ECLI:NL:RBZWB:2023:9313

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
C/02/412809 / JE RK 23-1444
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Jansen
  • mr. Van Term
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met veiligheidsrisico's en conflicten tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen jarenlang zijn blootgesteld aan spanningen en conflicten tussen de ouders, wat heeft geleid tot onveiligheid en onvoorspelbaarheid in hun leven. De moeder en de kinderen verblijven momenteel in een veilige opvang, waar zij goed worden verzorgd. De vader is niet in persoon verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar zijn advocaat heeft zijn zorgen geuit over het gebrek aan contact met de kinderen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de minderjarigen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd. De ouders zijn onvoldoende in staat om de spanningen weg te nemen en de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De rechtbank heeft daarom besloten om de minderjarigen onder toezicht te stellen van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met als doel de veiligheid van de minderjarigen te waarborgen en zicht te krijgen op de mogelijkheden voor contact met de vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is om meer duidelijkheid te krijgen over de veiligheidskwesties en de mogelijkheden voor contact tussen de minderjarigen en de vader. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412809 / JE RK 23-1444
Datum uitspraak: 11 september 2023

Beschikking van de meervoudige kamer over de ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
over

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

[minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedag 3] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 3] ,

[minderjarige 4] ,

geboren op [geboortedag 4] 2022 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.P.J. Brouwers te Tilburg,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.M. Molkenboer te Tilburg.
De rechtbank merkt als informant aan:

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

locatie Eindhoven, hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 1 augustus 2023.
- de e-mails van de Raad van 8 en 9 augustus 2023 met daarbij uittreksels uit het geboorteregister.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 28 augustus 2023.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder (via Teams) met haar advocaat;
- de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De vader is, hoewel correct opgeroepen, niet in persoon verschenen. De advocaat van de vader heeft aangegeven dat de man hem een e-mail heeft gestuurd dat hij ziek is. Gezien de omstandigheid dat de vader correct is opgeroepen, op de hoogte was van de mondelinge behandeling en in rechte vertegenwoordigd wordt door zijn advocaat, heeft de rechtbank de zaak buiten aanwezigheid van de vader mondeling behandeld. De advocaat van de man had hier ook geen bezwaar tegen.
In verband met de samenhang met het door de vrouw ingediende verzoek met kenmerknummer C/02/409210 / FA RK 23/2109 zijn de zaken gezamenlijk mondeling behandeld. In deze zaak wordt bij separate beschikking beslist.

