ECLI:NL:RBZWB:2023:9289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10748020 VV EXPL 23-51 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering in kort geding wegens beëindiging huurovereenkomst door bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woongoed Middelburg en de bewindvoerder van de heer [rechthebbende]. De eisende partij, Woongoed, vorderde ontruiming van een woning die door [rechthebbende] werd bewoond. De huurovereenkomst was opgezegd door de bewindvoerder, die dit deed naar aanleiding van meldingen van overlast en een huiszoeking waarbij drugs zijn aangetroffen. De bewindvoerder had de huurovereenkomst opgezegd met ingang van 29 september 2023, maar [rechthebbende] had de woning niet ontruimd. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de huurovereenkomst rechtsgeldig was, ook al was [rechthebbende] het daar niet mee eens. De rechter overwoog dat de bewindvoerder gerechtigd was om de huurovereenkomst te beëindigen, gezien de omstandigheden en het belang van [rechthebbende] in het kader van zijn schuldsanering. De rechter heeft de vordering van Woongoed toegewezen en bepaald dat [rechthebbende] de woning uiterlijk op 31 januari 2024 moet verlaten. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10748020 \ VV EXPL 23-51
Vonnis in kort geding van 1 december 2023
in de zaak van
STICHTING WOONGOED MIDDELBURG,
te Middelburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Woongoed,
gemachtigde: mr. F. Wubbena,
tegen
[gedaagde] B.V., IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN DE HEER [rechthebbende],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder en [rechthebbende] ,
vertegenwoordigd door: [naam 1] en [naam 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling van 17 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder van [rechthebbende] , mevrouw [naam 3] , heeft met ingang van 22 november 1984 op basis van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd van Woongoed gehuurd de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). [rechthebbende] is op enig moment medehuurder geworden. Sinds het overlijden van zijn moeder begin oktober 2021, is [rechthebbende] de enige huurder van de woning.
2.2.
Sinds enige tijd heeft Woongoed meldingen over [rechthebbende] ontvangen, voornamelijk over geluids- en druggerelateerde overlast.
2.3.
Op 23 augustus 2023 heeft de politie een huiszoeking gehouden en heeft daarbij in de woning aangetroffen 14,1 gram cocaïne, 20,4 gram heroïne en diverse druggerelateerde materialen zoals ponypacks, weegschaaltjes met gebruikssporen, meerdere mobiele telefoons en contant geld.
2.4.
Bij brief van 29 augustus 2023 heeft Woongoed [rechthebbende] – kort gezegd – erop gewezen dat hij in strijd heeft gehandeld met de huurvoorwaarden en dat Woongoed dit niet accepteert. [rechthebbende] wordt in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen.
2.5.
De bewindvoerder heeft het opzeggingsformulier ingevuld om de huur op te zeggen tegen 29 september 2023, met als toelichting
“Huur opgezegd ter voorkoming van een gerechtelijke procedure”.
2.6.
Bij brief van 26 september 2023 heeft de burgemeester van de gemeente Middelburg aan Woongoed en [rechthebbende] het voornemen kenbaar gemaakt de woning op grond van artikel 13 lid 1 Opiumwet te sluiten voor de duur van drie maanden.
2.7.
[rechthebbende] heeft de woning niet ontruimd.

3.Het geschil

3.1.
Woongoed vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, de bewindvoerder, althans [rechthebbende] , te veroordelen:
I. de woning, na betekening van dit vonnis binnen zeven dagen, te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van Woongoed zijn, en, met afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Woongoed te stellen;
II. de maandelijkse gebruiksvergoedingen te voldoen, gelijk aan de huur ter hoogte van € 522,85 per maand, te voldoen vanaf 29 september 2023 tot en met de dag van algehele ontruiming tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum tot de dag van algehele voldoening;
III. in de kosten van het geding en de nakosten.
3.2.
De bewindvoerder voert verweer.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure dient te worden beoordeeld of Woongoed een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering van Woongoed in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het - mede gelet op de belangen van partijen over en weer - gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Bij een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is terughoudendheid geboden, omdat dit een vergaande en ingrijpende maatregel is.
4.2.
Het spoedeisend belang van Woongoed vloeit voort uit de aard van haar vordering en dit is ook niet weersproken. In de omstandigheden van dit geval kan van Woongoed niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.3.
Vast is komen te staan dat de huurovereenkomst door opzegging is geëindigd met ingang van 29 september 2023. Met het oog op de vermogensrechtelijke belangen van [rechthebbende] , mocht de bewindvoerder de huurovereenkomst opzeggen. De kantonrechter overweegt daarbij dat in het geval de bewindvoerder machtiging van de kantonrechter had gevraagd om de huurovereenkomst te mogen opzeggen, het zeer waarschijnlijk is dat die machtiging zou zijn gegeven. [rechthebbende] heeft in strijd met de huurvoorwaarden gehandeld, zodat een vordering tot ontbinding en ontruiming in een bodemprocedure grote kans van slagen zou hebben gehad. De hoge kosten van een bodemprocedure hadden mogelijk een nieuwe schuld voor [rechthebbende] opgeleverd. De bewindvoerder heeft daarover toegelicht dat een extra schuld in dit geval het risico meebracht dat het schuldsaneringstraject van [rechthebbende] zou worden beëindigd. Het voorgaande rechtvaardigt dat de bewindvoerder de huurovereenkomst heeft opgezegd, ook als [rechthebbende] daarmee niet instemde en niet vooraf een machtiging is verzocht aan de kantonrechter. De huurovereenkomst is daarmee rechtsgeldig opgezegd.
4.4.
Sindsdien verblijft [rechthebbende] in de woning zonder recht of titel. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen. Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over een ontruimingstermijn van twee maanden. Gelet daarop moet [rechthebbende] de woning uiterlijk op 31 januari 2024 hebben verlaten en volledig ter beschikking van Woongoed hebben gesteld.
4.5.
Zolang [rechthebbende] gebruik maakt van de woning, dient hij hiervoor aan Woongoed € 522,85 per maand te betalen. Daarbij is door Woongoed gesteld en door de bewindvoerder niet weersproken dat na 29 september 2023 niets meer is betaald voor het gebruik van de woning. De bewindvoerder zal daarom worden veroordeeld tot (maandelijkse) betaling van € 522,85 vanaf 29 september 2023. De hierover gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, op de wijze zoals hierna onder de beslissing vermeld.
4.6.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woongoed worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
529,00
132,00
Totaal
918,14

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder, althans [rechthebbende] , om uiterlijk op 31 januari 2024 de woning aan de [adres] in [plaats] te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van Woongoed zijn, en, met afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Woongoed te stellen,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder om te betalen aan Woongoed € 522,85 per maand, vanaf 29 september 2023 tot en met de dag van algehele ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 918,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de bewindvoerder ook de kosten van betekening betalen,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.