Uitspraak
[bedrijf],
1.Het verloop van het geding
2.De verdere beoordeling
€ 132,00+;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde, waarbij zij stelt dat er een geldlening is gesloten van € 18.370,00, die inmiddels opeisbaar is. Gedaagde betwist echter dat er sprake is van een geldlening en stelt dat er een samenwerkingsovereenkomst is gesloten met de echtgenoot van eiseres, die inmiddels is ontbonden. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak op 27 december 2023 geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor het bestaan van een geldlening. Wel heeft de kantonrechter vastgesteld dat er een terugbetalingsverplichting bestaat voor gedaagde aan eiseres, voortvloeiend uit de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst. Gedaagde heeft erkend dat hij een bedrag van € 3.500,00 heeft terugbetaald, maar de kantonrechter oordeelt dat hij niet voldoende heeft onderbouwd dat hij aan zijn volledige betalingsverplichting heeft voldaan. Uiteindelijk is gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.539,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 augustus 2022. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.666,88.