De feiten

Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank van [datum 1] 2019 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op
[datum 2] 2020 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn gedurende het huwelijk van partijen geboren. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over hen.
[minderjarige 4] is na de echtscheiding geboren. De man heeft [minderjarige 4] erkend. De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over hem uit.
De minderjarigen wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De Raad heeft ter onderbouwing van het verzoek aangegeven dat de minderjarigen jarenlang veelvuldig zijn blootgesteld aan spanningen en (fysieke) conflicten tussen de ouders. De minderjarigen hebben meermaals samen met de moeder hun toevlucht gezocht in een veilige opvang. Op die momenten moesten zij weg uit hun bekende omgeving en was er geen contact met de vader. Het lukt de ouders niet om de spanningen weg te houden bij de minderjarigen en hen onbelast en met steun vanuit beide ouders op te laten groeien. Er is sprake van onvoorspelbaarheid, onduidelijkheid en (gevoelens van) onveiligheid voor de minderjarigen, alsmede de continue dreiging van contactverlies met één van de ouders. De ouders zijn onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen weg te nemen. Het is de Raad onvoldoende gelukt om een eenduidig beeld te krijgen over de onveiligheid, omdat de ouders in hun verhalen lijnrecht tegenover elkaar staan. Het ontbreekt aan feitelijk bewijs dat er sprake is van intieme terreur. Echter, de moeder is wel met een code rood geplaatst in de vrouwenopvang en de hulpverleners en de politie vrezen voor de veiligheid van de moeder en de minderjarigen. De Raad kan niet voorbij gaan aan deze zorgen en kan het risico op ernstige gevolgen niet nemen. De minderjarigen verblijven nu wederom met de moeder in een veilige opvang op een geheime locatie. De moeder verzorgt hen goed en de betrokken hulpverlening heeft zicht op hen. De Raad heeft geadviseerd om op dit moment geen verandering aan te brengen in de situatie, hetgeen betekent dat de minderjarigen geen contact hebben met de vader en de verblijflocatie, de school en de hulpverlening geheim moeten blijven, totdat er meer zicht is op de veiligheid van de moeder en de minderjarigen. De Raad acht het van belang dat er binnen de ondertoezichtstelling zicht komt op de minderjarigen, op de ouders en op de veiligheid van de minderjarigen en de moeder in het contact met de vader, alsmede dat er hulpverlening wordt ingezet voor de minderjarigen en de ouders. Ook dient er gekeken te worden op welke wijze de minderjarigen en de vader contact met elkaar kunnen hebben en hoe de vader geïnformeerd kan worden over de minderjarigen.
Door en namens de moeder is aangegeven dat zij zich kan vinden in de inhoud van het raadsrapport. Zij vindt ook dat er zeer terughoudend moet worden gehandeld vanwege de veiligheidsrisico’s. Zij stemt in met de ondertoezichtstelling. De moeder is bereid mee te werken aan het verstrekken van informatie aan de vader in samenspraak met de GI zolang de veiligheid van de moeder en de minderjarigen gewaarborgd blijft. De zorgen over de veiligheid zijn niet alleen benoemd door de moeder, maar ook door de hulpverlening en de politie. Tevens hebben de minderjarigen aangegeven zich onveilig te voelen.
Namens de vader heeft de advocaat aangegeven dat de essentie van het rapport van de Raad is dat de verhalen van de vader en de moeder lijnrecht tegenover elkaar staan en dat de Raad de waarheid niet kan achterhalen. De conclusies van de Raad zijn louter gebaseerd op de verhalen van de moeder over haar zorgen van onveiligheid voor haar en de minderjarigen, hetgeen door de hulpverlening is herhaald. Dit is niet nader door bewijzen onderbouwd. De zorgen over de veiligheid hebben echter ernstige gevolgen, namelijk dat de vader geweerd wordt uit het leven van zijn kinderen. Hij weet niet waar zij verblijven of hoe het met hen gaat en hij heeft geen contact met hen. De vader stelt dat het verhaal van de moeder niet correct is. Echter, zolang er twijfel hierover bestaat, zal de vader niet betrokken worden in het leven van zijn kinderen. De advocaat heeft aangegeven dat hij het verzoek tot ondertoezichtstelling niet met de vader heeft besproken en dus daarover niets inhoudelijks kan zeggen. Echter, het beetje hoop voor de vader dat er weer contact kan zijn met zijn kinderen zal uit de ondertoezichtstelling moeten komen.
Namens de GI is aangegeven dat zij bereid is de ondertoezichtstelling uit te voeren. Er zullen direct jeugdzorgwerkers beschikbaar worden gesteld. Vanwege de veiligheidskwesties zal nog intern overleg plaatsvinden over hoe de zaak vorm moet worden gegeven.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij worden al jarenlang blootgesteld aan spanningen en conflicten tussen de ouders. Daarbij worden zij geconfronteerd met vergaande gevolgen, zoals het meerdere malen verblijven in een veilige opvang en het voor perioden verbreken van het contact met de vader en hun sociale omgeving. Zij worden blootgesteld aan tegenstrijdige ervaringen en gevoelens: het ene moment moeten zij vluchten en al het contact met de vader verbreken wegens grote zorgen om de veiligheid en vervolgens verblijven zij weer thuis en maakt de vader weer onderdeel uit van hun leven. Deze situatie is voor de minderjarigen zeer onvoorspelbaar en onduidelijk, zij ervaren hierdoor gevoelens van onveiligheid en er is een continue dreiging van contactverlies met de vader en hun vertrouwde sociale omgeving. De ouders zijn onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid voormelde bedreigingen weg te nemen.
Op dit moment verblijven de minderjarigen met hun moeder op een geheim adres in de veilige opvang en is het contact met de vader wederom verbroken. De rechtbank stelt vast dat er zeer ernstige zorgen zijn benoemd over de veiligheid van de moeder en de minderjarigen in het contact met de vader op basis van hetgeen de moeder heeft verteld en de betrokken hulpverlening en de politie daarover hebben aangegeven. De vader heeft dit betwist. De rechtbank constateert dat, indien deze zorgen op waarheid berusten, er dan grote veiligheidsrisico’s voor de moeder en de minderjarigen zijn. Indien er geen veiligheidsrisico’s vanuit de vader blijken te zijn dan zijn er ook ernstige zorgen. Het is in het belang van de minderjarigen indien hierover meer duidelijkheid komt.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De rechtbank zal daarom de minderjarigen onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Bij de uitvoering van die maatregel dient de GI aan onder meer de volgende doelen te werken:
- de minderjarigen groeien veilig op; zonder dreigingen, spanningen en conflicten binnen hun netwerk;
- [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ontvangen hulpverlening die hen helpt om te gaan met de gebeurtenissen van de afgelopen jaren;
- er is zicht op het veilig opgroeien van de minderjarigen bij hun moeder;
- er is zicht op de zorgen ten aanzien van de veiligheid van de minderjarigen en de moeder in contact met de vader;
- er wordt duidelijk op welke wijze de vader en de minderjarigen contact kunnen hebben met elkaar;
- de moeder is een weerbare en draagkrachtige ouder voor de minderjarigen en zij accepteert hiervoor hulpverlening;
- de minderjarigen hebben een vader die goed op de hoogte is van hun ontwikkeling en wat hen bezighoudt;
- de vader ontvangt hulpverlening in het omgaan met het zijn van vader op afstand en met hoe op afstand betrokken te kunnen zijn bij de minderjarigen.
De rechtbank acht het, mede gezien de procedure met kenmerk C/02/409210 / FA RK 23/2109 van belang dat er binnen de ondertoezichtstelling zicht komt op de veiligheidskwestie en de (on)mogelijkheden voor het contact tussen de minderjarigen en de vader, alsmede het verstrekken van informatie over de minderjarigen aan de vader.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregelen, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Eindhoven, met ingang van
11 september 2023 tot 11 september 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023 door
mr. Hamburger, voorzitter tevens kinderrechter, mr. Jansen, en mr. Van Term, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.