ECLI:NL:RBZWB:2023:9352

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/02/415394 / JE RK 23-1904
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe echtscheidingssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 20 december 2022 en diende te worden verlengd vanwege aanhoudende zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn verwikkeld in een complexe echtscheidingsstrijd, wat leidt tot spanningen en onveiligheid voor de kinderen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de kinderen, de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de standpunten van de ouders en de gecertificeerde instelling gehoord en heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds actueel zijn. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van zes maanden, tot 20 juni 2024, en het resterende deel van het verzoek aan te houden voor een latere behandeling. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om de situatie van de kinderen te monitoren en verslag uit te brengen over de voortgang van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415394 / JE RK 23-1904
Datum uitspraak: 12 december 2023
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd in Middelburg,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R. Wouters in Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen; de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 30 oktober 2023;
  • de brief van de GI van 14 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 14 november 2023;
  • de brief van [minderjarige 1] van 13 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 16 november 2023;
  • het e-mailbericht van de moeder van 16 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 16 november 2023;
  • de brief van de GI van 5 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 5 december 2023;
  • de e-mail van de rechtbank van 7 december 2023 aan [minderjarige 1] (via het e-mailadres van zijn opa).
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige 1] ;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld, met uitzondering van wat er in zijn brief vermeld staat nu [minderjarige 1] heeft aangegeven dat de inhoud daarvan niet gedeeld mag worden. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 20 december 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 20 december 2022 en tot 20 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

Mening van [minderjarige 1]
4.1.
heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat hij het verdrietig vindt hoe de situatie nu is. Op dit moment is [minderjarige 1] zeven dagen bij zijn moeder en drie dagen bij zijn vader. Doordat de vader een nieuw werkrooster krijgt, wil hij dat [minderjarige 1] ieder weekend bij hem is. [minderjarige 1] vindt het fijn om in het weekend naar zijn vader te gaan, maar wil ook weekenden met zijn moeder en zus kunnen doorbrengen en kunnen voetballen. Daarom wil [minderjarige 1] graag om het weekend naar zijn vader gaan. Hiernaast heeft [minderjarige 1] gezegd dat hij het soms jammer vindt hoe het bij zijn vader verloopt. [minderjarige 1] denkt dat zijn vader met hem wil meedenken en interesse wil tonen, maar dat dat niet altijd goed overkomt en daar wordt hij verdrietig van. Ook heeft [minderjarige 1] aangegeven dat hij de jeugdbeschermer weinig heeft gezien en maar ongeveer drie keer met diegene heeft gesproken. Daarom weet [minderjarige 1] niet goed of het verzoek toegewezen moet worden. Verder heeft [minderjarige 1] gezegd dat hij veel heeft gehad aan de gesprekken met de kindercoach en dat hij veel waarde hecht aan de gesprekken die hij nu met [zorgorganisatie] voert, omdat hij daar over zijn ideeën en gedachten kan praten. Die kan [minderjarige 1] ook met zijn moeder en met vrienden bespreken, maar hij vindt het fijn als hij toch ergens naartoe kan gaan. Als laatste heeft [minderjarige 1] aangegeven dat [minderjarige 2] (de volgende keer) ook graag met de kinderrechter wil praten.
Standpunt van de GI
4.2.
De GI handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing hiervan naar haar verzoek waarin, kort samengevat, het volgende staat opgenomen. De ouders zijn verwikkeld in een complexe strijd waarbij de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit het oog zijn verloren. Doordat de ouders op dit moment niet de samenwerking kunnen aangaan nu zij weinig tot geen vertrouwen in elkaar hebben en een gebrek in de communicatie laten zien, kunnen zij de zorgen rondom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet op eigen verantwoordelijkheid laten afnemen. Hiernaast zijn er onduidelijkheden over de zorgregeling en lijken [minderjarige 1] en [minderjarige 2] regelmatig te worden ingezet om hierover afspraken te maken. Doordat de ouders te maken met complexe echtscheidingsproblematiek, een gebrek in de communicatie laten zien en angsten en onduidelijkheden ervaren, levert dat bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] spanningen, onrust en onveiligheid op. Hierdoor groeien [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op in een omgeving waarin sprake kan zijn van loyaliteitsconflicten en verstoorde relaties. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten nog steeds knel met hun loyaliteiten naar de ouders, waardoor hun ontwikkeling naar eigenheid en hun emotionele ontwikkeling worden bedreigd. De GI heeft de indruk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het moeilijk vinden om het bij de ene ouder te hebben over de andere ouder. De ouders blijven naar elkaar wijzen als oorzaak van de problemen en de ontstane situatie. Hiernaast heeft de GI in haar verzoek vermeld dat [zorgorganisatie] in oktober 2023 gestart is en dat het traject ongeveer zes tot negen maanden kan gaan duren, met de mogelijkheid om dat te verlengen.
