Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, geboren in 2005, die vertegenwoordigd werd door mr. A.M.J. Joris. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 29 maart 2023 ontvangen en op 6 oktober 2023 heeft de raadkamer het onderzoek gehouden. De verzoeker was niet aanwezig bij de behandeling, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 865,76 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen de verzoeker is geseponeerd en dat hij kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand. De officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, heeft in raadkamer het standpunt ingenomen dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek en dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzochte kosten voldoende zijn onderbouwd en billijk zijn.
De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.545,76, bestaande uit € 865,76 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.