ECLI:NL:RBZWB:2023:9252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416168 / JE RK 23-2054
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van de Jeugdwet

Op 15 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zundert, ter bescherming van de minderjarige, die momenteel verblijft in een gesloten behandelgroep. De ouders van de minderjarige hebben ingestemd met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, na een onrustige start, momenteel positief lijkt te ontwikkelen binnen de geslotenheid van de behandelgroep, waar zij een traumatherapie ondergaat. De kinderrechter oordeelt dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat zij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De machtiging is verleend voor de duur van drie maanden, van 19 december 2023 tot 19 maart 2024, met een pro forma behandeling van het restantverzoek op 23 februari 2024. De kinderrechter heeft de verwachting uitgesproken dat het college tijdig zal informeren over de voortgang van de behandeling en dat, indien nodig, een nieuw verzoek voor een gesloten plaatsing kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416168 / JE RK 23-2054
Datum uitspraak: 15 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ZUNDERT,
hierna te noemen: het college,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 20 november 2023;
  • de instemmingsverklaring van de ouders van 10 november 2023;
  • de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 20 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- Mr. Van Laarhoven namens [minderjarige] ;
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van het college.
1.3.
De advocaat van [minderjarige] heeft laten weten dat [minderjarige] hem overduidelijk te kennen heeft gegeven niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te willen zijn. Ook op het aanbod van de kinderrechter om haar telefonisch of via een Teams-verbinding te spreken wil zij niet ingaan. Mr. Van Laarhoven heeft [minderjarige] voor de mondelinge behandeling bezocht en haar over het verzoek gesproken. Hij is bekend met het standpunt van [minderjarige] over het verzoek.
1.4
De kinderrechter leidt uit de toelichting van de advocaat van [minderjarige] af dat zij niet bereid is om te worden gehoord op het verzoek. Hoewel de kinderrechter dit betreurt, zal zij het verzoek behandelen zonder [minderjarige] apart hierover te hebben gesproken.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 19 juni 2023 heeft de kinderrechter van deze rechtbank een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 19 juni 2023 tot 19 december 2023.
2.3.
Op basis van de afgegeven machtiging verblijft [minderjarige] op een gesloten [behandelgroep] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, naar de kinderrechter begrijpt, te verlenen voor de duur van drie maanden onder aanhouding van het restant van drie maanden.
3.2.
De moeder en de vader stemmen in met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

4.De standpunten

4.1.
Het college heeft in haar verzoek en tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat [minderjarige] na een onrustige start met veel weerstand hard met zichzelf aan de slag is gegaan. Middels aanvullend diagnostisch onderzoek is bij [minderjarige] PTSS vastgesteld.
Inmiddels is [minderjarige] gestart met haar traumabehandeling. Dat is een intensief traject en dit verloopt naar omstandigheden goed. Naar verwachting zal [minderjarige] gedurende de eerste periode van deze behandeling extra en intensieve ondersteuning nodig hebben. Daarnaast acht het college een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] nodig om eventueel nieuw drugsgebruik, agressiedoorbraken en neigingen tot weglopen af te wenden. Volgens het college staat [minderjarige] achter een verlenging van een gesloten plaatsing boven een behandeling bij [geestelijke gezondheidszorg] , omdat zij vertrouwen heeft in de traumabehandeling vanuit [behandelgroep] en de risico’s op een eventuele terugval beter op te vangen zijn binnen een gesloten plaatsing.
Op 11 januari 2024 staat voor [minderjarige] een kennismakinggesprek gepland bij het Fasehuis van [behandelgroep] . Op de vraag van de advocaat op welke termijn [minderjarige] naar verwachting een vervolgstap zal kunnen maken, antwoordt het college dat [minderjarige] dan alle daarvoor geldende doelen zal moeten hebben behaald. Zover is het nog niet. Zo verloopt de schoolgang van [minderjarige] nog wisselend. Bovendien dient zij nog meer zelfstandigheid op te doen. Het college spreekt daarbij de hoop uit dat [minderjarige] over zo’n drie maanden de overstap zal kunnen maken naar een plaatsing in een open voorziening en ook een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp dan niet meer aan de orde zal hoeven zijn.
4.2.
Mr. Van Laarhoven heeft beaamd dat [minderjarige] akkoord kan gaan met een verlenging van de gesloten plaatsing voor de duur van drie maanden. Of [minderjarige] ook akkoord kan gaan met aanhouding van het overige gedeelte van het verzoek weet de advocaat niet. [minderjarige] heeft zich daarover tegen hem niet uitgelaten. Dat zo zijnde is de advocaat van mening dat enkel het mindere voor toewijzing gereed kan liggen.
Concluderend verzoekt de advocaat toewijzing van het verzoek voor de duur van drie maanden en het overige gedeelte daarvan af te wijzen.
4.3.
De vader heeft aangegeven dat het voor [minderjarige] goed zal zijn als zij binnen geslotenheid haar traumatherapie zal kunnen afronden en zij vervolgens richting begeleid wonen zal kunnen toewerken. De vader staat daarom achter het verzoek.
4.4.
De moeder heeft aangegeven dat zij achter het verzoek en de voor [minderjarige] ingezette traumatherapie staat. Om met [minderjarige] toe te werken naar meer zelfstandigheid heeft de moeder nog haar zorgen, omdat [minderjarige] dan een grotere kans heeft om met drugs in aanraking te (blijven) komen. De moeder wil [minderjarige] daarvan zoveel als mogelijk behoeden.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Naar het oordeel van de kinderrechter wordt aan deze wettelijke criteria, alsook aan de formele vereisten in de wet, voldaan. De kinderrechter overweegt hierbij dat [minderjarige] zich binnen de geslotenheid van [behandelgroep] momenteel positief lijkt te ontwikkelen, maar deze ontwikkeling is nog erg pril en daardoor kwetsbaar van aard. Het is van belang dat [minderjarige] de komende tijd kan toekomen aan de traumatherapie. Om op een veilige manier dit behandelprogramma te doorlopen en stappen voorwaarts te zetten is het van belang dat zij langer gesloten geplaatst blijft. Het is knap dat [minderjarige] dat zelf min of meer ook inziet. Binnen [behandelgroep] wil [minderjarige] de reeds ingezette traumatherapie afronden.
5.2.
Uit de verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper blijkt dat deze instemt met een verdere gesloten plaatsing van [minderjarige] voor de duur van maximaal drie maanden, zodat [minderjarige] op passende wijze het behandelprogramma kan vervolgen en om met haar stap voor stap toe te kunnen werken naar een meer open omgeving. De kinderrechter ziet hierin aanleiding om de te verlenen machtiging in duur te beperken tot drie maanden en het verzoek voor het overige tot de
na te melden pro forma datumaan te houden. De kinderrechter verwacht dat het college haar uiterlijk op die datum zal informeren over het verloop van de traumabehandeling van [minderjarige] en of zij haar verzoek voor het overige handhaaft. Bij handhaving zal een nadere mondelinge behandeling van het restantverzoek worden ingepland en zal het college een nieuwe instemmingsverklaring moeten overleggen. Mocht blijken dat een gesloten plaatsing niet langer noodzakelijk is en volstaan kan worden met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, gaat de kinderrechter er van uit dat het college daartoe tijdig een passend verzoek zal indienen. Zo’n verzoek zal dan ook op een mondelinge behandeling worden ingepland.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 19 december 2023 tot 19 maart 2024;
6.2.
houdt de behandeling van het restantverzoek aan tot
donderdag 23 februari 2024 PRO FORMA, zulks met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen;
6.3.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 22 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.