In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank in Middelburg. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen zijn sinds 2019 onder toezicht gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI) en verblijven in pleegzorg. De rechtbank heeft eerder al verschillende verlengingen van de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, waarbij de situatie van de kinderen en de ouders steeds opnieuw is beoordeeld.
Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders, pleegouders en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen, omdat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds bedreigd wordt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, met name de moeder, moeite hebben met het bieden van de benodigde zorg en begeleiding aan de kinderen. De rechtbank heeft ook het advies van de William Schrikker Gezinsvormen in overweging genomen, dat aanbeveelt om de kinderen niet bij de moeder te laten opgroeien.
De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 26 december 2023, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit is gedaan in het belang van de ontwikkeling van de kinderen, zodat zij in een veilige omgeving kunnen blijven totdat er meer duidelijkheid is over hun toekomstperspectief. De rechtbank heeft benadrukt dat het noodzakelijk is om de situatie van de kinderen zorgvuldig te blijven volgen en dat de ouders ondersteuning nodig hebben in deze moeilijke periode.