ECLI:NL:RBZWB:2023:9330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
RK 23-006453
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van kosten rechtsbijstand in het kader van klaagschriftprocedure

Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.M. Dunsbergen. Het verzoek betreft de toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand, die zijn gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure. Verzoeker heeft kosten gemaakt ter hoogte van € 1.643,01 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat het verzoek afgewezen diende te worden, maar heeft dit later gedeeltelijk gewijzigd.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand voldoende zijn onderbouwd en billijk zijn. De rechtbank overweegt dat de bestede tijd niet als bovenmatig kan worden aangemerkt en dat het gehanteerde uurtarief redelijk is, gezien de ervaring en kunde van de raadsman. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toegewezen, evenals de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.

De totale vergoeding die aan verzoeker wordt toegekend bedraagt € 2.323,01. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk-nummer: 23-006453
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 10 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1991 te [plaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H.M. Dunsbergen, Parkstraat 10 te 4818 SJ Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.643,01, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de beslissing van de officier van justitie tot teruggave van het inbeslaggenomen goed van 21 december 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 6 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. I.J.M. van der Hamsvoord en mr. M.E. Broekert als gemachtigd waarnemend advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat het door hem ingediende klaagschrift ex artikel 552a Sv van 19 december 2022 heeft geleid tot de beslissing van het Openbaar Ministerie van 21 december 2022 tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen, waarna het klaagschrift op 22 december 2022 is ingetrokken. Verzoeker heeft kosten voor rechtsbijstand moeten maken in het kader van deze klaagschriftprocedure. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat, ook in het geval dat een klaagschrift heeft geleid tot een beslissing van de officier van justitie tot teruggave, de kosten voor rechtsbijstand die in dit kader zijn gemaakt voor vergoeding in aanmerking komen. Hiertoe wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1056. Verzocht wordt dan ook aan hem een vergoeding toe kennen ter hoogte van € 1.643,01, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het ingediende verzoekschrift. In aanvulling daarop is aangevoerd dat de gedeclareerde uren niet enkel zijn gemaakt ten behoeve van het opstellen van het klaagschrift, maar ook mede ten behoeve van uitleg aan cliënt over de procedure. Daarnaast hadden de verzochte kosten niet gemaakt hoeven te worden als het Openbaar Ministerie tijdig had beslist tot teruggave. Alvorens het klaagschrift is ingediend, is het Openbaar Ministerie namelijk verzocht tot teruggave over te gaan waarbij een termijn is gesteld. Verzoeker heeft het recht op vrije advocatenkeuze en heeft daarbij specifiek heeft gekozen voor bijstand door mr. Dunsbergen en het daarbij behorende uurtarief. Een advocaat die op toevoeging procedeert krijgt ongeveer punten voor dergelijke werkzaamheden. Dit komt neer op ongeveer 10 uren. De geschreven 4,20 uren zijn dan ook alleszins redelijk.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek in zijn geheel dient te worden afgewezen, gelet op het ontbreken van gronden van billijkheid. Het klaagschrift beslaat één pagina. Voorts is meermalen overleg gevoerd door de advocaat met zijn cliënt. Gelet op de in het dossier terug te vinden processtukken die de advocaat heeft opgesteld, mede gezien het gehanteerde honorarium, wordt het verzochte bedrag bovenmatig dan wel niet redelijk of in verhouding tot de verrichte werkzaamheden geacht.
In raadkamer heeft de officier van justitie het eerder ingenomen standpunt gewijzigd, in die zin dat zij zich op het standpunt stelt dat het verzoek gedeeltelijk dient te worden afgewezen. Voor wat betreft de onderbouwing is gepersisteerd bij het schriftelijke standpunt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 lid 2 Sv kan aan de gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.643,01is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De bestede tijd is niet als bovenmatig aan te merken en het gehanteerde uurtarief is gelet op de ambtshalve bekende ervaring en kunde van de raadsman alleszins redelijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.323,01, bestaande uit:
- € 1.643,01 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.323,01zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden TDNL, onder vermelding van “530 Sv [verzoeker] ”.
Deze beslissing is op 20 oktober 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).