ECLI:NL:RBZWB:2023:9324

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
C/02/400624 FA RK 22-3713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig ouderlijk gezag en vaststelling omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. J.A. van Essen, verzocht om het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] alleen aan haar toe te kennen, terwijl de man, voorheen bijgestaan door mr. D.A.H. Veldhof, verzocht om gezamenlijk gezag over [minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoldoende meewerkt aan de hulpverlening en niet bereikbaar is voor de vrouw, wat leidt tot problemen in de opvoeding en verzorging van de kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om het gezag over [minderjarige 1] aan de vrouw alleen toe te kennen, en heeft het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] afgewezen. Daarnaast is een omgangsregeling vastgesteld waarbij de kinderen eenmaal in de veertien dagen bij de man verblijven, met specifieke afspraken voor vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/400624 FA RK 22-3713
Datum uitspraak: 22 december 2023
Nadere beschikking betreffende gezag en de omgang
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.A. van Essen te Breda,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
(voorheen bijgestaan door advocaat mr. D.A.H. Veldhof te Goes).
de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2017, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2020, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het nader verloop van het geding
1.1. Het nader procesverloop blijkt uit de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 31 januari 2023, met de daarin vermelde stukken;
- het F9-formulier met brief van 2 mei 2023 van mr. Van Essen;
- het F9-formulier van 6 juni 2023 van mr. Veldhof;
- het F9-formulier van 13 juni 2023 namens mr. Van Essen;
- het F9-formulier van 18 juli 2023 van mr. Veldhof;
- het F2-formulier van 9 augustus 2023 waarin mr. Veldhof zich onttrekt als advocaat van de man;
- de e-mail met bijlage van mr. Van Essen van 16 augustus 2023;
- de brief van de Raad van 3 oktober 2023;
- het op 15 november 2023 ontvangen F9-formulier met de brief met bijlagen van mr. Van Essen.
1.2. De zaak is nader behandeld op de mondelinge behandeling van 28 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij voormelde beschikking van 31 januari 2023 heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna te noemen: de minderjarigen) hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw en de man voorlopig gerechtigd is tot contact met de minderjarigen op de wijze zoals vermeld in rechtsoverweging 4.3, waarin staat aangegeven dat:
4.3
In afwachting van het traject/de trajecten voornoemd hebben partijen op de zitting afspraken gemaakt over het voorlopige contact tussen de man en de kinderen. Zij zijn daarbij overeengekomen dat de kinderen voorlopig, in ieder geval tot en met 1 april 2023, in principe de oneven weken van zaterdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de man verblijven, met enkele uitzonderingen. Zo is de man twee weekenden niet beschikbaar door zijn werk en partijen hebben ook afspraken gemaakt over de carnavalsvakantie. De kinderen eten op zaterdag bij de vrouw en gaan vervolgens naar de man. Op zondag eten de kinderen bij de man en gaan ze vervolgens weer terug naar de vrouw. Daarbij zijn de ouders ook overeengekomen dat zij medio februari 2023 afspraken maken over het contact tussen de man en de kinderen in de maanden mei en juni 2023. Medio april 2023 maken de ouders afspraken over de maanden tot en met augustus 2023.
Uitzonderingen op deze onderlinge afspraak zijn een kinderfeestje van de kinderen waarvoor ze uitgenodigd zijn, als één van de ouders wegens privéomstandigheden niet kan of als het werkrooster van de man wijzigt. Dit overleggen ouders twee weken van te voren met elkaar via de mail. Mocht er vanwege het werk van de man iets tussen komen, zal de man dit uiterlijk twee weken voorafgaand aan het contactmoment schriftelijk (per e-mail) kenbaar maken aan de vrouw, waarbij de man die werkwijziging inzichtelijk maakt. Als het contactmoment onverhoopt om een andere reden dan het werk van de man niet door kan gaan, zijn partijen overeengekomen dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.
Tot slot zijn partijen overeengekomen dat de man in ieder geval binnen twee dagen kijkt en reageert op berichten die van de vrouw zijn binnengekomen op zijn telefoon. Als de man niet bereikbaar is vanwege zijn werk, laat hij dit tijdig aan de vrouw weten.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 26 oktober 2021 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw, voor de toekomst bij vooruitbetaling, moet voldoen een bedrag van € 249,50 per maand per kind.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag en de omgang/ verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden tot 1 mei 2023 pro forma in afwachting van het bericht van de advocaten van partijen over het verloop en het resultaat van het traject bij mw. [naam] danwel [jeugdorganisatie] , met toezending van de eindrapportage van [jeugdorganisatie] en het rapport van de Raad en kennisgeving van de wijze waarop de zaak verder moet worden afgedaan.