4.3.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens de GI, kort samengevat, verklaard dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. Bij aanvang van de ondertoezichtstelling heeft de GI individuele gesprekken met de ouders gevoerd om de situatie te ordenen en om te proberen overeenstemming te bereiken met betrekking tot de zorgregeling en de vakantie- en feestdagen. De ouders vinden het ingewikkeld om over dat laatste met elkaar te praten. De GI heeft verder met de ouders afspraken gemaakt over hoe zij elkaar dienen te informeren over de voortgang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun afzonderlijke thuissituaties. Ook heeft de GI gesprekken met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gevoerd om te bezien hoe het met hen gaat en hoe zij de overgang van de ene ouder naar de andere ouder ervaren. Gezien wordt dat de ouders nog steeds een strijd voeren, omdat dit ook blijkt uit de mailwisseling die de ouders hebben en die de GI op hun verzoek monitort. De ouders hebben onderling veel onbegrip, waardoor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de knel zitten. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden nog steeds door beide ouders beïnvloed. Sprake is van hardnekkige patronen, hetgeen ook door [zorgorganisatie] wordt gezien. [zorgorganisatie] is in oktober 2023 gestart, maar daarvoor hebben er eerst verdiepende gesprekken met de ouders plaatsgevonden om te bezien of [zorgorganisatie] deze casus kan oppakken gezien de complexiteit daarvan en de hardnekkigheid van de patronen die aanwezig zijn. Het heeft veel tijd en moeite gekost om die patronen te doorgronden en te bezien wat er binnen het systeem aanwezig is. De ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben inmiddels drie of vier trajecten bij verschillende instanties doorlopen die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Om goed in kaart te brengen wat een goed traject voor hen zou zijn, heeft alles wat meer tijd gekost. De GI denkt op dit moment dat de ouders nog een lang traject nodig hebben dat volgehouden dient te worden door zowel de ouders als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hierdoor kunnen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogelijk minder klem komen te zitten en kunnen de relationele problemen geneutraliseerd worden. De komende periode wil de GI de situatie verder monitoren, bezien of hetgeen de ouders is aangeleerd wordt vastgehouden en of er een vervolg noodzakelijk is. Hiernaast is namens de GI aangegeven dat de GI op dit moment minder gesprekken met de ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voert, omdat [zorgorganisatie] als instantie naar voren is geschoven. In september 2023 heeft de GI aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gevraagd of zij in november 2023 weer een gesprek willen hebben, waarbij in ieder geval [minderjarige 2] heeft aangegeven daarvoor open te staan. [minderjarige 1] kan met de GI appen, hetgeen hij soms doet.
Standpunt van de moeder
4.4.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling, voor zover van belang, verklaard dat het verzoek primair moet worden afgewezen of, subsidiair, voor zes maanden worden toegewezen met aanhouding van het resterende deel daarvan. De moeder ziet geen meerwaarde van de ondertoezichtstelling, omdat de problematiek nog steeds aanwezig is en die maatregel nog niet voor een verbetering heeft gezorgd. De vader heeft aangegeven dat zijn werkrooster gaat veranderen waardoor de zorgregeling in maart 2024 veranderd moet worden. Dit kan de problematiek verergeren. Als de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd wordt, dan vindt de moeder het belangrijk dat er een vinger aan de pols gehouden wordt om de voortgang te bewaken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem tussen de ouders en het is belangrijk dat de GI voortvarend te werk gaat.
Standpunt van de vader
Door de vader is tijdens de mondelinge behandeling, voor zover van belang, verklaard dat het verzoek kan worden toegewezen. Het hulpverleningstraject bij [zorgorganisatie] is pas gestart. De gesprekken die bij die instantie gevoerd worden vindt de vader nuttig en hij wil die dan ook voortzetten. Hiernaast heeft de vader aangegeven dat hij bij dezelfde werkgever voor ongeveer zes maanden dagdiensten gaat draaien en dat dit in maart 2024 zal veranderen. [zorgorganisatie] wil met de ouders naar de zorgregeling kijken en de vader wil dit ook nog met de GI bespreken. Het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verloopt prima. De vader toont belangstelling. Hij moet zijn aandacht over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verdelen. Verder speelt op dit moment ook de puberteit een rol.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd; en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter heeft de brief van [minderjarige 1] , het e-mailbericht van de moeder en de stukken van de GI goed gelezen. Ook heeft de kinderrechter goed geluisterd naar wat door [minderjarige 1] , de GI, de moeder en haar advocaat en de vader tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet worden verlengd voor de duur van zes maanden. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt verlengd met ingang van 20 december 2023 en tot 20 juni 2024. Het resterende deel van het verzoek wordt aangehouden en op een later moment mondeling behandeld. De kinderrechter zal hieronder zo goed als mogelijk proberen uit te leggen waarom zij tot deze beslissing is gekomen.
