Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
Kinderalimentatie afspraak
3.De verzoeken
voorwaardelijk, haar te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 1] ;
voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank zou menen dat de man een bijdrage moet voldoen in de kosten van opvang van [minderjarige 1] zoals door de vrouw is verzocht, te bepalen dat deze door de man te betalen bijdrage mag worden verrekend met het bedrag van € 6.158,00, welk bedrag de vrouw aan de man is verschuldigd;
voorlopig,in ieder geval tot mevrouw [naam 3] of enige andere hulpverlener/zorgaanbieder de genoemde ondersteuning kan bieden, gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende twee uur per week op (het terrein of in het gebouw van) het [kinderdagverblijf] te [plaats] (met in achtneming van hetgeen is overwogen onder 4.15 en 4.16 in die beschikking). Daarnaast zijn de ouders en [minderjarige 1] voor een (jeugd)hulpverleningtraject verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeente in de regio Midden-Brabant voor de in voormelde beschikking opgenomen resultaten. De (definitieve) beslissing op het verzoek van de man over de zorgregeling (3.2. onder 2.) en op het voorwaardelijk verzoek van de vrouw over het gezag (3.1. onder 5.) is aangehouden tot dinsdag 16 april 2024 Pro Forma, in afwachting van de resultaten van dit (jeugd)hulpverleningstraject.
4,6 en 7 en de verzoeken van de man zoals vermeld in 3.2. onder 1 en 3.
4.De beoordeling
.De rechtbank constateert dat de vrouw gevoelens van onrechtvaardigheid ervaart over de kinderopvangkosten van [minderjarige 1] . Na verbreking van de relatie, toen partijen een co-ouderschapsregeling hadden, deelden zij deze kosten. Vervolgens is de bijdrage van de man gedaald, terwijl de opvangkosten voor de vrouw zijn gestegen doordat de man steeds minder de zorg draagt. Hoewel dat gevoel van de vrouw te volgen is, is het systeem van de kinderalimentatie nu eenmaal zo dat de ouder waar het kind woont de kosten van het kind voldoet, waaronder de kinderopvangkosten, terwijl de andere ouder naar draagkracht een bijdrage moet voldoen. Daarnaast betreft het tweede gedeelte van de in het ouderschapsplan beschreven zin een intentieverklaring, namelijk dat partijen de intentie hebben om betreffende kosten te verdelen. Naast het gegeven dat de kosten onvoldoende geconcretiseerd zijn, is een intentieverklaring niet afdwingbaar. Gezien het voormelde zal de rechtbank het verzoek van de vrouw zoals vermeld in 3.1. onder 2. en daarmee het voorwaardelijke verzoek van de man zoals vermeld in 3.2. onder 1. afwijzen.
5.De beslissing
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.