2.2
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat het traject bij [jeugdorganisatie] en de gesprekken bij mevrouw [naam] niet tot resultaat hebben geleid. De Raad heeft daarop geadviseerd om een mondelinge behandeling te plannen om de verzoeken nader te bespreken.
2.3
Thans zijn aan de orde de verzoeken van de vrouw, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat met ingang van de te wijzen beschikking de vrouw, bij uitsluiting van de man, zal worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , althans zodanig te beslissen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
II. een omgangsregeling vast te stellen vanaf het moment dat de man over zelfstandige woonruimte beschikt, waarbij de man eenmaal per veertien dagen, gedurende de oneven weken, omgang heeft met de minderjarigen, waarbij de man [minderjarige 1] op vrijdag om 15.30 uur ophaalt van school en [minderjarige 2] thuis ophaalt, waarbij ze tot en met zaterdag 17.00 uur bij de man verblijven, alsmede gedurende de vakanties en feestdagen op de wijze zoals omschreven onder punt 13 van het verzoekschrift.
Tevens is thans aan de orde het zelfstandig verzoek van de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem en de vrouw te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige 2] .
2.4
Door en namens de vrouw is ter nadere onderbouwing van haar verzoeken aangegeven dat de man onaangekondigd niet meer is verschenen op de afspraken bij mevrouw [naam] . Hij was daarna ook niet meer bereikbaar. Vervolgens heeft de man tweemaal een gesprek gehad bij [jeugdorganisatie] . Daarna heeft hij ook richting [jeugdorganisatie] niet meer gereageerd. De vrouw heeft wel het traject gevolgd bij [jeugdorganisatie] . Zij heeft samen met [jeugdorganisatie] het door haar overgelegde concept ouderschapsplan opgesteld. Uit de door de vrouw overgelegde informatie blijkt dat [jeugdorganisatie] heeft aangegeven dat er onvoldoende sprake is van oudercommunicatie en dat er inmiddels meerdere situaties zijn voorgevallen waarin de vrouw problemen heeft ervaren in de uitvoering van het gezamenlijk gezag wegens de onbereikbaarheid van de man, zoals ten aanzien van de medicatie en het aanvragen van het paspoort voor [minderjarige 1] . Uit de door de vrouw overgelegde informatie van [psychiater] blijkt dat de vader niet bereikbaar is om te overleggen over de medicatie voor [minderjarige 1] . De man wil niet betrokken worden in de hulpverleningstrajecten van [minderjarige 1] . Hij is ook niet betrokken bij school. Feitelijk neemt de vrouw de beslissingen over de kinderen alleen. De vrouw persisteert daarom bij haar verzoek tot wijziging van het gezag. Ten aanzien van de contactregeling blijft de vrouw er tegenaan lopen dat de man het moeilijk vindt om de afspraken na te komen. De vrouw heeft er begrip voor dat de man bij Defensie werkt en een onregelmatig werkrooster heeft. De man weet dit echter ruim van tevoren en de planning kan daarop worden aangepast. Hij zegt echter op het laatste moment af en legt de verantwoordelijkheid over de kinderen dan terug bij de vrouw. Of hij geeft pas daags voor de vakantie aan wanneer de kinderen bij hem kunnen verblijven, waardoor de vrouw problemen ondervindt met het tijdig regelen van de kinderopvang. Dit veroorzaakt stress bij de vrouw en in de gezinssituatie. De vrouw wil dat de man zijn verantwoordelijkheid als vader neemt. De kinderen, met name [minderjarige 1] , heeft last van de onregelmatigheid. De vrouw probeert al ruim twee jaar tot afspraken te komen, maar dit lukt niet met de man. Ze voelt zich daardoor gefrustreerd en verdrietig. Er dient in het belang van de kinderen structuur te komen in de contactregeling.