5.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 20 december 2022 heeft de kinderrechter vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Doordat de ouders verwikkeld zijn geraakt in een complexe strijd waarbij zij het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit het oog zijn verloren, zijn zij niet in staat om de zorgen rondom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op eigen verantwoordelijkheid te laten afnemen. Er is al geruime tijd onvoldoende samenwerking en vertrouwen en een gebrek aan communicatie tussen de ouders. Er zijn onduidelijkheden over de zorgregeling en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden regelmatig ingezet om hierover afspraken te maken. De tussen de ouders bestaande complexe echtscheidingsproblematiek, het gebrek aan communicatie tussen de ouders en de blijkens door de raad gevoerde kindergesprekken bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bestaande angsten en onduidelijkheid, leveren bij hen spanningen, onrust en onveiligheid op. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien daardoor al langere tijd op in een omgeving waarbij spanningen, loyaliteitsconflicten en verstoorde relaties aanwezig zijn. Als de situatie niet verandert, dan zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] steeds meer in de knel komen te zitten tussen de ouders. Het lukt de ouders niet om gezamenlijk gedragen afspraken te maken waarbij de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] centraal worden gezet. Omdat de ouders onvoldoende in staat en bereid zijn om onder eigen verantwoordelijkheid verandering aan te brengen in de huidige situatie, is de kinderrechter van oordeel dat een gedwongen kader in de vorm van een ondertoezichtstelling, waarbij de GI (voor met name de ouders) benodigde hulpverlening kan inzetten, sturing kan geven en regie kan voeren, noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen.
5.5.
De kinderrechter stelt nu vast dat de hierboven opgenomen zorgen nog steeds actueel zijn en dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onverminderd in hun ontwikkeling worden bedreigd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] lijken nog steeds klem te zitten tussen hun ouders en hebben last van de spanningen die zij meekrijgen van de complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders en de strijd die voortduurt. Dat baart de kinderrechter ernstig zorgen, omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gevrijwaard zouden moeten blijven van de problematiek van hun ouders en de spanning, onrust en onveiligheid die daaruit voorkomt. Ook ziet de kinderrechter dat de ouders op dit moment nog niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder hun verantwoordelijkheid te doen wegnemen. De kinderrechter begrijpt weliswaar het standpunt van de moeder dat de afgelopen periode relatief weinig zichtbare stappen zijn gezet om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te doen wegnemen, maar ziet dat de GI heeft geprobeerd om op een zorgvuldige manier de patronen in de gezinssituaties van de ouders te doorgronden en daarvoor en voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , mede gelet op het feit dat de ouders en hun minderjarige kinderen al meerdere trajecten bij verschillende instanties hebben gevolgd, de meest passende hulpverlening in te schakelen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke criteria en dat daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor zes maanden moet worden verlengd. De kinderrechter zal de genoemde kinderbeschermingsmaatregel niet voor de verzochte duur verlengen, omdat zij het belangrijk vindt dat er vinger aan de pols gehouden wordt over het verloop van de ondertoezichtstelling. Daarom wordt het resterende deel van het verzoek aangehouden.
5.6.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij de komende periode de regiefunctie verder op zich gaat nemen en op een daadkrachtige manier de ondertoezichtstelling gaat uitvoeren. Hierbij wordt ook van de GI verwacht dat zij met de ouders en de hulpverlening gaat bezien of de zorgregeling (tijdelijk) aangepast moet worden, wat in ieder geval voor maart 2024 opgepakt dient te worden. Ook wordt van de GI verwacht dat zij mij de ouders bepaalde omgangsvormen gaat bespreken die uitgesproken dienen te worden. De kinderrechter verwacht voorts van de GI dat zij
uiterlijk op de in de beslissing opgenomen pro forma datumbij de rechtbank schriftelijk verslag uitbrengt over hoe de ondertoezichtstelling verder ten uitvoer is gelegd, hoe [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich hebben ontwikkeld, welke stappen de ouders, individueel en gezamenlijk, hebben gezet, hoe het hulpverleningstraject bij [zorgorganisatie] verloopt, hoe de zorgregeling wordt nagekomen en welke afspraken er verder zijn gemaakt.
5.7.
Hiernaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat de ouders samen met [zorgorganisatie] gaan praten over verdere afspraken die gemaakt kunnen worden om samen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verdere stappen te kunnen zetten. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn nog jong, wat maakt dat de ouders nog voor een lange periode met elkaar te maken zullen hebben als ouders van hun kinderen zijnde. Dit maakt het des te belangrijker om gezamenlijk en individueel te bezien hoe de ouders in het vervolg met elkaar om dienen te gaan en afspraken kunnen maken over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.8.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van zes maanden met ingang van 20 december 2023 en tot 20 juni 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan tot
24 mei 2024 PRO FORMA, met het verzoek aan de GI om dan schriftelijk te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling zoals in de beoordeling overwogen en het standpunt of zij het resterende deel van het verzoek handhaaft;
6.4.
verzoekt de griffier om, indien nodig, de GI, de moeder (en haar advocaat) en de vader op te roepen voor de nog nader te bepalen mondelinge behandeling in mei/juni 2024;
6.5.
verzoekt de griffier om, indien nodig, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te roepen voor een nader te bepalen gelegenheid voor een kindgesprek met de kinderrechter in mei/juni 2024;
6.6.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 december
2023 door mr. Zuijdweg, in aanwezigheid van mr. Hol, griffier, en op schrift gesteld op 4 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.