ECLI:NL:RBZWB:2023:929

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
403653_T25012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met aanhouding van resterend verzoek tot nieuwe mondelinge behandeling

Op 25 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 27 januari 2022 en zou aflopen op 27 januari 2023. De gecertificeerde instelling (GI) verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, maar de ouders, vertegenwoordigd door de vader, waren het hier niet mee eens en stelden dat een kortere verlenging van zes maanden meer op zijn plaats zou zijn.

Tijdens de mondelinge behandeling gaven de minderjarigen aan dat het goed met hen gaat, met name [minderjarige 1] die binnenkort naar de tweede klas van de mavo stroomt. De kinderrechter merkte echter op dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedomgeving en de situatie van het gezin, dat momenteel in een maatschappelijke opvang verblijft. De ouders hebben moeite om zich aan afspraken met de GI te houden en er zijn zorgen over de communicatie en de hulpverlening.

De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is, maar dat er een beperking in de duur van de ondertoezichtstelling aan de orde is. De kinderrechter verlengde de ondertoezichtstelling tot 27 mei 2023 en hield het resterende verzoek aan tot een nieuwe mondelinge behandeling op 17 mei 2023. De GI werd opgedragen om uiterlijk op 12 mei 2023 een schriftelijk verslag in te dienen over de stand van zaken, en de vader moest de kinderrechter informeren over de voortgang van de zoektocht naar een eigen woning en de verblijfsvergunning van de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/403653 / JE RK 22-2046
Datum uitspraak: 25 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige 1],

geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 1],
hierna te noemen: [minderjarige 1],

[minderjarige 2],

geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder],

hierna te noemen: de moeder,
verblijvende te [verblijfplaats],

[de vader],

hierna te noemen: de vader,
verblijvende te [verblijfplaats],
advocaat: mr. B.G.M. de Ruijter te Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 27 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 24 november 2022;
- de oproeping van de moeder in de Staatscourant van 4 januari 2023;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader van 19 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 23 januari 2023;
- de tijdens het gesprek met de kinderrechter overhandigde brief van [minderjarige 1].
Op 25 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die apart met de kinderrechter hebben gepraat:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk;
- een vertegenwoordiger van de GI.
In verband met een ziekenhuisafspraak van [broer van minderjarigen] (de oudere broer van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]) is de moeder niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen met de ouders bij [Maatschappelijke Opvang].
Bij beschikking van 27 januari 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 27 januari 2022 tot 27 januari 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

