In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017. De zaak betreft de minderjarige, die deels bij zijn moeder en deels bij een pleegoma woont. De moeder heeft het ouderlijk gezag en de kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 december 2023. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 december 2023 waren de moeder, haar advocaat, de pleegoma en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder zich inspant voor de hulpverlening, maar dat er nog uitdagingen zijn, vooral met betrekking tot de vader van de minderjarige, die geen contact meer wil. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 22 juni 2024, met een beperking van de duur tot zes maanden, en ook de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een pro forma datum vastgesteld voor een vervolgbehandeling.