ECLI:NL:RBZWB:2023:9344

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416212 / JE RK 23-2061
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

Op 18 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van één maand, met ingang van 5 januari 2024 tot 2 februari 2024. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige], aangezien er nog geen inzicht is in het alcoholgebruik van de moeder en er onvoldoende zicht is op de vader. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De kinderrechter heeft de ouders en de GI aangespoord om stappen te zetten om aan de voorwaarden voor terugplaatsing te voldoen, waaronder het verkrijgen van inzicht in het alcoholgebruik van de moeder en het opstellen van een veiligheidsplan. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden om de voortgang te monitoren en om te beoordelen of de ouders aan de voorwaarden hebben voldaan. De ouders hebben hun bezorgdheid geuit over de lange wachttijden voor hulpverlening en de impact daarvan op de terugplaatsing van [minderjarige]. De kinderrechter heeft begrip getoond voor de situatie van de ouders, maar benadrukt dat de veiligheid en het welzijn van [minderjarige] voorop staan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416212 / JE RK 23-2061
Datum uitspraak: 18 december 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven,
over
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ( [land] ),
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
De ouders worden bijgestaan door mr. M.T.E. Kranenburg, advocaat te Roosendaal.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 30 november 2023 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief met bijlagen van de GI van 15 december 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
1.2
De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voortgezet tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren van 18 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Poolse taal;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de vader niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Mr. Kranenburg verklaart hierover dat de vader in verband met zijn werk niet naar de rechtbank kan komen.
1.4
Volledigheidshalve merkt de kinderrechter op dat de moeder gebruik heeft gemaakt van een telefonische, niet-beëdigde, tolk. Er was voor de mondelinge behandeling geen tolk in de Poolse taal beschikbaar die fysiek naar de rechtbank kon komen. De moeder en haar advocaat zijn er uitdrukkelijk mee akkoord dat het een niet-beëdigde tolk betreft. Zij zien hierin geen belemmering voor een voortgang van de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 28 augustus 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 2 september 2023 tot 2 maart 2024.
2.3
Bij beschikking van 21 november 2023 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 21 november 2023 tot 5 december 2023.
2.4
Laatstelijk, bij voormelde beschikking van 30 november 2023, heeft de kinderrechter het spoedverzoek (met kenmerk C/02/416202 / JE RK 23-2059) afgewezen. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 5 december 2023 tot 5 januari 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.5
Op grond van bovengenoemde machtigingen verblijft [minderjarige] bij tante (vz).

3.Het (resterende) verzoek

Thans ligt het volgende restende deel van het verzoek nog ter beoordeling voor.
De GI verzoekt om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin te verlenen voor de duur van ondertoezichtstelling, zijnde de periode tot 2 maart 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het (nadere) standpunt van de GI

4.1
Namens de GI wordt, samengevat, het volgende aangevoerd. Met [minderjarige] gaat het goed. Van school begreep de GI dat [minderjarige] alles op orde heeft. Daarnaast gaat het goed op de plek waar zij nu verblijft, bij tante. Zij voelt zich daar veilig. Gezien wordt dat [minderjarige] haar ouders mist en behoefte heeft aan contact. Inmiddels hebben er tussen hen twee contactmomenten plaatsgevonden. Ook kunnen de ouders en [minderjarige] telefonisch contact met elkaar hebben. Na de vorige mondelinge behandeling van 30 november 2023 is de GI twee keer bij de moeder langs geweest, samen met hulpverlening vanuit Polon. De moeder is toen uitgelegd wat de te nemen stappen zijn om tot een terugplaatsing van [minderjarige] te kunnen komen. De moeder is uitgelegd dat zij een verwijzing van de huisarts nodig heeft voor een behandeling bij Novadic Kentron (hierna: NK). De GI begrijpt dat de moeder naar de huisarts is gegaan en zij een verwijzing heeft gekregen voor NK en GGZ. Het is vervolgens aan de moeder om intakegesprekken te plannen en op afspraken te komen. In de komende periode is het noodzakelijk dat er zicht komt op beide ouders. Voor de moeder betekent dit dat haar behandeling op gang komt, zodat er meer zicht is op haar alcoholgebruik. Ook Groei Jeugdhulp moet ingezet worden voor systeemtherapie. Bij NK is er een wachtlijst. In de tussentijd kan de moeder bloedtesten af laten nemen door de huisarts. Daaruit kan het alcoholgebruik van de moeder afgelezen worden. Dit is voor de overbruggingsperiode voor de GI voldoende om zicht te hebben op (het alcoholgebruik van) de moeder. Omdat de vader nooit bij afspraken aanwezig is in verband met zijn werk, heeft de GI geen zicht op hem. Hier moet hij tijd voor vrijmaken. Als er vervolgens voldoende zicht op beide ouders is, kan er worden gestart met het opstellen van een veiligheidsplan. Ten aanzien van het contact tussen [minderjarige] en de ouders geldt dat er na vier contactmomenten een evaluatie plaatsvindt. Wanneer het goed gaat, kan het contact worden uitgebreid. Het derde contactmoment vindt volgende week plaats. Omdat [minderjarige] met tante naar Polen gaat en de GI er niet voor heeft gekozen om [minderjarige] voor de tussentijd op een crisisplek te plaatsen, laat het vierde contactmoment langer op zich wachten. De GI zal dit gemiste contact anderszins compenseren.

