Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De standpunten
5.De beoordeling
De verlenging van de ondertoezichtstelling (C/02/412245 / JE RK 23-1349):
C/02/411714 / JE RK 23-1233):
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 1 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen tot 31 augustus 2024, en een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder te verlengen. De kinderrechter heeft de ouders, de GI en de Raad gehoord tijdens een mondelinge behandeling op 1 september 2023. De kinderen zijn onder toezicht gesteld sinds 31 augustus 2018 en verblijven momenteel bij de moeder. De GI heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen in de huidige thuissituatie bij de moeder, die kampt met verschillende problematiek, en heeft daarom verzocht om de kinderen terug te plaatsen bij de vader. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om de kinderen bij haar te laten wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 augustus 2024. Het verzoek van de moeder om de kinderen bij haar te laten wonen is afgewezen, evenals het verzoek van de Raad om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.