ECLI:NL:RBZWB:2023:9325

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
C/02/411024 / JE RK 23-1114
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
  • mr. Pellikaan
  • mr. Van der Pols
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 juli 2024. De minderjarige is sinds januari 2021 uit huis geplaatst en onder toezicht gesteld van de GI. De moeder en vader van [minderjarige] zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 8 december 2023, ondanks dat de moeder had willen komen. De rechtbank heeft besloten de zaak aan te houden om de moeder en de Raad de gelegenheid te geven om aanwezig te zijn bij de volgende zitting.

De kinderrechter heeft overwogen dat de moeder onvoldoende in staat is om een stabiele opvoedomgeving te bieden en dat er ernstige zorgen zijn over haar functioneren. De GI heeft aangegeven dat de moeder niet voldoet aan de voorwaarden en dat er zorgen zijn over haar gebruik van drugs. De rechtbank heeft ambtshalve een advocaat aan de moeder toegevoegd, mr. J.A. Scanlan, om haar belangen te behartigen in deze ingrijpende procedure. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 6 februari 2024, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen tijdens de volgende zitting.

De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder wordt bijgestaan door een advocaat, gezien de impact van de beslissing op het leven van [minderjarige]. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep. De zaak zal opnieuw worden behandeld op [datum] 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/411024 / JE RK 23-1114
Datum uitspraak: 22 december 2023
Nadere beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),gevestigd te Etten-Leur,

betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de pleegouders] ,hierna te noemen: de pleegouders,

wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

Het verdere procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 11 juli 2023 en de daarin vermelde stukken;
- de op 6 november 2023 ontvangen brief van de GI van 6 november 2023, met bijlage.
De zaak is op 8 december 2023 door de rechtbank met gesloten deuren nader mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn verschenen en gehoord:
- de pleegmoeder;
- een vertegenwoordigster namens de GI.
Hoewel correct opgeroepen zijn de moeder, de vader en de Raad niet verschenen.

