ECLI:NL:RBZWB:2023:9242

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
C/02/417397 / JE RK 23-2261
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • F. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige wegens gebrek aan acute noodzaak

Op 22 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, had verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een jeugdhulpaccommodatie voor de duur van vier weken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit verzoek volgde op zorgen over de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie, met name in verband met de ex-stiefvader van de moeder, die suïcidale uitspraken had gedaan.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in het verleden sprake is geweest van onveiligheid en dat [minderjarige] behandeling nodig heeft voor trauma's. Echter, de kinderrechter concludeert dat er op dit moment geen acute noodzaak is voor uithuisplaatsing. De situatie is zorgelijk, maar niet zodanig dat onmiddellijke uithuisplaatsing noodzakelijk is zonder partijen te horen. De kinderrechter heeft het verzoek om spoedmachtiging afgewezen, maar heeft wel besloten om het reguliere verzoek tot uithuisplaatsing op korte termijn mondeling te behandelen.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van [minderjarige] is dat de moeder zich houdt aan de aanwijzingen van de GI, met name dat er geen contact plaatsvindt met de ex-stiefvader. De beslissing om het spoedverzoek af te wijzen is genomen met het oog op de belangen van [minderjarige], waarbij de kinderrechter de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de situatie vooropstelt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/417397 / JE RK 23-2261 (spoedmachtiging tot uithuisplaatsing)
: C/02/417398 / JE RK 23-2262 (aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 22 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over (spoed)uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. B.J.P. van Gils te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlage(n) van de GI van 22 december 2023, ingekomen bij de griffie op 22 december 2023.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 17 augustus 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 22 augustus 2024.
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Daarnaast verzoekt de GI om (aansluitend) een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 22 augustus 2024.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
Gezien de overgelegde stukken, overweegt de kinderrechter als volgt. Gebleken is dat er in het verleden sprake is geweest van fysieke en verbale onveiligheid vanuit de ex-stiefvader richting de moeder en [minderjarige] , dat [minderjarige] kampt met trauma’s en dat hij hiervoor behandeling nodig heeft. Tot een paar dagen geleden woonden de moeder en [minderjarige] in een 24-uurs setting in een ‘tweede schil woning’ van Amarant. Dit is een woning in de wijk met intensieve begeleiding en 24-uurs beschikbaarheid van begeleiding vanuit een locatie een paar straten verder.
Op 18 december 2023 zijn er aanvullende zorgen ontstaan met betrekking tot de ex-stiefvader. Concreet heeft de GI daarover telefonisch toegelicht dat de moeder ex-stiefvader in de winkel is tegengekomen, waarna hij met hen is meegereden. Ex-stiefvader heeft gezegd dat hij zelfmoord zal plegen wanneer de moeder het contact met hem blijft afhouden. Als gevolg van die uitspraken, zijn de eigen kinderen van de ex-stiefvader op 18 december 2023 uit huis geplaatst. De moeder en [minderjarige] zijn op een crisisplek van Sterk Huis onder gebracht.
Echter, Sterk Huis heeft aangegeven dat de crisisplaatsing per vandaag vervalt, ook omdat moeder naar de mening van Sterk Huis zelf een onderdeel is van de onveiligheid. Gebleken is namelijk dat zij zelf niet in staat is om het contact met de ex-stiefvader af te houden. De GI geeft aan dat verblijf bij vader geen optie is omdat er op dit moment sprake is van een beperkte omgangsregeling en het beeld dat [minderjarige] geeft van zijn vader en de ervaringen die hij daarin heeft zorgelijk zijn.
De GI geeft aan dat de moeder in theorie met [minderjarige] kan terugkeren naar hun eigen appartement, maar dat zij dit voor [minderjarige] niet acceptabel vindt. De kans is namelijk groot dat de moeder opnieuw contact zal hebben met de ex-stiefvader, waarbij [minderjarige] opnieuw geconfronteerd wordt met suïcidale uitspraken.
De kinderrechter ziet zich voor een dilemma gesteld. Wanneer [minderjarige] de komende twee weken, totdat de mondelinge behandeling van het reguliere verzoek tot uithuisplaatsing kan worden behandeld, bij de moeder blijft en hij opnieuw zou worden geconfronteerd met suïcidale uitspraken vanuit de ex-stiefvader, bestaat het risico dat hij aanvullende trauma’s oploopt. Dit is niet in zijn belang. Daar staat tegenover dat hij bij toewijzing van het spoedverzoek per direct en zonder daaraan voorafgaand horen van zijn moeder wordt gescheiden, wat ook zeer traumatisch voor hem zal zijn. Dit is ook niet in zijn belang. Uit de stukken komt aldus een beeld van een zeer zorgelijke situatie naar voren, maar niet gebleken is van acute onveiligheid voor [minderjarige] wanneer hij de komende weken bij zijn moeder blijft. Hoewel het zeer zorgelijk zou zijn wanneer hij opnieuw met suïcidale uitspraken wordt geconfronteerd, is die situatie niet zodanig anders dan een aantal dagen geleden dat er op dit moment sprake is van een situatie waarin uithuisplaatsing van [minderjarige] dringend en onverwijld noodzakelijk is zonder partijen hierover te horen.
4.4.
Gezien het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI om onverwijld op het spoedverzoek te beslissen afwijzen. Niettemin ziet zij aanleiding om het reguliere verzoek op korte termijn mondeling te behandelen. Het reguliere verzoek zal mondeling worden behandeld op hierna te noemen dag en tijdstip. Pas nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening hierover te geven, zal zij hierop beslissen.
4.5.
De kinderrechter benadrukt dat het in het belang van [minderjarige] is dat moeder zich aan de schriftelijke aanwijzing van de GI zal houden, inhoudende dat er geen contact plaats zal vinden met ex-stiefvader.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het spoedverzoek af;
5.2.
houdt het reguliere verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] aan tot de mondelinge behandeling van
2 januari 2024 om 13.45 uur, bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van die mondelinge behandeling voor de moeder en de GI;
5.4.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Felix, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.