5.Het (nadere) standpunt van belanghebbenden

5.1
Namens de ouders is, samengevat, aangevoerd dat de moeder inmiddels contact heeft gelegd met NK en de huisarts. De moeder dacht daarbij dat zij voor afspraken ondersteund zou worden door Polon. Dat was een misverstand. De moeder blijft erbij dat zij sinds [minderjarige] uit huis is geplaatst geen alcohol meer drinkt. Dit wil de moeder kunnen bewijzen met bloedtesten. Daarnaast heeft de moeder bij de huisarts gezorgd voor een doorverwijzing naar NK. Zij krijgt hierover van de huisarts nader bericht. Ook heeft de moeder de huisarts gevraagd om psychologische hulpverlening vanuit GGZ Breburg voor haar verslavingsproblematiek, dan wel persoonlijke problematiek waardoor de verslaving is ontstaan. Die doorverwijzing is ontvangen. Aldus is de moeder bezig om aan de door de GI gestelde voorwaarden invulling te geven. Wachtlijsten en miscommunicatie spelen haar echter parten waardoor er in de afgelopen drie weken weinig is gebeurd. Het is voor de moeder onbestaanbaar dat zij zou moeten afwachten tot haar behandeling in maart of april 2024 zal beginnen. De moeder stelt daarom voor om iedere week een bloedtest bij de huisarts te doen, zodat de GI zicht heeft op de voortgang in het kader van alcoholgebruik. Voor systeemtherapie kan er pas in januari 2024 een intake plaatsvinden. Dit duurt te lang. Daarnaast wordt het contact tussen [minderjarige] en de ouders pas na vier contactmomenten geëvalueerd. Ook dit duurt te lang. Enerzijds vinden de ouders de gestelde voorwaarden helder. Anderzijds hebben zij het gevoel alsof zij aan steeds meer moeten voldoen voordat de GI denkt aan een terugplaatsing van [minderjarige] . Daarnaast merken de ouders nog op dat er geen sprake is van een huisuitzetting, zoals in de beschikking van 30 november 2023 wordt gemeld. De ouders hebben de afspraak gemaakt dat zij nu mogen blijven waar zij zitten. Zicht op een nieuwe woning is er nog niet. Het stoort de ouders dat het veiligheidsplan, waarover in de beschikking van 30 november 2023 wordt gesproken, nog niet is opgesteld. Dit versterkt het gevoel van de ouders dat zij aan steeds meer eisen moeten voldoen voordat er aan terugplaatsing kan worden gedacht. Het is voor de ouders belangrijk dat [minderjarige] naar huis komt en kerst samen gevierd kan worden. De GI kan het gezin in de thuissituatie blijven monitoren. Het moet de ouders duidelijk zijn wat er in de komende periode, totdat behandeling bij NK kan beginnen, van hen kan worden verwacht. De ouders staan open voor hulpverlening en zij zullen daadwerkelijk invulling geven aan de traject bij NK en systeemtherapie. De GI moet er echter wel rekening mee houden dat de ouders in financiële nood verkeren. Dit maakt dat van de vader niet altijd kan worden verlangd dat hij op afspraken aanwezig is. Voorkomen moet worden dat hij zijn baan verliest.
Primair wordt verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair, wordt de kinderrechter gevraagd om rekening te houden met het belang van [minderjarige] tot gezinshereniging. Daarbij passend is een toewijzing van het verzoek, voor een korte periode, met het inlassen van een toetsmoment.
5.2
De moeder vult hierop, samengevat, nog aan dat zij hoopt dat [minderjarige] samen met de ouders kerst kan vieren. Dit is in de Poolse cultuur heel belangrijk. Dit zou tevens een test zijn voor de ouders om te laten zien dat het beter gaat.