De nadere beoordeling

[minderjarige] is eind januari 2021 met instemming van de ouders uit huis geplaatst. Bij beschikking van 6 juli 2022 van deze rechtbank is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI en is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn sindsdien verlengd, voor het laatst bij voormelde beschikking van 11 juli 2023 tot 6 januari 2024. In deze beschikking is het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aangehouden. De kinderrechter heeft daarbij overwogen dat er duidelijkheid moet komen over het perspectief van [minderjarige] en dat de GI verwacht op korte termijn meer duidelijkheid te kunnen geven over het toekomstperspectief gelet op de recente onderzoeksresultaten van Groei Jeugdhulp.
Aan de orde is thans het (resterende) verzoek van de GI, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 6 juli 2024.
Bij brief van 6 november 2023 heeft de GI aangegeven dat Groei Jeugdhulp het onderzoek in mei 2023 heeft afgerond, maar geen concreet advies heeft gegeven over het opvoedperspectief. Er is wel een beeld gevormd over wat [minderjarige] nodig heeft van haar opvoeders. De GI heeft in de zomer van 2023 het perspectiefbesluit genomen dat [minderjarige] zal opgroeien in een pleeggezin en dat niet meer gewerkt zal worden aan een thuisplaatsing bij de moeder. Door een gebrek aan structuur lijkt de moeder verder te ontregelen. De moeder komt regelmatig chaotisch en verward over. Dit is onvoorspelbaar voor [minderjarige] . [minderjarige] moet kunnen terugvallen op een moeder als stabiele factor in plaats van dat zij aan de moeder structuur geeft. [minderjarige] vindt het nog moeilijk om emoties te (h)erkennen. Zij heeft van haar opvoeders nodig een soort spiegel te zijn van wat zij voelt en ervaart. De moeder houdt daarentegen haar emoties op afstand totdat ze ermee wordt overvallen en overspoeld. [minderjarige] heeft gehechtheidsschade doordat er onvoldoende is afgestemd op haar behoeften. Ze heeft onvoldoende geleerd te vertrouwen op haar opvoeders en dat heeft gevolgen voor haar emotieregulatie. Het is van belang dat zij een positieve hechtingsrelatie aangaat, waarbij sensitiviteit en responsiviteit belangrijk zijn. De moeder kan hierin onvoldoende bieden. De moeder heeft eerder in gesprekken met de GI aangegeven dat zij niet voor [minderjarige] kan zorgen. De GI heeft er ten slotte nog steeds zorgen over dat de moeder drugs gebruikt, al ontkent ze dat zelf. De moeder voldoet nog steeds niet aan de gestelde voorwaarden en toont geen initiatief om de GI over haar persoonlijke ontwikkelingen op de hoogte te houden. De moeder kan geen stabiele opvoedomgeving bieden aan [minderjarige] . De moeder is door de GI geïnformeerd over de beslissing over het opvoedperspectief. De moeder is het hier niet mee eens. De bezoeken tussen de moeder en [minderjarige] zijn in frequentie verminderd naar eenmaal per twee weken. [minderjarige] laat gedurende twee dagen na de bezoeken een gedragsverandering zien, waaronder driftig gedrag en sneller huilen. De moeder laat weinig vooruitgang zien in de invulling van deze bezoeken en in het contact met [minderjarige] . Ze sluit weinig bij [minderjarige] aan, komt niet tot spel met haar en gaat niet met haar naar buiten. De vader is niet meegenomen in het onderzoek van Groei Jeugdhulp, omdat hij niet wilde meewerken. De GI komt niet in contact met de vader. De afgelopen maanden heeft de vader ook geen bezoek gehad met [minderjarige] . Terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader is dus ook niet aan de orde. De GI heeft een ander pleeggezin voor [minderjarige] gezocht, omdat de pleegouders eigenlijk alleen crisisopvang bieden. Er is echter geen ander pleeggezin beschikbaar. De GI heeft daarom het advies van Vigere Pleegzorg overgenomen om [minderjarige] te laten opgroeien in het huidige pleeggezin. Het pleeggezin is hiertoe bereid.
Tijdens de mondelinge behandeling is daarop aanvullend namens de GI aangegeven dat de moeder weliswaar zegt adviezen te zullen opvolgen, maar dat zij er niet toe komt. De moeder heeft aangegeven te willen starten met een behandeling bij de GGz en gebruik van medicatie, maar dit komt niet van de grond. SDW is betrokken, maar er is door deze situatie meer sprake van monitoring dan begeleiding. De moeder is niet in staat het contact met [minderjarige] onbelast te laten plaatsvinden. Ze is bezig met het vertellen van haar problemen in plaats van het contact aan te gaan met [minderjarige] . De moeder is daarin niet aan te sturen. De GI overweegt om aan de Raad te verzoeken onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder wel aanwezig had willen zijn. De pleegmoeder heeft daarover aangegeven dat de moeder haar een bericht heeft gestuurd waaruit blijkt dat haar vervoer heeft afgezegd en dat zij daardoor niet de gelegenheid heeft te komen. Daarnaast was er ook geen vertegenwoordiging namens de Raad aanwezig. Uit telefonische navraag kort voor aanvang van de mondelinge behandeling is gebleken dat de Raad de uitnodiging van de rechtbank voor de mondelinge behandeling niet heeft geregistreerd.
Gezien voormelde omstandigheden en de overweging in de beschikking van 11 juli 2023 dat er duidelijkheid moet komen over het perspectief van [minderjarige] zal de rechtbank de zaak aanhouden om de moeder (en de Raad) de gelegenheid te geven tijdens de volgende mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
Vanuit de overheid is er een pilot waarin ouders zich kosteloos kunnen laten vertegenwoordigen door een advocaat in zaken die gaan over een gezagsbeëindiging. In dit geval gaat het echter om een perspectiefbesluit en (nog) niet over een gezagsbeëindiging. De moeder komt daardoor op basis van deze pilot niet in aanmerking voor een toegewezen advocaat. De rechtbank overweegt dat het in een procedure omtrent de gezagsbeëindiging en omtrent het perspectiefbesluit in de basis gaat over hetzelfde onderwerp, namelijk over waar de minderjarige zal gaan opgroeien en of er wel of niet meer gewerkt zal worden aan een thuisplaatsing van de minderjarige. Onderhavige zaak gaat dus ook om een ingrijpende beslissing, die de belangen van de moeder rechtstreeks en diep raken. De moeder heeft geen juridische bijstand van een advocaat. Klaarblijkelijk is de moeder niet in staat gebleken deze rechtsbijstand voor zichzelf te regelen. De rechtbank is van oordeel dat haar belangen thans onvoldoende behartigd worden en dat deze waarborg wel gecreëerd kan worden door ambtshalve in deze zaak een advocaat aan de moeder toe te voegen.
Hoewel een wettelijke grondslag voor de toevoeging van een advocaat aan de moeder in de Nederlandse wetgeving ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke toevoeging op grond van artikel 6 EVRM wordt vereist. De rechtbank grondt dit oordeel onder meer op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna EHRM), Nenov tegen Bulgarije, 6 juli 2009, 33738/02. Daarin is overwogen dat de specifieke omstandigheden van een zaak in ogenschouw genomen moeten worden en dat het gebrek aan rechtsbijstand tot gevolg kan hebben dat een partij de mogelijkheid wordt ontnomen om tot een doeltreffende verdediging te komen, terwijl het voorliggende geschil tot een aanzienlijke verzwakking van de verhouding tussen die partij en diens kinderen zou kunnen leiden en dus inbreuk zou kunnen maken op een wezenlijk element van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. Onder die omstandigheden is de eerbiediging van het recht op een eerlijk proces ook een waarborg voor het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven.
Gezien het voormelde zal de rechtbank de toevoeging van een advocaat bevelen. Op
18 december 2023 heeft mr. J.A. Scanlan zich telefonisch bereid verklaard om de moeder in de onderhavige procedure bij te staan. Derhalve zal de rechtbank met analoge toepassing van artikel 817, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de toevoeging van deze advocaat aan de moeder bevelen.
Aangezien de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing gelden tot
6 januari 2024 zal de rechtbank op dit moment een beslissing moeten nemen over verlenging van deze maatregelen.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Uit de overgelegde stukken van de GI en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de situatie van de moeder (en de vader) sinds de beschikking van
11 juli 2023 vrijwel niet is gewijzigd. Er is nog steeds sprake van een situatie waarin er ernstige zorgen zijn over het functioneren van de moeder. [minderjarige] verlangt ten aanzien van haar gedrag en haar ontwikkeling bepaalde opvoedvaardigheden van haar opvoeders, waar de moeder op dit moment onvoldoende over lijkt te beschikken. De moeder voldoet ook nog steeds niet aan de gestelde voorwaarden van de GI. Plaatsing van [minderjarige] bij de vader behoort evenmin tot de mogelijkheden.
Er is daarom nog steeds voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW en artikel 1:265b lid 1 BW. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg dan ook verlengen. Zoals reeds overwogen zal de rechtbank de zaak aanhouden om de moeder (en de Raad) de gelegenheid te geven tijdens de volgende mondelinge behandeling, welke zal plaatsvinden op [datum] 2024 om [tijdstip] , aanwezig te zijn. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voormelde maatregelen verlengen tot 6 februari 2024 en voor het overige aanhouden.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.