2.5
De man heeft ter nadere onderbouwing van zijn verweer aangegeven dat hij vindt dat hij de contactregeling goed nakomt. In principe verblijven de kinderen om de twee weken bij hem en indien mogelijk ook extra op andere momenten. De man haalt de kinderen meestal op en brengt ze weer terug bij de vrouw. Mocht er een wijziging zijn in zijn werkrooster, dan legt hij hierover contact met de vrouw. De man erkent dat de communicatie tussen hem en de vrouw de laatste maanden niet goed is. De vrouw benadert alles wat de man doet als negatief. De man is gestopt met de hulpverlening, omdat dit hem veel stress gaf. Hij vindt dat de contactregeling goed verloopt en dat het daarom ook niet nodig is. Hij betwist de zorgen die de vrouw heeft geuit. De man is bereid zich aan te sluiten bij de vakantie- en feestdagenregeling in het door de vrouw bij [jeugdorganisatie] opgestelde concept ouderschapsplan. De man zal alleen van april tot juni 2024 voor een langere tijd worden uitgezonden. De man vindt het daarnaast belangrijk dat als hij een weekend niet kan er gekeken wordt of de kinderen dan een ander weekend bij hem kunnen verblijven. De man wil zijn gezag over [minderjarige 1] behouden en wil gezamenlijk met de vrouw ook het gezag over [minderjarige 2] dragen. Hij heeft niet ingestemd met de medicatie voor [minderjarige 1] , omdat hij vindt dat de oplossing voor zijn gedrag niet daarin ligt, maar in de wijze van opvoeding. Hij heeft geen contact met de psychiater. De man stelt het belang van de kinderen te kunnen overzien.
2.6
Namens de Raad is naar voren gebracht dat kinderen van deze leeftijd behoefte hebben aan structuur en regelmaat. Uit het verslag van [jeugdorganisatie] komt naar voren dat de man het moeilijk vindt om zich aan de afspraken te houden en hij moeilijk bereikbaar is. Het moet voor de kinderen tijdig duidelijk zijn wanneer zij bij de man verblijven. Het is ook in het belang van de kinderen dat de vrouw weet waar zij aan toe is en zij niet telkens ad hoc zaken voor hen moet regelen. De vraag daarbij is aan welke regeling de man zich wel kan houden. Als de man stelt dat de kinderen om het weekend bij hem kunnen verblijven, kan deze regeling worden vastgelegd. De man kan dan een maand vooraf aangeven als hij een weekend niet beschikbaar is.
Gezag
2.7
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 1:253c van het BW kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.8
De rechtbank overweegt als volgt. Op dit moment dragen partijen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en draagt de vrouw het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 2] . Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders samen het mogelijk maken dat de beslissingen over de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend voor de kinderen is. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen onvoldoende in staat zijn met elkaar te communiceren over de kinderen. Er is getracht op diverse manieren en door verschillende hulpverleningsinstanties hulp aan de ouders hiervoor te bieden, maar de man heeft hier niet aan meegewerkt, waardoor er geen verbetering is opgetreden in deze situatie. In het geval de ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van belang zijn voor de kinderen en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is echter gebleken dat de man niet goed bereikbaar is voor de vrouw, ook niet in situaties waarin zijn toestemming voor zaken betreffende de kinderen nodig is, bijvoorbeeld bij het aanvragen van een identiteitsdocument of ten behoeve van de behandeling van [minderjarige 1] . De man reageert ook niet op correspondentie en telefoontjes vanuit de instanties en hulpverlening, zoals vanuit de psychiater van [minderjarige 1] . Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de man geen contact onderhoudt met de psychiater van [minderjarige 1] . De man betrekt zichzelf niet in de behandeling van [minderjarige 1] . Ouders hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn over welke beslissing in het belang van de kinderen is, maar het is dan wel in het belang van het kind nodig dat de ouders hierover een gesprek met elkaar kunnen voeren. Daarnaast is het noodzakelijk dat beide ouders zich in het betreffende onderwerp verdiepen en, indien mogelijk, informatie opvragen bij bijvoorbeeld een arts. De vrouw wordt door het (gebrek aan) handelen van de man belemmerd in het uitvoeren van het ouderschap en de man handelt hierdoor niet in het belang van de kinderen.
2.9
De rechtbank acht gezien het voormelde wijziging van het gezag over [minderjarige 1] anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw onder I toewijzen. De rechtbank zal het zelfstandig verzoek van de man afwijzen, omdat zij dit anderszins in het belang van [minderjarige 2] noodzakelijk acht.
2.1
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de vrouw, als ouder met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen, de man wel dient te blijven informeren en consulteren over belangrijke beslissingen omtrent de kinderen.
Zorg- c.q. omgangsregeling
2.11
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 BW heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
2.12
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen en de kinderen gebaat zijn bij vaststelling van een omgangsregeling tussen de man en de kinderen.