6.De (nadere) beoordeling

6.1
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Gelet op de overgelegde stukken en de hetgeen is besproken bij de mondelinge behandeling is gebleken dat de situatie van heden ten opzichte van de situatie ten tijde van de mondelinge behandeling van 30 november 2023 onveranderd is gebleven. Hoewel de moeder de huisarts heeft bezocht en zij om een verwijzing naar NK en GGZ heeft gevraagd, is het tot daadwerkelijke intakegesprekken nog niet gekomen. Het door de GI gewenste, en voor de kinderrechter begrijpelijke, inzicht in het alcoholgebruik van de moeder is daarmee nog niet verkregen. Op de vader is in de afgelopen periode evenmin zicht gekomen.
6.3
Dit maakt voor nu dat een langere uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat ondanks inzet van hulpverlening en het bezoek van moeder aan de huisarts, de zorgen over het gezin niet zijn veranderd. Nu er nog steeds geen zicht is op het alcoholgebruik van de moeder, kan niet met zekerheid worden gezegd dat [minderjarige] kan rekenen op de zorg die zij nodig heeft. Hoewel de kinderrechter niet twijfelt aan de goede intentie van de moeder en zij ook begrijpt dat de taalbarrière een grote rol speelt, is er in de afgelopen weken onvoldoende van de grond gekomen om nu anders te beslissen. Naar het oordeel van de kinderrechter zijn de eerder door de GI aangevoerde zorgen niet weggenomen en dat maakt een langere uithuisplaatsing van [minderjarige] gerechtvaardigd.
6.4
De kinderrechter acht het van belang dat het voor de ouders is duidelijk waar zij aan toe zijn. Binnen afzienbare tijd moet hen helder zijn of een thuisplaatsing van [minderjarige] mogelijk is en aan welke voorwaarde de ouders moeten voldoen. De kinderrechter zet de door de GI benoemde voorwaarden op een rijtje:
- Er moet inzicht zijn op het alcoholgebruik van de moeder. Hiervoor is het afnemen van bloedtesten bij de huisarts voldoende zolang het traject bij NK niet is gestart;
- Er moet zicht zijn op de vader. Hiervoor is het nodig dat hij op afspraken verschijnt en in gesprek gaat met de GI;
- Systeemtherapie start;
- Er is een veiligheidsplan opgesteld.
6.5
Voorts hoopt de kinderrechter dat de GI, maar zeker ook de ouders, in de komende periode stappen zullen zetten om aan voormelde voorwaarden te voldoen. Hoewel de bestaande taalbarrière een rol kan spelen, mag van de ouders hierin ook eigen verantwoordelijkheid worden verwacht.
Duur van de machtiging
6.6
De kinderrechter wenst op korte termijn te monitoren of en in hoeverre de ouders aan bovengenoemde voorwaarden hebben gewerkt en daarmee in hoeverre een langere uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is. De kinderrechter ziet daarom reden om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor een beperkte duur, te weten met ingang van 5 januari 2024 tot 2 februari 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Het resterende deel van het verzoek betreft daarmee de periode van één maand, namelijk van 2 februari 2024 tot 2 maart 2024.
6.7
In overleg met de GI en de (advocaat van) moeder heeft de kinderrechter een nieuwe mondelinge behandeling bepaald, zoals in het dictum vermeld. De kinderrechter gaat ervan uit dat de vader bij de nadere mondelinge behandeling aanwezig zal zijn om op het restende deel van het verzoek te worden gehoord. Tevens verwacht de kinderrechter van de GI maximale inzet om een fysieke tolk voor de ouders te regelen, indien nodig in overleg met de advocaat van de ouders. Bijstand van de ouders door een fysiek aanwezige tolk is zeer wenselijk en aanbevolen.
6.8
De GI dient
uiterlijk één week voorafgaand aan na te melden mondelinge behandelingde kinderrechter in een schriftelijk verslag te informeren over de actuele stand van zaken ten aanzien van de genoemde voorwaarden, het contact tussen [minderjarige] en de ouders en tevens haar standpunt te geven over het resterende deel van het verzoek,
een en ander onder gelijktijdige verzending daarvan aan de advocaat van de ouders.Het is vervolgens aan de (advocaat van) de ouders om de kinderrechter zo spoedig mogelijk nadien aan te geven of een nadere mondelinge behandeling nodig is of dat de zaak voor het resterende deel schriftelijk kan worden afgedaan.
Contact
6.9
Hoewel de kinderrechter niet ter beoordeling voorligt hoe het contact tussen [minderjarige] en de ouders er in de komende periode uit dient te zien, geeft de kinderrechter de GI mee dat er gekeken moet worden naar compensatie voor het contactmoment in de periode dat [minderjarige] met haar tante in Polen is. De kinderrechter kan zich daarbij voorstellen dat [minderjarige] , in plaats van met kerst, rond oud en nieuw contact heeft met de ouders.
6.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (bij tante vaderszijde), met ingang van 5 januari 2024 tot 2 februari 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [tijdstip], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW, in afwachting van het verslag van de GI, zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.8;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de ouders, hun advocaat en de GI;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023 door mr. De Graaf, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.