Samenvatting

De moeder was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 8 december 2023, terwijl zij wel aanwezig wilde zijn. De rechtbank wil de moeder de mogelijkheid geven aanwezig te zijn tijdens de mondelinge behandeling omdat er (onder andere) gesproken zal worden over waar [minderjarige] zal gaan opgroeien (haar perspectief). Er zal daarom al op [datum] 2024 om [tijdstip] een nieuwe zitting plaatsvinden.
De rechtbank vindt het belangrijk dat de moeder wordt bijgestaan door een advocaat, omdat het perspectief van [minderjarige] een belangrijk en bepalend onderwerp is voor de moeder. De rechtbank beslist daarom dat advocaat mr. J.A. Scanlan de moeder zal bijstaan.
De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing worden met een korte duur verlengd, namelijk tot 6 februari 2024. Tijdens de volgende zitting zal ook de verdere verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing besproken worden.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 januari 2024 tot 6 februari 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang 6 januari 2024 tot 6 februari 2024;
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
beveelt de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch, postbus 70503, 5201 CD:
mr. J.A. Scanlan, kantoorhoudende te Roosendaal, aan de Willem Elsschotlaan 94, 4707 GC, toe te voegen aan de moeder en de rechtbank van de toevoeging schriftelijk kennis te geven uiterlijk op 15 januari 2024 t.a.v. de griffie Jeugd;
bepaalt dat de griffier onverwijld een afschrift van de gedingstukken (per Zivver) toezendt aan mr. Scanlan;
houdt de behandeling van de resterende verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de mondelinge behandeling van de meervoudige kamer
van [datum] 2024 te [tijdstip], van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de moeder en haar advocaat, de vader, de pleegouders, de GI en de Raad;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023 door mr. Phillips, mr. Pellikaan en mr. Van der Pols, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.