2.13
De kinderen verblijven op dit moment eenmaal in de veertien dagen (in de oneven weken) van zaterdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man, waarbij het uitgangspunt is dat de man de kinderen ophaalt en terugbrengt. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen deze omgangsregeling te continueren. Als de man een weekend niet kan, dient er in onderling overleg gekeken te worden of de kinderen dan een ander weekend bij hem kunnen verblijven. In lijn met het door de vrouw overgelegde concept ouderschapsplan zijn de uitzonderingen op de reguliere omgangsregelingen:
- op Vaderdag zijn de kinderen bij de man van zaterdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- op Moederdag zijn de kinderen het weekend bij de vrouw;
- op eerste Paasdag zijn de kinderen bij de vrouw;
- op tweede Paasdag zijn de kinderen bij de man van 09.00 uur tot 18.00 uur;
- op oudejaarsdag en nieuwjaarsdag zijn de kinderen bij de vrouw;
- in het carnavalsweekend zijn de kinderen tot en met dinsdag 18.00 uur bij de vrouw;
- in de zes weken zomervakantie geldt een afzonderlijke regeling.
2.14
Ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen bepaalt de rechtbank, in lijn met het door de vrouw overgelegde concept ouderschapsplan, als volgt:
Carnavalsvakantie:
De kinderen zijn tot en met dinsdag 18.00 uur bij de vrouw. Daarna zijn de kinderen tot en met donderdag 18.00 uur bij de man.
Meivakantie:
In de tweede week zijn de kinderen van dinsdag 18.00 uur tot donderdag 18.00 uur bij de man.
Pasen: op tweede Paasdag zijn de kinderen bij de man van 09.00 uur tot 18.00 uur.
Pinksteren:
de kinderen zijn bij de man op tweede Pinksterdag van 09.00 uur tot 18.00 uur wanneer dit voor hem geen omgangsweekend is.
Zomervakantie:
Week 1: bij zijn de kinderen de vrouw en van zondag 09.00 uur tot en met woensdag 18.00 uur bij de man.
Week 2: de kinderen tot en met woensdag bij de man (zie de regeling week 1). In het tweede weekend van deze week zijn de kinderen van zaterdag 09.00 uur tot en met dinsdag 18.00 uur bij de man.
Week 3: de kinderen zijn vanaf dinsdag 18.00 uur bij de vrouw.
Week 4: de kinderen zijn bij de vrouw.
Week 5: de kinderen zijn bij de vrouw.
Week 6: in het weekend voordat de school begint zijn de kinderen van zondag 09.00 uur tot en met 18.00 uur bij de man.
Herfstvakantie:
De kinderen zijn in het eerste weekend op vrijdag na schooltijd tot en met zondag 18.00 uur bij de man.
Kerstvakantie:
In de oneven jaren zijn de kinderen op eerste Kerstdag vanaf 10.00 uur tot en met tweede Kerstdag 10.00 uur bij de man. In de even jaren zijn de kinderen op tweede Kerstdag vanaf 10.00 uur tot de volgende dag 10.00 uur bij de man.
De kinderen zijn ieder jaar van 28 december om 09.00 uur tot en met 30 december om 18.00 uur bij de man. Op oudejaarsdag en nieuwjaarsdag zijn de kinderen bij de vrouw.
Vrije schooldagen (zoals Hemelvaart, Goede Vrijdag en Koningsdag) en studiedagen:
De kinderen verblijven conform de reguliere weekendregeling bij de vrouw c.q. de man.
Verjaardagen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
De kinderen verblijven conform de reguliere weekendregeling bij de vrouw c.q. de man. Op de verjaardag zal de ouder waar de kinderen niet verblijven telefonisch de kinderen feliciteren.
2.15
De man kan, mede door zijn onregelmatige werk, niet altijd deze omgangsregeling en vakantie- en feestdagen regeling nakomen. De man heeft bijvoorbeeld aangegeven in 2024 waarschijnlijk van april tot en met juni uitgezonden te worden. Het is van belang dat de vrouw hier tijdig van op de hoogte wordt gesteld door de man. Wanneer de man zijn jaarrooster in zijn bezit heeft, dient hij dit voor te leggen aan de vrouw, zodat de omgangsregeling daarop kan worden aangepast. Mochten tussentijdse wijzigingen zich voordoen, dient de man dit twee weken vooraf aan te geven bij de vrouw. Als het contactmoment op het laatste moment onverhoopt om een andere reden dan het werk van de man niet door kan gaan, is de ouder waar de kinderen zouden verblijven zelf verantwoordelijk andere opvang voor de kinderen te regelen.
2.16
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van de minderjarigen is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2017, voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
bepaalt dat de man en de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2017, en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2020, gerechtigd zijn tot omgang met elkaar eenmaal in de veertien dagen (in de oneven weken) van zaterdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij (het uitgangspunt is dat) de man de kinderen ophaalt en terugbrengt, mede in ogenschouw genomen de in overweging 2.13 vermelde uitzonderingen,
alsmede conform de vakantie- en feestdagenregeling zoals vermeld in overweging 2.14;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023 door mr. Van Leuven, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.