjarige 1] op tijd naar school brengt en [minderjarige 2] op tijd naar de peuterspeelzaal;
- in de even weken op vrijdagmiddag van 12.00 uur na schooltijd/einde peuterspeelzaal tot 18.30 uur, waarbij de kinderen ’s middags en ’s avonds bij de man eten.
-
Zomervakantie: twee weken aaneengesloten bij de man en twee weken aaneengesloten bij de vrouw. Voor de overige weken geldt de reguliere omgangsregeling.
-
Herfstvakantie en voorjaarsvakantie: een dag extra, aaneengesloten aan het omgangsweekend. In geval deze aaneengesloten dag een maandag is, verblijven de kinderen tot 18:30 uur (na het avondeten) bij de man. In geval de aaneengesloten dag op een vrijdag is, dan verblijven de kinderen vanaf donderdag om 18:30 uur bij de man nadat zij de avondmaaltijd bij de vrouw hebben genuttigd.
-
Kerstvakantie en meivakantie: de kinderen zijn een week bij de man en een week bij de vrouw.
Voor de kerstvakantie 2023 is afgesproken dat de kinderen vanaf maandag
25 december 2023 vanaf 12:00 uur bij de vrouw verblijven tot zondag
31 december 2023 12:00 uur. Vanaf zondag 31 december 2023 12:00 uur verblijven de kinderen bij de man tot maandag 8 januari 2024 aanvang school en peuterspeelzaal.
Daarna is het steeds om en om, dus in 2024 zijn de kinderen de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw enzovoort.
-
Pasen of Pinksteren: afwisselend, waarbij de kinderen van 9.00 uur (na het ontbijt) tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de man zijn, indien deze extra dag niet zou volgen op de reguliere zorg- en contactregeling (oneven week).
-
Hemelvaartsdag: de kinderen zijn om het jaar van 9.00 uur (na het ontbijt) tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de man;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de ouders en de minderjarigen voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. Het loket zal de ouders en de minderjarigen vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarigen verwijzen naar de zorgaanbieder;
verzoekt het loket om uiterlijk op
25 juni 2024 PRO FORMA, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 4.14. vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pellikaan, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023, in aanwezigheid van mr. Can, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.