In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vernietiging van de erkenning van verzoekster door [de heer 1]. Verzoekster, geboren op [geboortedag] 1984, heeft het verzoek ingediend omdat zij van mening is dat [de heer 2] haar biologische vader is en niet [de heer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet binnen de wettelijke termijn van artikel 1:205 BW heeft verzocht, maar heeft geoordeeld dat het vasthouden aan deze termijn in dit geval een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van verzoekster oplevert, zoals beschermd door artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de relatie tussen verzoekster en [de heer 2], en de gevolgen van de erkenning voor alle betrokkenen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning door [de heer 1] vernietigd moet worden, zodat [de heer 2] als de juridische vader van verzoekster kan worden erkend. De beslissing is mondeling gegeven door mr. M. de Beer, rechter en kinderrechter, en is in het openbaar uitgesproken. De griffier, mr. Van der Welle, heeft de schriftelijke uitwerking van de beslissing op 22 december 2023 vastgesteld.