Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
alle daarin genoemde stukken;
2.De feiten
- in de even weken van maandagochtend tot en met donderdagochtend bij de moeder en van donderdagmiddag tot en met maandagochtend bij de vader verblijven;
- in de oneven weken van maandagmiddag tot en met woensdagochtend bij de moeder, van woensdagmiddag tot en met vrijdagochtend bij de vader en van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij de moeder verblijven.
- er met ingang van 30 november 2023 gedurende 1,5 week geen contact plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- er vanaf week 50 minimaal 1 keer per week gedurende 1,5 uur begeleide omgang plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en er daarnaast één keer per week een belmoment plaatsvindt tussen hen;
- onder aanhouding van de beslissing op het resterende deel van het verzoek.
3.De verzoeken
4.De standpunten
5.De beoordeling
Hoewel de rechter in verband met het bepaalde in art. 19 Rv of art. 6 EVRM in het algemeen niet op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening mag beslissen zonder de belanghebbenden in de gelegenheid te hebben gesteld zich over dat verzoek uit te laten, kan dat anders zijn bij een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als hier aan de orde. Genoemde bepalingen staan niet eraan in de weg dat de kinderrechter met het oog op de spoedeisendheid [van het verzoek tot schorsing van een schriftelijke aanwijzing], mede gelet op de ernst van de eraan ten grondslag gelegde feiten, met spoed voorlopig op dat verzoek beslist zonder de belanghebbenden te horen. Het is aan de kinderrechter overgelaten of hij daartoe overgaat. Beslist de kinderrechter met spoed voorlopig en zonder de belanghebbenden te horen op het schorsingsverzoek, dan dient hij bij de verdere behandeling van het verzoek tot vervallenverklaring, eventueel na een verzoek tot vervroegde mondelinge behandeling, het schorsingsverzoek nader te beoordelen en zijn oordeel dienaangaande zo nodig te heroverwegen of nader te motiveren mede in het licht van hetgeen de belanghebbenden in dat verband aanvoeren (vgl. HR 20 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9324)(…)”.