ECLI:NL:RBZWB:2023:9340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416084 / FA RK 23-5399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling tussen ouders in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een voorlopige omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.R. Klaver, verzocht om een omgangsregeling, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.M. Baas, verweer voerde tegen dit verzoek. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2023 hebben beide partijen erkend dat het van belang is om het contact tussen de man en de dochter te herstellen. Uiteindelijk zijn partijen tot een voorlopige regeling gekomen, waarbij de man en de dochter vanaf 23 december 2023 twee keer per week contact zullen hebben. De regeling houdt in dat de man de dochter op woensdag en zaterdag zal zien, met een uitbreiding van de regeling in februari 2024, afhankelijk van de ontwikkeling van het kind.

De rechtbank heeft de voorlopige omgangsregeling in de beschikking opgenomen en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling direct van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De uitspraak biedt duidelijkheid voor alle betrokkenen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/416084 / FA RK 23-5399
Datum uitspraak: 22 december 2023
beschikking betreffende provisionele voorziening
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 november 2023 ontvangen provisionele verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Klaver d.d. 11 december 2023, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Klaver d.d. 12 december 2023, met bijlagen;
- het op 13 december 2023 ingekomen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Klaver d.d. 19 december 2023, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 19 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022, hierna te noemen: [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
Bij beschikking van 6 februari 2023 heeft deze rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om haar meerderjarig te verklaren en is de grootmoeder moederszijde, mevrouw [naam] , benoemd tot voogd over de [minderjarige] .
2.4
Bij beschikking van 13 oktober 2023 heeft de rechtbank de vrouw meerderjarig verklaard met als gevolg dat de voogdij van de grootmoeder moederszijde is geëindigd.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt bij wijze van provisionele voorziening:
- te bepalen dat er een voorlopige omgangsregeling komt tussen de man en zijn dochter, een tijdelijke regeling die geldt zolang de bodemprocedure loopt, die nagekomen dient te worden vanwege rust, regelmaat en orde, voor een voorlopige regeling vast te stellen conform voorstel zoals gedaan de man en hierboven geformuleerd, althans een voorlopige regeling subsidiar, zoals de rechtbank dat in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2
De vrouw voert verweer tegen het provisionele verzoek van de man en verzoekt de rechtbank dit verzoek af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de vrouw de rechtbank:
  • Te bepalen dat voor de man een omgangsregeling geldt, waarbij [minderjarige] iedere dinsdag bij de man zal verblijven na het middagslaapje van [minderjarige] voor 2 uren lang, waarbij [minderjarige] zal wrden gebracht naar de man en zal worden gehaald bij de man thuis voor de aankomende periode van 6 maanden. Althans een regeling die uw rechtbank in het belang van [minderjarige] juist acht;
  • Te bepalen dat de man een financiële bijdrage zal leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van de [minderjarige] ter grootte van Euro 500,-- per maand. Althans een bijdrage die uw rechtbank juist acht.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat beide partijen het belang erkennen om te komen tot een contactherstel tussen de man en de [minderjarige] . Partijen zijn daarom tijdens de mondelinge behandeling een voorlopige omgangsregeling overeengekomen, inhoudende dat:
- de man en [minderjarige] met ingang van zaterdag 23 december 2023 twee keer per week contact hebben, te weten op woensdag van 16.30 uur tot 18.45 uur (inclusief reistijd), waarbij de man [minderjarige] bij de vrouw ophaalt en weer naar de vrouw brengt, en op zaterdag van 10:00 uur tot 12:00 uur (exclusief reistijd), waarbij de vrouw het vervoer van [minderjarige] voor haar rekening neemt.
- de omgangsregeling zal begin februari 2024 worden uitgebreid, in die zin dat er twee keer per week gedurende een dagdeel van drie à vier uur contact tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt, afhankelijk van de behoeften en ontwikkeling van [minderjarige] . Deze omgangsregeling zal vervolgens worden gehandhaafd totdat [minderjarige] de leeftijd van twee jaar heeft bereikt.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeboden om tegen de tijd dat [minderjarige] de leeftijd van twee jaar zal bereiken in overleg te gaan met partijen over de mogelijkheden tot uitbreiding van het contact tussen de man en [minderjarige] .
4.2
Gezien de overeenstemming tussen partijen zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen en de voorlopige omgangsregeling opnemen in een beschikking, hetgeen duidelijkheid biedt aan alle betrokkenen. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat er in afwachting van een nadere beslissing in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure een
voorlopige omgangsregelinggeldt tussen de man en de [minderjarige] , inhoudende dat:
- de man en [minderjarige] met ingang van zaterdag 23 december 2023 twee keer per week contact hebben, te weten op woensdag van 16.30 uur tot 18.45 uur (inclusief reistijd), waarbij de man [minderjarige] bij de vrouw ophaalt en weer naar de vrouw brengt, en op zaterdag van 10:00 uur tot 12:00 uur (exclusief reistijd), waarbij de vrouw het vervoer van [minderjarige] voor haar rekening neemt.
- de omgangsregeling zal begin februari 2024 worden uitgebreid, in die zin dat er twee keer per week gedurende drie à vier uur contact tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt, afhankelijk van de behoeften en ontwikkeling van [minderjarige] . Deze omgangsregeling zal vervolgens worden gehandhaafd totdat [minderjarige] de leeftijd van twee jaar heeft bereikt;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.