Op 25 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 27 januari 2022 en zou aflopen op 27 januari 2023. De gecertificeerde instelling (GI) verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, maar de ouders, vertegenwoordigd door de vader, waren het hier niet mee eens en stelden dat een kortere verlenging van zes maanden meer op zijn plaats zou zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling gaven de minderjarigen aan dat het goed met hen gaat, met name [minderjarige 1] die binnenkort naar de tweede klas van de mavo stroomt. De kinderrechter merkte echter op dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedomgeving en de situatie van het gezin, dat momenteel in een maatschappelijke opvang verblijft. De ouders hebben moeite om zich aan afspraken met de GI te houden en er zijn zorgen over de communicatie en de hulpverlening.
De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is, maar dat er een beperking in de duur van de ondertoezichtstelling aan de orde is. De kinderrechter verlengde de ondertoezichtstelling tot 27 mei 2023 en hield het resterende verzoek aan tot een nieuwe mondelinge behandeling op 17 mei 2023. De GI werd opgedragen om uiterlijk op 12 mei 2023 een schriftelijk verslag in te dienen over de stand van zaken, en de vader moest de kinderrechter informeren over de voortgang van de zoektocht naar een eigen woning en de verblijfsvergunning van de moeder.