ECLI:NL:RBZWB:2023:9328

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
RK 23-003010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op verzoekschrift ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een verzoekschrift ingediend op 1 februari 2023, ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoekster, geboren in 2002 en vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Z. Yeral, vroeg om een schadevergoeding van € 1.816,16 voor kosten van rechtsbijstand en een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De zaak tegen verzoekster was geseponeerd op 1 november 2022, maar verzoekster en haar advocaat waren pas op 23 november 2022 op de hoogte van deze beslissing. De officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, stelde dat de kosten na de sepotdatum niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, maar de rechtbank oordeelde dat verzoekster aannemelijk had gemaakt dat zij pas na de sepotdatum op de hoogte was geraakt van de sepotbeslissing. De rechtbank overwoog dat de kosten van rechtsbijstand redelijk waren en dat de vergoeding op basis van billijkheid moest worden toegekend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding toegewezen, waarbij een totaalbedrag van € 2.496,16 werd vastgesteld, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor de behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C. Gillesse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-281628-22
rk-nummer: 23-003010
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 1 februari 2023, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 2002 te [plaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. Z. Yeral, Burgemeester Prinsensingel 57a te 4701 HK Roosendaal.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.816,16, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 1 november 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 6 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. I.J.M. van der Hamsvoord en mr. Z. Yeral als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat de zaak tegen haar is geseponeerd. Verzoekster heeft kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzoekster stelt dat zij pas op 23 november na een e-mail van het Openbaar Ministerie aan haar advocaat op de hoogte is geraakt van de beslissing. Verzocht wordt om haar een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 1.816,16, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het ingediende verzoekschrift. Daartoe is in aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd dat de sepotbeslissing niet naar de advocaat is gestuurd en dat verzoekster niet meer woonachtig was op het adres aan [adres] te [plaats] . Advocaat en verzoekster zijn pas op 23 november 2022 bekend geworden met de sepotbeslissing. Na ontvangst van het procesdossier, is op 21 november 2022 het dossier bestudeerd en heeft op 22 november 2022 overleg plaatsgevonden met verzoekster. Dit betreffen alleszins redelijke kosten.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk dient te worden afgewezen. Daartoe is allereerst aangevoerd dat het onaannemelijk wordt geacht dat verzoekster pas op 23 november 2022 op de hoogte is geraakt van de sepotbrief, nu deze al op 1 november 2022 aan verzoekster is gestuurd. Het is aan verzoekster om haar advocaat tijdig te informeren. Derhalve valt niet in te zien dat de kosten die na de sepotdatum zijn gemaakt, zoals de studie van het dossier, voor rekening komen van ’s-Rijks kas. De kosten gemaakt voor 1 november 2022 komen wel voor vergoeding in aanmerking, evenals de forfaitaire vergoeding.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. Daartoe is aangevoerd dat zij zich kan voorstellen dat een advocaat werkzaamheden verricht wanneer hij niet weet dat een zaak is geseponeerd. In de zaak leek echter op het moment van de verrichte werkzaamheden geen aanleiding voor de werkzaamheden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 lid 2 Sv kan een vergoeding worden toegekend aan de gewezen verdachte voor de schade welke zij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden die zijn verricht na de sepotdatum van 1 november 2022, niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij niet kan vaststellen wanneer verzoekster op de hoogte is geraakt van het sepot. Zij gaat er dan ook vanuit dat verzoekster – zoals namens haar is aangevoerd – pas op 23 november 2022 via haar advocaat bekend is geraakt met de sepotbeslissing. De rechtbank kan zich gelet daarop voorstellen dat de advocaat de gedeclareerde werkzaamheden heeft verricht. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.816,16is dan ook in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.496,16, bestaande uit:
- € 1.816,16 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.496,16zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting derdengelden, onder vermelding van “ [verzoekster] /schadevergoeding”.
Deze beslissing is op 20 oktober 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).