[minderjarige 1] vertelt aan de kinderrechter dat hij geen ondertoezichtstelling wil. Het gaat goed met hem en het gaat goed op school. [minderjarige 1] stroomt binnenkort door naar de tweede klas van de mavo en als het zo goed blijft gaan kan hij misschien doorstromen naar de havo. [minderjarige 1] ervaart zowel overdag als ’s nachts veel overlast en onrust door de medebewoners van [Maatschappelijke Opvang]. Ook is het moeilijk om met het hele gezin in twee kamers te wonen.
[minderjarige 2] vertelt aan de kinderrechter dat het goed met haar gaat. Op school gaat het goed en zij speelt graag met auto’s.
In aanvulling op het verzoek stelt de vertegenwoordiger van de GI dat er nog altijd grote zorgen zijn over de opvoedomgeving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Hij is sinds december 2022 betrokken als jeugdzorgwerker.
De opvoedondersteuning met een gezinsopname bij [zorginstelling] is het afgelopen jaar niet van de grond gekomen, omdat de ouders geen woning hebben waar ze na de gezinsopname naar kunnen doorstromen. Dat is een voorwaarde van [zorginstelling]. De ouders houden zich niet aan afspraken met de GI en [Maatschappelijke Opvang]. De ouders zijn hier meermaals op aangesproken en ze hebben waarschuwingen en schriftelijke aanwijzingen ontvangen. [Maatschappelijke Opvang] heeft gedreigd om het gezin uit de opvanglocatie te zetten. De ouders begrijpen niet wat een ondertoezichtstelling inhoudt en dat baart zorgen. De onrust in het gezin wordt veroorzaakt door de ouders terwijl de ouders aangeven dat de buitenwereld zorgt voor onrust. Ten aanzien van de woonomgeving is aan [Maatschappelijke Opvang] verzocht de ouders hierbij ondersteuning te bieden. Inmiddels is er inkomen in de vorm van een uitkering. Op dit moment is van belang dat de nodige hulpverlening wordt opgestart en [thuiszorg] lijkt een passende aanbieder gelet op de culturele achtergrond van het gezin. Binnen enkele weken zal er een intakegesprek bij [thuiszorg] plaatsvinden.
Verder zijn er zorgen over [minderjarige 2]. Zij komt dagelijks een half uur te laat op school. De school wil een persoonlijkheidsonderzoek laten doen bij [minderjarige 2] om te kijken wat er bij haar speelt.
Het gezin lijkt geen hulpverlening te willen en de communicatie met de ouders is lastig vanwege de taalbarrière.
Naar aanleiding van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, geeft de jeugdzorgwerker aan dat er vanaf heden een tolk zal worden geregeld tijdens de gesprekken met de ouders.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het niet eens is met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met een jaar. Als de kinderrechter van oordeel is dat verlening van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is acht de vader een beperking in de duur van de ondertoezichtstelling van zes maanden aan de orde. De vader heeft al laten zien in een vrijwillig kader hulp te zoeken en te aanvaarden. Zo heeft de vader geregeld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu naar school gaan. Verder heeft de vader zelf een uitzendbureau benaderd waardoor hij een aantal maanden fulltime heeft gewerkt. Op dit moment is er sprake van inkomsten uit een uitkering. De vader is op zoek naar woonruimte. Aanstaande zaterdag zal de vader een woning bezichtigen met vier slaapkamers. De kans is groot dat het gezin deze woning toegewezen krijgt. Ook heeft de vader gezorgd voor bewind, mentorschap, WLZ-indicatie van het CIZ en dagbesteding voor [broer van minderjarigen]. In april 2023 komt er duidelijkheid over de verblijfsvergunning van de moeder. Doordat de vader zoveel zelf doet, is [Maatschappelijke Opvang] op de achtergrond getreden.
In het verzoek van de GI ontbreekt de informatie over de ontwikkelingen van het afgelopen jaar. De vorige jeugdzorgwerker heeft slechts twee keer contact gehad met het gezin en was niet bereikbaar. De huidige jeugdzorgwerker is nog maar kort betrokken bij het gezin. De vader geeft aan dat [minderjarige 1] zich goed ontwikkelt en zal instromen in de tweede klas van de mavo. [minderjarige 1] heeft geen ondergewicht, hij heeft vrienden en helpt anderen graag. Dat [minderjarige 1] soms wat teruggetrokken is, is onvoldoende voor een ondertoezichtstelling. [minderjarige 2] heeft geen leerachterstand en geen ondergewicht. De reden dat [minderjarige 2] dagelijks een half uur te laat op school komt, is dat zij pas naar school kan worden gebracht nadat [broer van minderjarigen] is opgehaald voor de dagbesteding. Wanneer het gezin zou verhuizen naar de beoogde woning, is dat probleem opgelost omdat die woning vlakbij de school van [minderjarige 2] is. De ouders staan achter een persoonlijkheidsonderzoek van [minderjarige 2].
Tot slot is van belang dat de oudste zoon, [voornaam] die in [plaats] woont en in Breda rechten studeert, het gezin waar nodig ondersteunt. Ondanks dat de vader wel wat Nederlands spreekt en begrijpt, is de aanwezigheid van een tolk tijdens gesprekken van belang zodat er geen essentiële informatie verloren gaat.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Volgens artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog steeds forse zorgen zijn over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
Het gezin woont al geruime tijd in de opvang bij [Maatschappelijke Opvang], in afwachting van een eigen woning. Ondanks deze woonomgeving, die verre van ideaal is, is het [minderjarige 1] gelukt om door te stromen naar de tweede klas van de mavo. Ook heeft hij nu vrienden op school met wie hij regelmatig gaat voetballen. [minderjarige 1] geeft zelf aan dat het goed met hem gaat. Aan de andere kant ziet de kinderrechter dat de huidige woonsituatie van het gezin zwaar is voor [minderjarige 1].
Met de GI en de ouders, vindt de kinderrechter het belangrijk dat er voor [minderjarige 2] een persoonlijkheidsonderzoek komt. Ten aanzien van het probleem dat [minderjarige 2] structureel een half uur te laat op school komt overweegt de kinderrechter dat het op de weg van de GI had gelegen om na te gaan wat de oorzaak daarvan is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het om een praktisch probleem gaat en dat er geen sprake is van onwil bij de ouders. De GI had de ouders kunnen begeleiden bij het vinden van een oplossing daarvoor. Mochten de ouders onverhoopt niet in aanmerking komen voor de door hen beoogde woning, dan verwacht de kinderrechter van de GI dat dit alsnog gebeurt.
De GI is de afgelopen periode niet tot nauwelijks in beeld geweest, waardoor het vertrouwen van de ouders in de GI is beschadigd en zij het nut van de ondertoezichtstelling niet zien. Het is dan ook positief dat de nieuwe jeugdzorgwerker nu betrokken is bij het gezin en dat hij voortvarend te werk gaat. Met de jeugdzorgwerker vindt de kinderrechter het van belang dat de hulpverlening bij [thuiszorg] zo spoedig mogelijk wordt opgestart en dat de ouders meewerken aan deze (en andere noodzakelijke) hulpverlening.
Ondanks dat de vader bezig is met het oplossen van de problemen binnen het gezin en daartoe daadwerkelijk stappen heeft gezet, is het de ouders niet gelukt om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW. De gestelde doelen in het kader van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald en de kinderrechter deelt het standpunt van de GI dat een gedwongen kader nog noodzakelijk is. Wel acht de kinderrechter een beperking in duur van de ondertoezichtstelling aan de orde om de voortgang te kunnen monitoren. Het resterende deel van het verzoek zal dan ook worden aangehouden tot de hierna in het dictum vermelde datum.
Van de GI wordt verwachtdat zij uiterlijk 12 mei 2023 een schriftelijk verslag indient over de stand van zaken op dat moment. Als de GI het resterende deel van haar verzoek handhaaft, dient eveneens een actueel plan van aanpak te worden overgelegd. Verder is het dan aan de GI om zorg te dragen voor een tolk voor de ouders.
Van de (advocaat van de) vader wordt verwachtdat hij de kinderrechter uiterlijk 12 mei 2023 schriftelijk informeert over de stand van zaken betreffende een eigen woning voor het gezin en de verblijfsvergunning van de moeder.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 27 januari 2023 tot 27 mei 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling op
woensdag 17 mei 2023 om 13:00 uur, bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die zitting voor de moeder, de vader en zijn advocaat, en de GI;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Can, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.